Godsdienstige Harptokkelingen. 't Hoogduitsch van Agnes Franz vrij gevolgd, door A. van der Hoop, jun. Te Rotterdam, bij W. Messchert. 1837. In gr. 8vo. X en 55 Bl. f :-90.
Het aantal van godsdienstige liederen is in onze taal niet zoo groot, of van harte heeten wij elke goede bijdrage in dit vak, hetzij dan oorspronkelijk of vertaald, welkom. En dit kleine bundeltje verdient in vele opzigten dat vriendelijke welkom. Het zijn voor het meerendeel eenvoudige en hartelijk gemeende stukjes, vol van godsdienstig gevoel, meestal vrij van dien mystieken toon, dien men in dergelijke voortbrengsels, vooral uit Duitschland, niet zelden aantreft. Enkele plaatsen zullen waarschijnlijk ook hier bij ons niet door allen zoo worden beaamd; maar toch ook slechts enkele malen zal men hier begrippen vinden, waarmede men zich niet gaarne vereenigt. De Heer van der hoop deed dus wèl met de vertaling; en, spreekt hier geen verheven poeëzij, de eenvoudige toon doet het godsdienstige harte wèl. Vele stukjes zijn ook door hem, wien niemand dichtgaven zal ontzeggen, regt zoetvloeijend en lief vertaald. In eenige missen wij die zoetvloeijendheid, met name in de eersten. Zoo komt Rec. het metrum van het Morgenlied niet zeer gelukkig gekozen voor. In dergelijke stukjes vooral zou hij altijd zeer gemakkelijke en vloeijende voetmaten verkiezen, waardoor de woorden zich als van zelve in het geheugen des godvruchtigen lezers prenten. Daarom zou hij meenen, dat ook rijmklanken, als deze:
Waak op, mijn hart! Doorgrond u
Nog eens, eer de avondstond u
Het oog door slaap bezwaart.
zooveel mogelijk moeten worden vermeden. Wij achten het onnoodig, door vele proeven ons gunstig oordeel over dit boekje te staven. Een paar coupletten, onverschillig opgeslagen, mogen den toon en trant van vele dezer stukjes eenigzins doen kennen; zij zijn genomen uit Troost in Lijden: