Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1838
(1838)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGebedenboek voor welonderwezene Katholijke Christenen, door Dr. Phil. Jos. v. Brunner, geestelijk Ministeriaalraad van het Groothertogdom Baden, te Karlsruhe. Met goedkeuring van het Bisschoppelijk Vicariaat te Bruchsal. Naar de veertiende regtmatige en verbeterde oorspronkelijke uitgave vertaald door J.A. van Belle. Te Rotterdam, bij J.A. van Belle. 1836. In kl. 8vo. XXX en 412 bl. f 2-70.Een voortreffelijk boek! Het geeft niet alleen, wat de titel belooft; maar het geeft ook veel meer en beter dan dit: men vindt hier niet slechts formulieren van gebeden, bij verschillende gelegenheden te gebruiken; maar men vindt er ook en vooral godsdienstige overdenkingen, met kortere of langere beden, of toespraken tot het Opperwezen, doorvlochten; men vindt er zelfs hier en daar nuttige wenken en onderrigtingen omtrent belangrijke zaken van Godsdienst: tusschenbeiden, hoewel spaarzaam, vindt men ook eenige dichtregels of dichtstukjes, die doorgaans goed, sommige zelfs uitmuntend zijn. Zeer juist zegt de Schrijver, bl. 85: ‘Verlichte of meer geoefende Christenen mogen hun gebedenboek niet als eene verzameling van drooge formulieren van godsvrucht beschouwen, maar als eenen leiddraad van hunne eigene vrome uitstortingen des harten, welke aan het onderwerp hunner aandacht orde en volstandigheid geest.’ Vooraf gaat eene zeer goede Inleiding, over het ware Gebed, deszelfs aard, doel en werking, en doelmatig gebruik; in welk stuk zulke heldere Evangelische denkbeelden en godvruchtige gevoelens heerschen, dat het | |
[pagina 10]
| |
door elken Christen, van wat Kerkgenootschap ook, mag gelezen en behartigd worden. Onder den titel van dagelijksche Gebeden komt, in de regtstreeksche form van gebed of tot God gerigte gedachte, een morgen- en een avondgebed voor, een ter belijdenis der zonden, en eene betuiging des harten ten opzigte van geloof, hoop en liefde. - Onder de rubriek, Gebeden der H. Mis, vindt men eerst aangewezen, wat de H. Mis is, en daarna overdenkingen en gebeden bij derzelver verschillende deelen. - Op dergelijke wijze worden ook de Biechtgebeden voorafgegaan door eene algemeene onderrigting over de vereischten tot doelmatig gebruik der Biecht; allezins wenschelijk en behartigenswaardig, ofschoon welligt, wat den grooten hoop aangaat, pia vota! en verder worden de bestanddeelen, om zoo te spreken, waaruit de Biecht bestaat, in boven gemelde form zeer goed ontwikkeld. Voortreffelijk is ook het opgemerkte bl. 82 env. omtrent het werkelijke begin der verbetering, die na de biecht volgen moet, zoodat men in deze en in de opgelegde boete niet als in een gedaan en genoegzaam werk berust. - Hierop volgen Communie-gebeden, of godsdienstige beschouwingen en ontboezemingen vóór en na die heilige plegtigheid. Schoone dagelijksche overdenkingen, (van Maandag tot Zaturdag) over God en zijne eigenschappen, wisselen nu het vorige af, en worden gevolgd door de niet minder belangrijke Zondagsgebeden, of Christelijke Godsvereering en bepeinzing, ten opzigte der volgende gewigtige onderwerpen: Aanbidding Gods, dankgebed, algemeene voorbede, Christelijke menschenliefde, getrouwheid in zijn beroep, opwekking tot de deugd, het geweten, tevredenheid, het leven van Jezus, de Christelijke Godsdienst. Een schat van Christelijke wijsheid en deugd is in dit een en ander vervat; en de Schrijver heeft ook niet nagelaten, hier, gelijk ook op andere plaatsen, eenige daartoe behoorende Bijbelteksten tusschen twee haakjes aan te wijzen. | |
[pagina 11]
| |
