| |
No. 1. Nederlandsche Muzen-Almanak voor 1838. 20ste Jaar. Te Amsterdam, bij J. Immerzeel, Jun. f 3-50.
2. Tesselschade. Jaarboekje. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. f 3-75.
3. Groninger Volksalmanak. 2de Jaargang. Te Groningen, bij J. Oomkens. f :-75.
4. Almanak tot bevordering van kennis en goeden smaak. 11de Jaargang. Te Groningen, bij J. Oomkens. f :-40.
| |
| |
5. Drentsche Volksalmanak. 2de Jaar. Te Koevorden, bij D.H. van der Scheer. f 1-:
6. Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren. 3de Jaargang. Te Deventer, bij J. de Lange. f 1-50.
7. Geldersche Volksalmanak. 4de Jaargang. Te Arnhem, bij C.A. Thieme. f :-75.
8. Utrechtsche Volksalmanak. 2de Jaargang. Te Utrecht, bij J.G. Andriessen. f :-90.
9. Calliope. Te Rotterdam, bij A. Wijnands. f 2-10.
10. Almanak voor Militairen. 4de Jaar. Te Koevorden, bij D.H. van der Scheer. f 1-20.
11. Amsterdamsche Studenten-Almanak. Te Amsterdam, bij J.D. Sijbrandi. f 1-80.
12. Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. 8ste Jaar. Te Hoorn, bij Gebr. Vermande. f :-60.
13. Almanak tot Gezellig Onderhoud. Te Deventer, bij A. ter Gunne. f :-30.
14. Miniatuur-Almanak. 2de Jaargang. Te Utrecht, bij L.E. Bosch en Zoon. f :-90.
15. Bijbelsche Almanak. (Uitgegeven door het Nederl. Godsd. Traktaatgenootschap.) Te Amsterdam, bij C.A. Spin. f :-10.
16. Nuttige en aangename Tijdkorter, enz. Door A. Hazelhoff. 26ste Jaargang. Te Groningen, bij J. Haftenkamp. f :-25.
Zietdaar het eerste zestiental Jaarboekjes, dat tot ons kwam! De menigvuldige aankondigingen doen ons nog een aantal anderen in het verschiet zien; zij komen dan echter als mosterd na den maaltijd, zoo als die, welke wij nu aankondigen, ook meestal te laat kwamen voor eene tijdige vermelding. Eene maandrubriek voor Romans is reeds behoefte geworden; eene jaarrubriek voor Almanakken wordt het evenzeer. In afwachting of de Redactie daartoe moge besluiten, zeggen wij, zoo beknopt mogelijk, ons gevoelen omtrent bovengenoemde werkjes, omdat ruimte en tijd en getal alle uitvoerigheid verbieden.
