deelaar, die zijne gedachten in dit Tijdschrift over vroegere leerredenen van den Heer carillon uitte. Wijdloopigheid schijnt zijn hoofdgebrek te zijn. Hier ten minste wordt bijna de geheele algemeene en kerkelijke geschiedenis in de hoofdpunten omgehaald. Wij prijzen echter hoogelijk het doel en den geest. Dat verdraagzaamheid en verlichting meer en meer komen onder jakob's nageslacht, en de Synagogen meer en meer worden leerscholen van godsdienstige kennis, deugd en godsvrucht! Het is met Nederduitsch prediken in de godsdienstige vergaderingen der Israëliten nog slechts een begin. Wij willen daarom door scherpe beoordeeling den verdienstelijken Opsteller noch den welwillenden Redenaar afschrikken. Bij dit stukje behooren:
Gezangen, voorgedragen in de Synagoge te Utrecht, tijdens het tweede Eeuwfeest aldaar, door S.E. Voorzanger, [naam of kwaliteit?] gezongen op muzijk van koch, voor en na de preek van den Heer carillon; in het Hebreeuwsch overgebragt door a.d. delaville, en oorspronkelijk vervaardigd door b.c. carillon. Te Amsterdam, bij Carillon. 6 Bl. f :-20,
Goed en gepast; het Hebreeuwsch ongemeen zuiver van druk. Het was Rec. vreemd, rijmende Hebreeuwsche verzen te lezen.