Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDood en Begrafenis van la Fayette.‘Gäste setzen die Gläser an: “Die Republik!” De vrijwillige voorvechter der Amerikaansche vrijheid, die eenmaal door washington met vreugdetranen in de oogen werd omarmd; de voorstander der omwentelingen; de man, die lodewijk XVI en maria antoinette, mirabeau, de Klub der Jakobijnen, napoleon en louis philippe tot vijanden heeft gehad; de man, die door het Fransche volk werd verheerlijkt, en den naam van ‘de vrijheid der oude en nieuwe wereld’ droeg, - la fayette is niet meer! Welk eene zonderlinge rigting kan het leven eens menschen door een enkel toeval nemen! en zou men bijna met zekerheid niet kunnen zeggen, dat er zonder een' gunstigen zamenloop van omstandigheden weinig beroemde, en zeker nimmer beruchte, mannen bestonden? In 1785 schreef een | ||||||||||||||||||
[pagina 771]
| ||||||||||||||||||
der Leeraars aan de Militaire School, op een' staat van verantwoording aangaande de bekwaamheden der kweekelingen, achter den naam van hem, uit wien daarna napoleon werd: ‘Corse de nation et de caractère; il ira loin, si les circonstances le favorisent.’ De omstandigheden deden zulks, en een Keizer der Franschen ontstond uit den militairen kweekeling! - Denk u dien la fayette eens zonder Amerika! Zonder Amerika was hij vermoedelijk als Kapitein van het Regement gestorven, waarvan hij in 1774 deserteerde. La fayette vertrekt in den ouderdom van 19 jaren naar Amerika, niet als een bevrijder der volken, als een man, die doordrongen is van het belang der zaak, maar als een scholier, die zich wegpakt om den klap des meesters te ontwijken. Eene dienstbode in eene herberg herkent hem, en is op het punt, om alles aan de Gendarmerie te verraden. De geheele toekomst des persoons, die in de Geschiedenis eene eenigsoortige vermaardheid heeft verkregen, is op de punt der tong eener herbergs-dienstmaagd! Zij zwijgt echter gelukkig. Herinner u, dat het toeval la fayette tot Bevelhebber der Nationale Garde maakte. In den ochtend van 16 Julij 1789, terwijl eenige afgevaardigden ter Nationale Vergadering, waaronder la fayette, lally tolendal en de Hertog de liancourt, uit Versailles. afgezonden, zich bezig hielden, de rust in Parijs, door het mededeelen der verzoenende aanspraak van lodewijk XVI, te herstellen, werd het woelige gemeen, hetwelk voor het stadhuis vergaderd was, opmerkzaam gemaakt, dat de driekleurige vlag door den togt van het opene venster tegen het borstbeeld van la fayette (een geschenk, dat genoemde afgevaardigde voor zijne krijgsdienst van de Republiek Amerika ontvangen had) geslagen werd, en het benoemde hem, met een algemeen geroep, tot Opperbevelhebber der Nationale Garde! Meermalen is de vraag opgeworpen, in hoeverre men la fayette een groot man kan noemen, en hierover is men het niet eens. Groot, in de eigenlijke beteekenis des woords, dat wil zeggen door bijzondere en eigendommelijke hoedanigheden of daden uitmuntende, groot is la fayette nimmer geweest; maar den titel, hem door een Fransch Schrijver gegeven: ‘Le héros, le grand homme de la bonne intention,’ heeft hij regtmatig verdiend. Vastheid van grondbeginselen kan men hem evenmin ontzeggen. La fayette | ||||||||||||||||||
[pagina 772]
| ||||||||||||||||||
was te eenvoudig, om voortdurend de steile hoogte, de waggelende plaats te blijven behouden, die hij door zijne populariteit verworven had. In de verbazende ontwikkeling van geestkracht en werkdadigheid, die de eerste Fransche omwenteling deed ontstaan, in die plotselinge ontkieming van bekwaamheden en nietigheden van allerlei soort en aard, zouden zich alle menschelijke begaafdheden, om zoo te zeggen, in den man hebben moeten vereenigen en kenmerken, die er bij uitnemendheid de vertegenwoordiger van was. Gewoonlijk echter ziet men, dat slechts ééne dier gaven, tot de meestmogelijke ontwikkeling opgevoerd, den grooten man kenmerkt. Met vaste grondbeginselen en weinig geest, werd la fayette door den zamenloop der omstandigheden geroepen tot het vervullen der eerste rollen, - tot rollen, die veel geest en minder grondbeginselen vereischten. Zoo lang de zaken in den kring zijner grondbeginselen bleven, gaat hem alles voor den wind; maar wanneer haar onwederstaanbare voortgang of hevige schokken dien kring hebben doen overschrijden, kan hij niets terugleiden, evenmin iets volgen. De