No. 1 houdt zijne reputatie staande. De bekwame Uitge- | |
| |
ver doet alwat hij kan, om, door keur van graveer- en drukkunst, belangrijkheid van inhoud en kracht van voorbeeld, de letterkundige wereld en het schoone geslacht aan zich te verpligten. Missen wij met smart beroemde namen, ontbreekt zelfs hasebroek aan de verzameling; waar Dichters als bogaers, beets, klijm, spandaw, warnsinck, withuys, om van anderen te zwijgen, medewerken, heeft men nog voor geene vermindering te vreezen. Wij leeren ook van minbekende Dichters fraaije stukken kennen, wel waardig in zulk eene verzameling den stroom der vergetelheid onttrokken te worden. De afbeeldsels van den jeugdigen beets en den krachtigen van dam van isselt versieren den titel; de overige gravures hebben ook hare waarde; dat van van speyk is echter niet bijzonder gelukkig uitgevallen. Wij lazen de meeste verzen met veel genoegen, vooral dat aan eene jonge Moeder van beets. Jaf schuilt er bijkans niet onder het koorn. Een goede geest schijnt in onze poëzij terug te komen; wij verheugen ons daarover regt hartelijk: het verval, dat wij vroeger bespeurden, worde luisterrijk uitgewischt; het debiet beantwoorde aan de kosten en zorgen van den vlijtigen en kunstkeurigen Verzamelaar en Uitgever, waartoe wij gaarne door aanprijzing medewerken, te meer omdat hij in
No. 2 een' geduchten mededinger gekregen heeft. Voor het eerst verschijnt hij in een allerbevalligst gewaad, en streeft zijnen ouderen broeder op zijde. Het zou echter jammer zijn, indien hij hem verdrong. Wij denken, dat beiden eendragtig kunnen bestaan. De naijver worde alzoo op gepaste wijze opgewekt, zonder dat zij tot laakbare jaloezij verbastere! Sapienti sat! - De titel is welgekozen, het plaatwerk allerkeurigst; behalve dat van sluyter, hetgeen ons minder beviel. Lange leverde twee gravures; couwenberg een gelijk getal op staal, die van zijne bekwaamheid getuigen, om, op kleine schaal, fraai, krachtig en uitvoerig te werken. De steendruk van klein kon op de pers van backer niet ongelukkig uitvallen; en de houtsnede van kaiser bewijst, wat die kunst vermag, als zij wordt aangemoedigd. - De inhoud wordt door proza en poëzij afgewisseld. De eerste is van den bekwamen Redacteur potgieter en van den Humoristischen lublink weddik, wiens Diaken, in den trant van huygens gedicht, alleraardigst is. De Minone van beets, Mathilde van heije en het naïve versje van brester zijn wezenlijke sieraden. Waarlijk, dit boekje opent den wedstrijd met glans! Wij vernemen, dat het debiet aanzienlijk is. Mogen in het volgende jaar de Muzen en Tesselschade ons evenzeer op zooveel keurigs en fraais blijven vergasten! Beiden verdienen voortdurend bestaan en eervolle onderscheiding.
No. 3, om met de oostelijkste provincie te beginnen, blijft als provinciaal volksboekje voorwaarts gaan. De inhoud is
| |
| |
voor den liefhebber der vaderlandsche geschiedenis belangrijk, voor den Groninger schier onmisbaar. Over het prentwerk verschoont de Uitgever zich te regt; wij willen er dan ook niet over klagen. Wanneer, zoo als nu, verdienstelijke mannen zich door keur van bijdragen beijveren, om het werkje te doen blijven, wat het behoort te zijn, voorspellen wij het een lang en bloeijend bestaan.
No. 4 wordt in grooter formaat, tot weinig hooger prijs dan te voren, uitgegeven. Voor de Leden van het Departement Leens blijft het geen ongepast geschenk. De Uitgever ziet zijne moeite, volgens verzekering der Redactie, door een ruim debiet beloond; een bewijs, dat er in het noordelijk uithoekje van ons Vaderland smaak in gevonden wordt: waarom zouden wij dan hier gispen?
No. 5 beijvert zich, om den verkregen roem te bewaren en te bevestigen. Het afbeeldsel van wemeltien is bijzonder fraai; dat van het groote Hunnebed te Borger zeer goed behandeld; het derde steendrukje beviel ons minder. De proza-inhoud is ook voor de geschiedenis belangrijk. De versjes zijn voldoende, zonder op hooge vlugt aanspraak te maken. Wij geven aan het geheel gelijken lof als in het vorige jaar.
