Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet avondbezoek.III.
| |
[pagina 779]
| |
vermogen verworven had, en tot den onderhavigen handel eenen medgezel behoefde, zoo bekend en in de gelegenheid, om in- en verkoopen te sluiten, als de algemeen geachte P..., die door zijne uitgebreide betrekkingen der compagnieschap misschien nog ruim zoo veel voordeel aanbragt, als zijn makker door het kapitaal. Het was trouwens niet te verwonderen, dat de stadgenooten gaarne in dezen den huisvader voorthielpen, van wien men het wel wist, dat de zorg voor de zijnen hem in dit geval de les: ‘schoenmaker, houd u bij uwe leest,’ deed veronachtzamen. ‘Een spreekwoord, mijne vrienden,’ merkte de Predikant aan, ‘dat, in het voorbijgaan gezegd, veel gebruikt, maar ook veel voorbijgezien wordt. Niet weinige personen mogten het wel wat beter in het oog houden; en ook vele - Burgemeester! mag ik den tabak eens verzoeken? - Ik zal mij bij het spreekwoord houden. Ga voort, Notaris!’Ga naar voetnoot(*) ‘Verschoon ons dezen avond van uwe toepassingen, Dominé!’ zeide de zoon van Esculaap lagchende. De handel had nog slechts eenige weinige jaren geduurd, toen de voordeelen, met elken inkoop toenemende, onzen P... een aardig kapitaaltje hadden doen overwinnen. De naauwgezette man bestemde het eeniglijk voor zijne vrouw en kinderen, in geval hij - en met hem de voordeelen van zijnen post - haar mogte ontvallen. Omstreeks denzelfden tijd had hij eene tamelijke erfenis verkregen. Deze wist hij, met het vroeger voor zijn aandeel overgewonnene, niet voordeeliger, dan in denzelfden handel, te beleggen. Van wederzijden werd nu dezelfde som afgezonderd, en de handel, thans op uitgebreider schaal aangelegd, leverde - zoo als het gaat - soms wel eenig verlies, meestal echter ruime winsten op. Het gebeurde op zekeren tijd, dat het afzetten van bijna den ganschen voorraad des voorwerps van hunnen handel hen omtrent hun gansche kapitaal deed in huis hebben. Schoon anders gewoonlijk de Heer de b... de kas hield, werd dit geld (eene aanmerkelijke som, ongeveer f 26,000 beloopende) nu, ik weet niet door welk toeval, ten huize van P... | |
[pagina 780]
| |
bezorgd. Behalve eene onbeduidende som in klinkende munt, waren het effecten en bankpapier; hetwelk alles door den zorgvuldigen P... geborgen werd in een groen kistje, en, met eene aanwijzing buiten op, dat deze papieren toebehoorden aan de tusschen hem en den Heer de b... bestaande compagnieschap, wél gesloten en bezorgd. Van dit alles zeide hij echter niets tot zijne echtgenoote, welke hij, vermits te dezer gelegenheid de balans zou worden opgemaakt, met het berigt der aanmerkelijke winst op haren, na weinige weken invallenden, jaardag wilde verrassen, zoo als uit eene, naderhand gevondene, aanteekening vrij duidelijk bleek. Slechts zeer weinige dagen daarna wordt P... door eene vrij ernstige ziekte overvallen, welke, schoon in den aanvang niet hevig, zoozeer toenam, dat men voor zijn leven vreesde, en hij in eene ijlende koorts viel, die hem ten eenemale van alle bewustheid beroofde. Het verwonderde niemand, dat in die dagen de b... vroeg om de papieren, die tot beider gemeenschappelijke zaken betrekking hadden, daar hij dezelve zeide noodig te hebben. Met behulp der vrouw werden deze gezocht en al spoedig gevonden. Bedroefd en beangst wegens haren echtgenoot, gaf zij zich niet eens den tijd, om een oppervlakkig nazien van het kistje te vorderen, eer het werd medegenomen, gaf aan de b... den sleutel, en snelde, zonder zelfs aan een bewijs van ontvangst te denken, naar de ziekenkamer terug. Van achteren kan ik zeggen, dat dit niet voorzigtig was; doch van de verslagene en bekommerde vrouw, die niet wist, wat zij afgaf, kan het ons minder verwonderen. Zij ontving den volgenden morgen een klein briefje, waarin de b... haar meldde, dat de inhoud der ontvangene papieren zijne tegenwoordigheid te Amsterdam onmiddellijk vorderde; dat hij hoopte haren echtgenoot na eenige dagen in welstand weder te zien, enz. Ook dit gaf haar geene achterdocht. Maar mij - die van de zaak een enkel woord gehoord had - speelden de zonderlingste vermoedens door het hoofd, toen, twee dagen na het vertrek van de b..., mij eenige wissels werden toegezonden, om van denzelven te incasseren, met last tot protest in cas van non-betaling. Hij was weg, keerde niet terug, en was, ondanks de zorgvuldigste nasporingen, nergens te vinden. Dit bleek mij uit hetgeen regterlijk verder in 's mans zaak verrigt werd, dat zijne zaken geheel in de war waren, en dat ik schoon protesteren had, | |