man, die zoo vele omwentelingen en veranderingen zag, was er het minste voor geschikt; hij behoorde te huis in een land en tijdperk, waarin alles bijna onwrikbaar geordend en bepaald was. ‘La fayette,’ zoo lazen wij, eenigen tijd geleden, ‘was een enthusiast van hoofd en van hart; hoedanigheden, met welke men de volksmassa's wel in beweging kan brengen, maar niet regeren en bedwingen. Om zich van anderen meester te maken, moet men eerst meester van zichzelven zijn. De eerste voorwaarde, om zich tot eene staatkundige hoogte en magt te verheffen, is een koel hoofd en een koel hart. Enthusiasmus is de deugd van hen, die uitvoeren; kalmte en koelbloedigheid de deugd van hen, die besturen.’ Wij zijn het eens met k.a. menzel, den bewerker van de laatste groote afdeeling van becker's Algemeene Geschiedenis, wanneer hij, over bailly en lafayette sprekende, zegt: ‘Beiden waren mannen, die het goed meenden, en de zaak der vrijheid met eene geestdrift voorstonden, welke uit inwendige overtuiging ontsproot.’ La fayette had zich geheel gewijd aan het volksbelang; eene gematigde volksregering was zijne hersenschim, zijn idée fixe; hij begeerde niets voor zich; dat, wat hij verwierf, kwam tot hem zonder inspanning; dat, wat hem het naaste aan het hart lag, de bevrediging van zijn grondbeginsel, keert | ||||||||||||||||||
[pagina 773]
| ||||||||||||||||||
hem voortdurend den rug toe, ontsnapt wanneer hij het meent gegrepen te hebben. Eene der deugden van la fayette meenen wij daarin te mogen vinden, dat hij nimmer tot den woesten Jakobijnen-hoop behoorde, lodewijk XVI meermalen wilde redden, philippe égalité trachtte te ontmaskeren, en steeds gematigdheid predikte; iets, waardoor hij zelf in levensgevaar werd gebragt en het mes der guillotine hem bedreigde. Door de omstandigheden gedrongen, verliet la fayette in den nacht van 19 Augustus 1792, met een gedeelte van zijn' generalen staf, zijn hoofdkwartier Sedan, onder voorwendsel eener verkenning de grenzen der toenmalige Oostenrijksche Nederlanden overgaande. De nationale kokarde deed hem door de Oostenrijkers aanhouden; zij werden te Olmutz in den kerker geworpen en streng bewaakt. Naauwelijks in 1802 in Frankrijk teruggekomen, verklaarde zich la fayette tegen de handelingen van napoleon, en schreef hemzelven eenen brief, waarin hij het herstellen der vrijheid verlangde; ‘een stap,’ zegt menzel, ‘die den ontvanger van den brief bewoog, alle gemeenschap met den schrijver af te breken, en hem, toen hij eens in den vergaderden Staatsraad over de verandering sprak, welke ten aanzien der overdrevene denkbeelden omtrent de vrijheid had plaats gegrepen, voor den eenigen volstrekt ongeneeslijken te verklaren, die bij de eerste gunstige gelegenheid het harnas met meer ijver dan ooit ten behoeve van zijne oude hersenschimmen zou aantrekken.’ Na een tweeëntwintigjarig stilzwijgen, besteeg la fayette in 1815, als lid der tweede Kamer, het spreekgestoelte, en deed de Veteraan der vrijheid, gelijk hij zich noemde, weder voorstellen tot het tot stand brengen eener Republiek. In 1830 werd la fayette op nieuw tot Chef der herstelde Nationale Garde benoemd, en wilde ook weder de Republiek invoeren, tot dat hij eindelijk werd overgehaald, louis philippe tot Burgerkoning te kiezen; een denkbeeld, waaraan en waardoor hij alzoo slechts eenmaal het republikeinsche stelsel, den afgod, dien hij geheel zijn leven gehuldigd had, opofferde. Sedert dien tijd verloor la fayette zijnen invloed; - de omstandigheden deden eenige schreden buiten den kring, waarvan wij straks spraken, en ontglipten hem gelijk te voren. - Bijna tot het einde zijns levens gaf la fayette elken Dingsdag eene soirée. Zoo als ik vernomen heb, moet het daar zonderling zijn toegegaan. Börne zegt van zoo- | ||||||||||||||||||
[pagina 774]
| ||||||||||||||||||
