Jaarboekje voor de Doopsgezinde Gemeenten in de Nederlanden. Te Amsterdam, bij M. Schooneveld en Zoon. 1837. In kl. 8vo. 125 Bl. f 1-20.
Gedurende nagenoeg drie Eeuwen bestaat in ons Vaderland eene Christelijke Gemeente, die, na in het bloed harer martelaren gegrondvest te zijn, nederig en onopgemerkt voortgroeit, als eene veldbloem in het woud der verschillende Kerkgenootschappen, en sedert de Hervorming zich de vrijheid en bescherming waardig maakte, haar door alle tijden heen verleend. Door geene banden van algemeen bestuur omklemd, is zij overal in ons land verspreid, en werkt zij niet zonder vrucht, in grootere of kleinere, ja soms zeer kleine afdeelingen, aan den opbouw van het Rijk der Waarheid, in liefde en nederigheid. Door weinigen goed gekend, bestaat hare Geschiedenis nog maar in fragmenten, die op eene bekwame hand wachten, om ze zamenhangend en oordeelkundig te bewerken. Iedere bijdrage daartoe is niet alleen voor de Doopsgezinden in het algemeen, maar ook voor elken Godgeleerde belangrijk, om eenmaal het nog open vak in de bijzondere Kerkgeschiedenis aan te vullen.
De lust tot onderzoek en tot verzameling der bouwstoffen voor de bedoelde Geschiedenis is onlangs ontwaakt; wij zien dien ook in dit werkje van den even kundigen als achtingwaardigen Hoogleeraar muller doorblinken, die bij het opmaken van de Naamlijst der Doopsgezinde Gemeenten en derzelver Leeraren in de Nederlanden, welke sedert 1829 niet was uitgegeven, gepast oordeelde, om, behalve het verslag der buitenlandsche Gemeenten en het zoogenoemde Kerknieuws, daarbij ook eene rubriek van Doopsgezinde Mengelingen te voegen, waardoor het werkje zoo wel voor Doopsgezinden als voor allen, die in de Geschiedenis van hun Kerkgenootschap belang stellen, van veel waarde is geworden, en jaarlijks op een vervolg doet hopen, wanneer het debiet maar eenigzins aan de moeite en zorg van den bekwamen Verzamelaar en de kosten van de Uitgevers, die voor nette uitvoering zorgden, beantwoordt; waaraan wij, voor de eer dier verlichte Kerkgemeenschap zoo wel, als onzer vaderlandsche Geleerden, niet willen twijfelen.
Wij hebben die Mengelingen met buitengemeen veel genoegen gelezen. Zij bestaan 1. uit een beknopt onderzoek naar