[pagina 781]
| |
vermits de houders der wissels geenen gulden bekomen konden. De Heeren woonden nog geen van drieën hier; maar dit faillissement gaf destijds in dezen omtrek vele opspraak. Doch, om tot mijn onderwerp weder te keeren: P... stierf na weinige dagen, en zijne weduwe riep mijne hulp in tot regeling harer zaken. De bedroefde vrouw had wel meermalen, zoo als ik straks zeide, van haren overleden man vernomen, dat zij een onbezorgd leven zou kunnen leiden, wanneer hij mogt komen te sterven; doch deze hare hoop bleek nu geheel ijdel geweest te zijn. Behalve de voorhanden zijnde contanten (geene groote som) en een paar onbeduidende hypotheken, werd geenerlei geldswaarde gevonden. Ik waagde het, haar te vragen naar hetgeen ik vernomen had aangaande de papieren, die de b... had medegenomen. Nu ging ons een licht op, en wij twijfelden niet, of de gewetenlooze schurk had der ongelukkige vrouw haar gansche vermogen ontvreemd. Ik deed mij dadelijk door haar voorzien van de noodige volmagten, schreef aan de koopers der goederen, en bekwam door deze en andere middelen en navorschingen de zekerheid, dat in het kistje voor het aandeel van den overledene ruim f 12,000 moest zijn geweest. Gaarne beken ik, dat het mij aan den moed ontbrak, om der ongelukkige weduwe deze treurige tijding bekend te maken. Zij bekwam door voorspraak eenig pensioen, en begaf zich kort daarna naar een goedkoop oord, waar zij, zoo als ik sedert vernam, van haar gering inkomen met hare dochters sober leefde, en door vrouwelijke handwerken nog iets tot haar klein pensioen toevoegde. In eenen hartelijken brief, dien ik na eenige maanden van haar ontving, verweet zij zich hare onvoorzigtigheid, die zij als de oorzaak harer kommerlijke omstandigheden - en met regt - beschouwde, en gaf haar verlangen te kennen, om te weten, voor hoeveel zij bedrogen was geworden. Ik gaf haar in algemeene uitdrukkingen te kennen, dat, schoon het mij niet gelukt was het regte te vernemen, dit verlies nog al aanmerkelijk moest wezen. Van den eerloozen de b... werd sedert niets meer vernomen. Niets deed mij meer leed, dan den schuldige niet te kunnen achterhalen, te meer, daar ik de aanspraken der weduwe P... onwederlegbaar bewijzen kon. Aldus verliepen verscheidene jaren, en vele andere zaken hadden de levendige herinnering aan deze rampspoedige langzamerhand verdrongen, toen het mij op het onverwachtst te | |
[pagina 782]
| |
beurt viel..... Doch ik mag mijzelven niet vooruitloopen. Laat ons, mijne Heeren! eerst het glas ledigen en eene versche pijp stoppen. Het regent daar buiten zoo hevig, dat gijl. nog wel eens opsteken zoudt, al hadde ik niets meer te verhalen. De Notaris vervolgde: Het is nu ongeveer drie jaren geleden, dat ik eenen brief ontving van eenen mijner oudste vrienden, die sedert vele jaren in de West-Indiën gevestigd was, maar thans wegens eene belangrijke handelszaak eenige weinige weken in het vaderland vertoefde. Geene bloedverwanten hebbende, en weinig lust gevoelende, om tot het bezoeken zijner oude vrienden het halve land door te reizen, was hij op den inval gekomen, hen op eenen bepaalden dag bij zich te Rotterdam te noodigen, en verzocht mij met aandrang, mij aldaar ook te laten vinden, ten einde eenige dagen te zamen door te brengen in herinnering aan onze oude vriendschap, en - welligt voor het laatst op deze wereld - elkander te ontmoeten. Dit voorstel was al te uitlokkend, om er geen gehoor aan te geven. Ik bevond mij op den bepaalden tijd ter plaatse, en bragt, met een klein aantal onzer oudste en beste vrienden, eenige dagen zoo genoegelijk door, als waarvan onze Do. na het Utrechtsche feest zoo veel wist te verhalen. Menig vóór jaren gesmaakt genoegen werd opgehaald en nog eenmaal in herinnering genoten; het smartte ons allen, dat de tijd der scheiding eindelijk kwam, en ik kon een' traan niet onderdrukken, toen mijn oude vriend mij op de stoomboot bragt en met eenen handdruk afscheid van mij nam. Ik was nog niet lang op de boot geweest, en had nog naauwelijks mijn reisgezelschap opgenomen, toen ik