Stanzaas bij het Graf der Moeder van het Vaderland. Door G.A.C.W. Marquis de Thouars. Te Hoorn, bij de Gebr. Vermande. 1837. In gr. 8vo. 34 Bl. f :-30.
Het was te verwachten, dat de dood van onze geëerbiedigde Koningin eene menigte lijkdichten zou te voorschijn roepen; en dat de Marquis de thouars niet zwijgen zou, liet zich van 's mans ijver voor het Koninklijke Huis, en van zijne bereidvaardigheid, om bij elke gelegenheid te dichten en te doen drukken, gereedelijk voorspellen. Welgemeend zijn deze Stanzaas ongetwijfeld; onzamenhangend evenzeer, en niet minder rijk aan veelvuldige herhalingen. Hier en daar vindt men goede regels en goede gedachten; zoo deed ons de aanhef iets goeds vermoeden: maar nog meer is onverstaanbaar, klanken en beelden, waaraan men moeijelijk een' zin kan hechten, of die, om hunne bespottelijkheid, ons, zeer tegen de bedoeling des Dichters, een' glimlach afpersen. Wie heeft er b.v. ooit meer gehoord van de Noordstar van haar zegenzwangre lippen, die licht verspreidt op 't krankgebeukte schip? Of wat beteekent het, als van 's Konings echt wordt gezegd:
Het paradijs des huwlijks werd betreên,
Maar met geen lucht-, geen wulpsche Ioonsche sprongen;
Neen, op de maat van hen, die 't bruidslied zongen
Van 't zalig choor, wegsmeltende in gebeên!