staande werkje te vinden zij, hieraan twijfelt Rec. zeer. Er is daarin wel een bont allerlei van 24 verschillende artikels, met eene of meer daarbij behoorende Bijbelplaatsen, zonder eenige de minste orde door elkander geworpen; maar van hetgene, dat daarover bijeengebragt wordt, zou men kunnen zeggen: Het goede is niet nieuw, en het nieuwe is niet goed, of althans niet zeer
ophelderend of aannemelijk. Men kan ook niet merken, dat de Schrijver met de nieuwste Reizigers naar het Oosten, zelfs onder zijne landgenooten, zoo als burckhardt en buckingham enz., bekend is. - Voor lezers evenwel, die met zulke soort van zaken minder gemeenzaam zijn, zullen deze en gene hier voorkomende bijzonderheden onaangenaam noch onnuttig om te lezen zijn; zoo als b.v. over de gestrengheid van den winter in Judea, bl. 17; de afwisseling van het luchtsgestel, bl. 22; de naauwkeurigheid van de Heilige Schrijvers, bl. 64; de vruchtbaarheid van Judea, bl. 76; de seinen, die op reis gebruikt worden, bl. 83, althans wat daar over het reizen der karavanen voorkomt. - Verscheidene andere artikels zijn niet zoo gelukkig uitgevallen. De spreekwijze: het land bevochtigen met zijnen voet, deut. XI:10-12, zal men veel beter verstaan, wanneer men het niet, gelijk hier, neemt voor het ‘stoppen van den loop van het water, door er de aarde met den voet tegen te drukken,’ maar, gelijk b.v. van der palm, denkt aan de raderen van waterwerktuigen, die met den voet getreden werden, om het water over het land te brengen. - De opheldering bij luc. XII:54 schijnt niet van pas te zijn; want jezus spreekt niet (gelijk deze Schrijver) van het regen-jaargetijde, maar van eene regen- of onweêrsbui, die in Palestina niet zelden uit zee en dus uit het Westen opkwam. - Zeer omslagtig, zonder eenigzins nieuw te zijn, is, wat bij jes. XXXVII:36 over den wind samiël gezegd wordt; en het is ook zoo zeker niet, dat het in dit geval die wind geweest is: er zijn andere plaatsen in jesaias, die, bij de bedoelde sterfte in