ontdekte, dat ik den sleutel van mijn koffertje niet bij mij had, en mij, bij nader indenken, overtuigde, dat ik dien bij mijn vertrek voor den schoorsteen mijner slaapkamer had laten liggen. Daaraan viel voor het oogenblik niets te doen. Nog éénen nacht moest ik onderweg vertoeven, en dacht niet meer aan het geval, zoodra ik mij voorgenomen had, aldaar door eenen smid het slot te doen opensteken. In den namiddag stapte ik van de stoomboot naar het logement de gouden Leeuw te ..., en ging, na er eene kamer besteld en gelast te hebben, dat de kruijer, die met mijn' koffer op eenigen afstand volgde, betaald zou worden, onmiddellijk naar iemand, dien ik spreken moest, en wien ik vreesde, later niet | |
[pagina 783]
| |
te zullen te huis treffen. Het was in den avond, eer ik terugkwam. Terstond zond ik om eenen smid, die het slot opende. Niet zoodra echter had deze mijne kamer verlaten, of ik ontdekte, bij het opslaan van het deksel, tot mijne verwondering en ontsteltenis, dat ik een' verkeerden koffer van de stoomboot had medegenomen. Het was ook een zwart lederen, van dezelfde grootte en vorm als de mijne; zoodat de vergissing in de haast ligtelijk kon plaats hebben. ‘Hoe nu?’ vroeg ik mijzelven. Ik wist er niets beters op, dan aan de directie der stoomboot dadelijk mijnen koffer te beschrijven, met opgave van het adres, aan hetwelk ik de afzending verzocht; tevens kennis gevende, dat de verkeerde, indien, zoo als meer dan waarschijnlijk was, daarnaar mede gevraagd werd, in mijne handen was. ‘Maar,’ dacht ik, ‘hetgeen mij gebeurd is, kan den eigenaar van dezen koffer ook zijn overkomen. Hij kan den mijnen medegenomen hebben, en wij dienen dus te onderzoeken, of de man ook zij uit te vinden.’ Ik besloot, zulks uit den inhoud te onderzoeken. Bovenop lag een zwarte rok, die geene de minste aanduiding gaf van zijnen eigenaar. Daarop volgde een pak papieren, omtrent hetwelk ik mij in dit geval, bij de grootst mogelijke bescheidenheid, eenige vrijpostigheid moest veroorloven. Ik vond er, behalve eenige papieren, die ik niet eens inzag, verscheidene brieven in, alle geopend, aan het adres van den Advocaat l..., te - n, eene stad, die ik den volgenden dag juist moest doortrekken. Het was dus meer dan waarschijnlijk, dat die heer de eigenaar van den koffer was, en ik nam mij voor, deswege in het voorbijgaan onderzoek te doen. Juist wilde ik, met dat voornemen, den rok op zijne plaats leggen en den koffer sluiten, toen mijn oog op eenen brief viel, mede aan hetzelfde adres, maar waarop ik, tot mijnen hevigen schrik, de mij zeer goed bekende hand van den snooden de b... ontdekte. Werktuigelijk nam ik dien op; de inzage bevestigde mijn vermoeden. Nu stond mij de zaak der ongelukkige weduwe P... in volle levendigheid weder voor den geest, en verheugde ik mij in de zekerheid, ditmaal althans 's mans verblijfplaats te kunnen weten. Naauwkeuriger zag ik nu den brief in, maar - dezelve voerde eenen geheel anderen, mij onbekenden naam, van s. Het was een verzoek aan den Advocaat l..., om voor den briefschrijver, die uit een stadje in het Munstersche schreef, zekere schuldvordering te innen. | |
[pagina 784]
| |
Hoe meer ik evenwel het schrift bezag, des te sterker hield ik mij overtuigd, dat de brief door niemand anders geschreven was, dan door den mij maar al te wel bekenden de b... Zijn handschrift had iets zoo bijzonders, dat ik niet geloofde mij te kunnen vergissen, en de gedachte vast begon te staan, dat de bedrieger onder eenen anderen naam leefde. Des anderen daags zocht ik mijnen man te - n op. Ik had mij omtrent den koffer niet vergist. Hij was te gelijk met mij van de stoomboot gegaan, en had op zijn' koffer weinig acht geslagen, daar zijn rijtuig aan de boot gestaan en hij dus de zorg voor zijne goederen aan zijnen bediende overgelaten had. Dien ten gevolge was eerst des avonds bij het te huis komen de vergissing ontdekt geworden, en had l... voorgenomen, heden aan de stoomboot-directie te schrijven. Ik verhaalde de toedragt der zaak, er naar waarheid bijvoegende, dat ik geene verdere inzage genomen had, dan tot het ontdekken van den eigenaar noodig geweest was. Aan dit geval had ik de aangename kennismaking met den Advocaat te danken, die sedert van tijd tot tijd is onderhouden.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|