Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| |
De Heer engelen is door verschillende geschriften bij het publiek genoegzaam bekend, en ook als onderhoudende reisbeschrijver heeft hij zich vroeger door zijn Reistochtjen door Frankrijk gunstig onderscheiden. Ook het boekdeel, hetwelk Rec. hier aankondigt, handhaaft dezen welverdienden roem. De Heer engelen had in het opstellen van deze Wandelingen klippen te vermijden, waarop hij ligtelijk had kunnen stranden. Te beschrijven toch, wat aan een groot gedeelte zijner lezers hoogstwaarschijnlijk overbekend was, en wat daarenboven in tallooze beschrijvingen is te vinden, ware dwaasheid geweest. Engelen heeft eenen uitweg gekozen, waardoor zijne Wandelingen eene eigenaardige aantrekkelijkheid hebben gekregen. Hij wenschte de plaatsen nog eens te bezoeken, die hem door den tiendaagschen veldtogt merkwaardig waren geworden, en daartoe een voetreisje door dat gedeelte van België te doen, waar hij met de compagnie Groninger Studenten was geweest. Brussel was het punt, waar hij als 't ware zijn hoofdkwartier wilde opslaan. Hij begint zijnen togt van Gorcum naar Breda, en vertrekt, na eenige dagen wachtens, tot dat de noodige toestemmingen uit België ontvangen waren, van daar naar Antwerpen; op welke reize, bij de visitatie aan de Belgische grenzen, van kampen's Gedenkboek als een Itineraire en Belgique wordt ingesmokkeld! Na een kortstondig verblijf in Antwerpen, waar wij den wandelaar gaarne vergezellen bij zijn bezoek op de Citadel en in de Kathedraalkerk, vervolgt hij, langs den nieuwen spoorweg, zijnen togt naar Brussel. Eenige volgende hoofdstukken zijn aan eene gedeeltelijke beschrijving van deze stad toegewijd, waarbij vooral historische herinneringen van vroegeren en lateren tijd en volksoverleveringen van allerlei aard de aandacht des lezers aangenaam bezig houden. Wij vergezellen den reiziger vervolgens op zijn uitstapje van Brussel naar Antwerpen terug, en later op zijne voetreize andermaal van uit Brussel en thans naar die plaatsen van België, waar hij gedurende den veldtogt met zijne kameraden was geweest, aan wie hij deze Wandelingen heeft opgedragen. Nog eenige bijzonderheden aangaande Brussel besluiten dit welgeschreven en onderhoudend boek. Zietdaar, lezers, in groote en algemeene trekken, wat gij hier vinden kunt. Het zal u niet berouwen, wanneer gij den wandelaar volgt. Hij verhaalt aangenaam, eenvoudig | |
[pagina 25]
| |
en ongekunsteld, levendig en zonder jagt te maken op aardigheden. De volksoverleveringen, die een groot gedeelte van dit boek vullen, zijn, naar het oordeel van den Recensent, ook het gelukkigst geslaagd. Zij zullen te meer behagen, omdat zij zich verbinden aan voorwerpen en personen, met wie vele lezers althans, gedurende onze vereeniging met België, bekend zijn geworden; zij zijn meestal in den regten legende-trant, en verkrijgen eene eigenaardige aantrekkelijkheid, omdat zij uit den mond van den regtgeloovigen père jaques vloeijen. De invoering van dezen persoon in zijne verhalen is een gelukkig denkbeeld geweest. Natuurbeschrijvingen schijnen minder tot de sterkte van den Heer engelen te behooren: zij komen hier dan ook niet zeer talrijk voor; iets, hetgeen wij, bij de vele bestaande beschrijvingen van België, slechts prijzen kunnen. Terwijl wij dit boek dus met ruimte aanbevelen, moeten wij den Heere lngelen toch een paar aanmerkingen maken. Over het algemeen heeft hij, bij het verhalen der niet altijd stichtelijke legenden, overal de kieschheid bewaard; daarom verwonderde ons de weinig kiesche uitdrukking bl. 171. Voor iets dergelijks kan men zich niet te zorgvuldig wachten. Dat geldt ook met name van een paar toespelingen op de H. Schrift, die, wij zijn des overtuigd, volstrekt niet als profanie bedoeld worden, maar desniettemin ongepast zijn. Laten wij die oneerbiedige handelwijze aan onze Fransche buren over, bij wie men tegenwoordig schier geen boek in handen kan nemen, zonder door dergelijke dingen geërgerd te worden. Rec. acht het niet noodig, hierover verder uit te weiden, maar gelooft, dat een enkele wenk den Schrijver voldoende zijn zal. Men kan met alles, wat den Bijbel betreft, in onze dagen niet te voorzigtig zijn. Het uitwendige van dit boek verdient allen lof. Twee (Engelsche!) staalplaten zijn wezenlijke sieraden. Het vinde een ruim debiet! |
|