Het voorgaande wordt nu gepast vervangen door Gebeden op de Feesten des Heeren, d.i. (in de form als voren) op het Kersfeest, den eersten dag van het jaar, het Feest van Jezus openbaring aan de Wijzen, den Witten Donderdag, en den Heiligen Sakramentsdag, den Goeden Vrijdag, waarbij een aaneengeschakeld overzigt der Geschiedenis van Jezus lijden en dood volgens de vier Evangelisten, en vervolgens Gebeden voor alle standen en voor alle soorten van menschen, ‘vervat in denzelfden geest,’ zegt de Schrijver, ‘als die, welke de Priester op Goeden Vrijdag bij de openbare Godsdienst verrigt;’ gebeden, voegt Rec. er met genoegen bij, die van eenen echt Christelijken, menschlievenden en verdraagzamen geest getuigen, waarvan onder anderen die op bl. 320 env. voor Christenen, die in de Godsdienst anders denken en gelooven, en voor de Joden, sprekende bewijzen zijn. Verder op Hemelvaartsdag, het Pinksterfeest, het Feest der Heilige Drieëenheid. De rubriek, Gebeden op de plegtige gedachtenisdagen der Heiligen, bevat eerst eene gepaste onderrigting, waarin de katholieke leer omtrent de vereering en aanroeping (niet aanbidding) der Heiligen zoo goed als het kan, en met zoo veel wijziging en matiging wordt voorgesteld, dat die aanroeping, welke nooit geboden, maar slechts als goed en nuttig veroorloofd is, wel niet regtstreeks als onnoodig ter zijde geschoven, maar nogtans alle bijgeloovig denkbeeld daarvan zooveel mogelijk geweerd wordt, en de verstandige hierdoor van zelf opgeleid kan worden tot de gedachte, dat hij aan den eenigen, waarachtigen en algenoegzamen God en Vader van onzen Heer jezus christus, wien hij in geest en waarheid aanbidt, in alle zijne behoeften volkomen genoeg heeft. Men vindt hier dan ook, gelijk in dit geheele boek, geene gebeden, aan de Heiligen gerigt, maar, gelijk in de hierop volgende stichtelijke overdenkingen op de feestdagen der II. Maagd maria, der Apostelen, van alle Heiligen, of van eenen Heiligen in | |
[pagina 12]
| |
het bijzonder, alleen beden aan dien eenigen God en Vader der menschen opgedragen. Op dergelijke wijze wordt, onder het opschrift: bij het gedachtenishouden van alle geloovige overledenen, ook op het jaargetijde eens overledenen, met oordeel des onderscheids gehandeld en onderrigt gegeven; waarbij over hetgene, dat in dezen gebruikelijk is of toegelaten wordt, nog wel eens iets te vragen zou zijn, doch waarover Rec. zich hier niet kan of liever niet wil uitlaten. De hierop volgende Gebeden, met overdenkingen gemengd, betreffen sterfelijkheid, onsterfelijkheid en vergelding; waarna alles met eene algemeene voorbede voor de afgestorvenen, die in eenen zeer redelijken en Christelijken geest gesteld is, met eene dichterlijke navolging van het Te Deum laudamus, en eene korte bede besloten wordt. Dit boek dus, dat zich ook door goeden stijl, taal, vertaling en typographische uitvoering aanbeveelt, komt Rec. der uitgave allezins waardig voor. Niet alleen Katholieken, maar ook ProtestantenGa naar voetnoot(*) zullen het met genoegen en stichting kunnen lezen; en ook op die punten, waar de laatstgenoemden van den Schrijver, als Katholiek, verschillen, of zijne redenering te zwak mogten vinden, zullen zij zich nogtans, zoo zij onbevooroordeeld en welgezind zijn, met zijnen Christelijken en liefderijken geest wel kunnen vereenigen. Mogt dit boek door vele Katholieken, in plaats van zoo vele ellendige, geestelooze, duisternis en bijgeloof bevorderende gebedenboeken, met veel nut gebruikt worden! Mogten er vele zulke welonderwezene Katholieken door welonderwezene en welonderwijzende Geestelijken, ook in ons Vaderland, gevormd worden! |
|