Gedichten van Mr. H.A. Spandaw. III Deeltjes. Nieuwe Uitgave. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1837. In kl. 8vo. f 4-50.
Het zoude dwaas en overtollig tevens zijn, deze nieuwe uitgave der Gedichten van eenen man als spandaw te willen beoordeelen. Het oordeel der natie heeft zich te zijnen opzigte sedert lang gunstig verklaard; en den beminden Dichter van zoo vele schoone en algemeen bekende stukken kunnen wij slechts geluk wenschen met den bijval, dien zijne werken hebben gevonden. Wij prijzen dan ook het denkbeeld, om alle zijne dichtstukken, door hemzelven naauwkeurig herzien, bij elkander uit te geven, en twijfelen er niet aan, of zijne verzen, door zoetvloeijendheid, door zacht gevoel, vaderlandsliefde en godsdienstigheid onderscheiden, zullen, nu voor allen gemakkelijker te verkrijgen, in veler handen komen, die ze nog niet bezaten. Hoe hoog onze jonge Dichters ook, in hunne eigene oogen, boven de ouden mogen staan, er is hier nog veel voor hen te leeren, onder anderen ook dit, dat poëzij en zoetvloeijendheid onafscheidelijk van elkander zijn.
Drie deeltjes zijn uitgegeven. Wij gelooven, dat nog een vierde moet volgen. Druk en letter zijn goed, maar toch niet zeer bevallig, en de titel vooral is slechts sober uitgevallen. Dat had bij zulk een werk anders behooren te zijn, en wij zijn het ook van den verdienstelijken Uitgever anders gewoon.