weest is;’ doch dit laatste vooral brengt hij op het onderwerp der Leerrede gepast over. Van het voorbeeld van dorcas, in den tekst vermeld, wordt in het Iste deel, na voorstelling van hare gezindheid en haar gedrag, met toepassing op de overledene Koningin, uit het oogpunt van haar werkdadig en weldadig leven, een doelmatig gebruik gemaakt. In het 2de deel wordt de hooge waarde van dorcas gezindheid en gedrag, vooral ook bij het sterven, nader ingedacht, en aangetoond, dat zulk een leven (1) bij het sterven eene gezegende nagedachtenis geeft, en (2) een schat is, dien men zich weglegt tot het eeuwige leven, en ook bij dit een en ander tusschenbeiden het oog op onze ontslapene Koningin geslagen. Met eene toepasselijke vermaning,dat dit leven der liefde ons allen betaamt, dat het ook bijzonder de aangename taak der Christelijke Vrouwen, ja dat het ons aller
zaligheid is, wordt deze welgestelde Leerrede besloten. Naar de tijdsgelegenheid, waarbij zij uitgesproken is, schijnt het voorbeeld van dorcas breed genoeg uitgehaald te zijn, zoodat zelfs in het begin van het 2de deel het vervolg harer geschiedenis verhaald wordt, hetwelk Ref. voorkomt de aandacht te zeer te verdeelen; doch voor het overige heeft de Akademische Redenaar aan het werkdadig en weldadig leven van Nederlands hooggeachte Koningin alle regt gedaan, en dezelve aan de Nederlandsche Vrouwen te regt aangeprezen. Ofschoon als redevoering bij eene rouwplegtigheid niets bijzonder onderscheidends hebbende, beveelt zij zich nogtans ook van de zijde der voorstelling gunstig aan; en gelijk zij zeker met genoegen gehoord is, zal zij ook met genoegen kunnen gelezen worden, en, bij het onderhouden eener vereerende nagedachtenis aan onze Koningin, ook godsdienstigen en vaderlandschen zin kunnen aankweeken. - Tot dit zelfde einde kan ook in hare soort strekken, en is der lezing waardig,