No. 6 behoudt zijne eigenaardige kleur van welvaren en gespierde geleerdheid, die alles behalve pedant of vervelend is. Het dichtwerk beslaat eene spaarzame ruimte. Wij lazen den Wonderdoctor in het Deventersche dialect met bijzonder veel genoegen; het is in deze verzameling op zijne plaats, en vervangt, door luim, niet onaardig het diepgeleerde stuk van den in oude taalkennis doorkneden halbertsma, wien men waarlijk wel met volle regt, meer nog dan Honoris causa, den Doctorstitel in de Letteren opgedragen heeft. Maar, laat de correctie niets te wenschen over? Wij vonden althans op bl. 285 Pf. 54 voor 55, even zoo op bl. 286, en op bl. 288 Pf. 59 vs. 41 voor vs. 10, om van meerdere te zwijgen. Wij mogen niet uitweiden, maar wel verzekeren, dat Oudheid en Letteren de regte titel voor dit hoogstbelangrijke Jaarboekje is; een Volksalmanak is het echter niet; maar wel is dit
No. 7, die zijn doel getrouw, kost voor alle, meest evenwel voor Geldersche monden blijft geven. Wij bevelen vooral het Kerkhof der Batavieren, bij Setten, en het stukje over huygens Boerenhuizing, op Beekbergen, aan de aandacht onzer oudheid- en letterkundigen. Ook zonder onze welmeenende aanbeveling zal het werkje, dat zijn vierde jaar beleeft, wel een uitgebreid debiet behouden.
No. 8 is van Redacteur en grootendeels ook van medeärbeiders veranderd, maar heeft er niets bij verloren, het prentwerk echter niets bij gewonnen. De dikke, geleerde Transisalaniër zal hem wel zijne oudheidkennis niet benijden. Voor het lokale van Stad, Provincie en Hoogeschool blijft
| |
| |
hij zijne waarde behouden; ja door vele toevoegsels vermeerderde de bruikbaarheid. Wij zien een' volgenden jaargang te gemoet, om ons oordeel over dat boekje te vestigen, 't geen dit jaar althans beter is dan het vorige; meer kunnen wij er niet van zeggen.
No. 9, la noble Calliope, verschijnt dit jaar met drie fraaije steendrukplaatjes, en staat geenszins achter bij den vorigen jaargang, die toen door een' anderen Uitgever bezorgd werd. Van den broek, van der hoop, niermeijer, ten kate, lublink weddik leverden belangrijke bijdragen. De onberijmde poëzij van de kanter is verre van ongerijmd te zijn; zij beviel ons bijzonder, hoe veel men ook tegen de soort in onze taal met regt moge inbrengen. Ook in dit boekje verdwenen de sporen van verval, die wij vroeger betreurden, bijkans geheel. Met regt heeft men alwat tot den Almanak behoort weggelaten. Wij bevelen het, met volle ruimte, aan ieder, die prijs stelt op den bloei onzer zich als herhalende poëzij.
No. 10 werd ons nu eerst, op vierjarigen leeftijd, ter aankondiging gezonden. De inrigting is niet kwaad voor Militairen. Geschiedenis, levensschetsen, geschiedkundige verhalen, beschrijvingen van zee- en veldslagen, en dichtstukjes, worden in zoo vele rubrieken behandeld. Onder de tweede vindt de brave Generaal-Majoor wildeman eene verdiende en eervolle plaats; zijn afbeeldsel prijkt in steendruk tegenover den titel. De kopij van de fraaije plaat, voorstellende napoleon in den avond vóór den slag van Austerlitz, is zoo tamelijk mislukt. De achtbare moens leverde eene bijdrage in proza en eene in poëzij. Clavareau's vertaling van Mr. a. bogaers keurig vers op den dood van den Sappeur vertin is fraai, en hier zeer goed op zijne plaats. Zonder onze aanprijzing bestond het boekje reeds vier jaren; moge het, met dezelve, hoe onbeduidend en oppervlakkig ook, voorzien, nog lang voor onze dappere verdedigers, die ook de lier toonden te kunnen behandelen, blijven bestaan!
