over 't geheel ordelijk en duidelijk: doorgaans gaat eene definitie of korte stelling vooraf, welker ontleding en ontwikkeling daarna volgt. - Zonderling is het, dat de Schrijver § 5 env. als grondslag der Christelijke deugd alleen het geloof opgeeft, en weinig aanmerking neemt op de liefde, dan alleen, dat hij ze vervolgens onder de pligtmatige gezindheden omtrent God plaatst; zonderling ook, dat hij § 8 de beloften van het tegenwoordige leven, als voorwerp des geloofs, er slechts als aanhangsel in parenthesi bijvoegt, en ze ook in deze manier en orde achteraan behandelt; daarentegen zeer sterk hecht en drukt op de noodzakelijkheid en heilzaamheid van de vrees voor toekomende straffen; waarbij Rec., zonder het hier gezegde geheel ter zijde te schuiven, liever uitgaan zou van het punt, dat, wie deze vrees noodig heeft, nog niet verre gevorderd is in deugd naar het Evangelische beginsel van liefde. - Voor het overige vindt men hier zeer goed uitgewerkte artikels, b.v. over den strijd der pligten, ofschoon deze stof ook alzoo nog niet uitgeput is; over het vertrouwen op God, D. II, bl. 77-101; over de viering van den Zondag, bl. 150-6, en meer andere. - Sommige, en wel belangrijke, punten komen Rec. voor hier al te kort en onevenredig behandeld te zijn; b.v. ald. bl. 305, 6, de pligten, die op het uitwendig genoegen van anderen betrekking hebben, zoo ook het volgende over dienstvaardigheid en verdraagzaamheid; de voornaamste voorwaardelijke pligten, bl. 328 volgg., waarvan flatt tot reden geeft, dat er bij reinhard en vogel veel over te vinden is: in zulk een uitvoerig zamenstel, als dit, zou men toch meer verlangen, zoo als b.v. bl. 385-7 over de betrekking tusschen ouders en kinderen, of bl. 395-401 over de pligten jegens den Staat, bij welk een en ander nog zeer veel zou te voegen zijn, bij het laatste onder anderen over het opbrengen van belastingen, het verlangen
naar verandering in de regeringsform, den tegenstand tegen dwingelanden, enz. In de verdeeling der pligten wordt de oude orde ge-