No. 11 beslaat dat nommer toevallig in onze opgave, 't geen wij aanstippen, opdat de Heeren Studenten er geene aanmerkingen op zullen maken. De inhoud getuigt van de zucht, die de studerenden onder onze studerende jongelingschap, hier en elders, bezielt, om, bij ernstiger bezigheden, ook der Muzen gepaste offers te brengen. Zij doen het in 't Latijn, Grieksch, Engelsch, Duitsch en Hollandsch; alleen het Fransch ontbreekt. Het boekje is niet lijvig, maar getuigt van den smaak der vervaardigers en van dien der redactie. Onze ruimte verbiedt alle recensie. Het weluitgevoerde afbeeldsel en het fac-simile der handteekening van Prof. c.a. den tex, zoo bespottelijk dom, in sommige Couranten-aankondigingen, du vex genoemd, versiert den titel. Is het beeld ook welgelijkend? Wij meenen, dat dat
| |
| |
van den vorigen jaargang te dien opzigte vooral niet minder voldoende was.
No. 12 beleeft reeds zijn achtste jaar. Het proza is niet van geest ontbloot; de versjes zijn luchtig opgeslagen; de prentjes schier beneden het middelmatige; het geheel voor den goedkoopen prijs niet verwerpelijk.
No. 13 begint zijne loopbaan zonder prentjes of pretensie. Het doel is; om voor weinige centen de naar geest en goederen minbevoorregte klasse een boekje te bezorgen, dat, behalve den kalender, eenige niet geheel nuttelooze lectuur bevat; en dat doel zal door de uitgave ook wel bereikt worden. Wij meenen Het beroep naar de Stad, zeer lang geleden, in een jaarboekje gelezen te hebben: is dat zoo, dan mag het nog wel eens, na zoo lang een tijdsverloop, herlezen worden.
No. 14 blijft een allerliefst geschenkje voor Dames. Formaat, inhoud, uitvoering, plaatjes, alles werkt daartoe, op eene bevallige wijze, mede. Koopt het dus, liefhebbers, indien ge 't nog niet mogt gedaan hebben, voor uwe jeugdige schoone vriendinnen; gij zult u uw geld niet beklagen, even min als wij ons de lectuur, waaronder eene fiksche Fransche vertaling door clavareau van de beroemde Opwekking van Mr. j. van lennep.
No. 15 wijkt in vorm, toon noch godsdienstigen inhoud voor vroegere broeders. Bij ondervinding kennen wij er het nut van, en volharden dus in onze aauprijzing, die het kleine boekje eigenlijk wel missen kan, daar het alom, bij gemoedelijke Christenen, geliefd, geacht en bekend genoeg is. God gebiede er voortdurend zijnen zegen op!
No. 16. Vader hazelhoff's Tijdkorter besluite ons verslag. Het is voor de zesentwintigste keer, dat hij het publiek wordt aangeboden; en, daar zijn Publiek het best bevoegd is, om over de bruikbaarheid te oordeelen van hetgeen hetzelve voor 25 centen gegeven wordt, blijkt het, dat de schrijver geacht en zijn werk geen monnikenwerk is. Wie zou niet gaarne den vlijtigen huisvader de behulpzame hand bieden, om hem en de zijnen voort te helpen? Wij wenschen dan ook den Man, die, in zijnen nederigen kring, alreeds het goede voorstond, toen al de Jaarboekjes, die wij hebben aangekondigd, nog niet bestonden, als Veteraan onzer Almanak-vervaardigers, vrede, gezondheid, lust en - een goed debiet.
En hiermede hopen wij onze taak voor dit jaar afgeweven te hebben. Wij moesten wel beknopt zijn, bij de spaarzame ruimte, welke aan die soort van letterarbeid in ons Maandwerk kan overgelaten worden. Moge ons oordeel oppervlakkig zijn, aan lectuur heeft het ons niet ontbroken, daar wij in gemoede kunnen verzekeren, het geheele zestiental, hoe ongelijksoortig ook, met zorg te hebben gelezen; en dit - niemand zal het ontkennen - was eene geduchte taak, bij den korten tijd, die ons vergund was! |
|