danig eene soirée, waarop hij tegenwoordig was: ‘In drie salons waren wel driehonderd menschen verzameld, zoo gedrongen, dat men zich niet roeren kon. La fayette, die 73 jaren oud is, ziet er nog tamelijk wel uit; hij heeft eene zeer goede physionomie, is altijd vriendelijk, en drukt ieder de hand. Hoe het de oude man echter den ganschen avond in het gedrang en in de hitte uithoudt, is mij onbegrijpelijk; daartoe moet men een Franschman zijn. Toen men hem berigten uit ..... mededeelde, scheen hij zeer vergenoegd en lachte. Er waren daar ook veel Duitschers, jongelieden, die sterk revolutioneerden. In Oostenrijk zou het geheele gezelschap verboden worden. Het gaat er wonderlijk en zonder complimenten toe, ja ongegeneerder dan in een koffijhuis; en daarenboven heeft men ververschingen voor niet. Ik ging reeds ten tien ure heen; de trappen waren echter nog vol van lieden, die eerst kwamen; hoe deze plaats hebben gevonden, weet ik niet; er waren ook twee sopha's met dames, meestal Noord-Amerikaansche.’ Reeds had men in het begin van Mei meermalen het gerucht uitgestrooid van den dood van la fayette; men was er eindelijk aan gewoon geworden, en rangschikte de hernieuwing van die tijding onder de praatjes van den dag; velen begonnen zelfs aan het ernstige der ziekte van den Generaal te twijfelen, toen eindelijk de werkelijke tijding overal bekend werd. In café en restaurant, schouwburg- en collegiezaal hoorde men niets anders dan: ‘Le Général la fayette est mort; il a succombé,’ enz. enz. De dagbladen maakten verschillende uitnoodigingen bekend tot het bijwonen der begrafenis; talrijke rendezvous werden daartoe bepaald. Aan de ingangen van het Ecole de Droit en de Médecine las men, op tamelijk groote aanplakbiljetten: ‘Messieurs les Etudiants en médecine (et en droit) sont invités de se réunir le 22 Mai à onze heures dans la rue Grenelle, St. Honoré et sur la place de l'Ecole de Médecine, pour assister au convoi du Général la fayette.’ Zoo naderde de dag der begrafenis; alles bleef stil en kalm; uit de omstreken trokken verschillende corpsen de stad binnen; over het algemeen was men beducht voor een aanstaand oproer; de heerschende kalmte scheen niet de gewenschte te zijn, maar veeleer die, welke den orkaan voorafgaat. Den 22 Mei begaven wij ons reeds vroegtijdig naar het | ||||||||||||||||||
[pagina 775]
| ||||||||||||||||||
hotel Montmorency op den boulevard Montmartre, alwaar de Heer K.... logeerde, die ons in de gelegenheid stelde, gemakkelijk en zonder gedrang de geheele begrafenis te zien. Langzamerhand begon men de meeste winkels, die nog geopend waren geworden, weder te sluiten; de boulevard, die zelden zonder veel menschen is, begon nu nog meer bevolkt te worden, en geen wonder; want in Parijs behoeven slechts twee menschen te blijven stilstaan, en de houding aan te nemen van iets opmerkzaam te bezien, om een' derden tot zich te lokken; deze begint met zich moeite te geven, om naar het voorwerp der nieuwsgierigheid, dat de eersten bezig houdt, te raden; dit gelukt hem niet; nu nadert hij, ongeduldig geworden, en waagt het, op een' schroomvalligen toon, te vragen: ‘Que regarde-t-on là?’ een vierde persoon tracht in het voorbijgaan het antwoord op te vangen; hij wordt gevolgd door een' vijfden en zesden, door een dozijn, door honderd, door duizend, en in minder dan vijf minuten is het onmogelijk geworden, het getal der nieuwsgierigen te tellen; de groep is verzameling geworden; de verzameling wordt menigte, en het verschijnen van eenige bajonetten brengt dikwijls die menigte in beweging: hoeveel te meer reden was er thans voor dat gewemel en gekrioel! Daken en vensters vertoonden niets dan hoofden; naar beneden ziende, scheen de boulevard met hoofden als geplaveid, en de hemels van fiacres en andere rijtuigen werden als eene benijdenswaardige plaats beschouwd. Duizende menschen waren in rouwgewaad gehuld; ontelbaren droegen een' rouwstrik om den arm, en hadden knoopsgat of hoed met eenige immortelles versierd. Onder de lieden, door den Heer K.... uitgenoodigd, om gebruik te komen maken van den heerlijken stand zijner appartementen, inzonderheid voor dezen dag, bevonden zich zekere Monsieur en Madame chauvet, warme vereerders van la fayette, dus hevige Republikeinen, en ik geloof de vrouw nog meer dan de man. ‘Gij hebt reden, mijne Heeren,’ zeide de Heer chauvet tot ons, ‘trotsch op den naam van Hollander te zijn; uwe natie was en bleef eenstemmig denken; maar wij, ongelukkige Franschen, worden door de meest uiteenloopende partijen geslingerd en ontzenuwd.’ - ‘O!’ riep Mevrouw chauvet, met welgevallen het aangroeijende volk gadeslaande, ‘welk eene heerlijke gelegenheid voor eene contra-revolutie! Kwam er b.v. maar brand in de zalen der Tentoon- | ||||||||||||||||||
[pagina 776]
| ||||||||||||||||||
stelling! Ééne aanleiding was thans genoegzaam, en weldra zou het gehate pensée immuable op zijn' troon waggelen en vallen.’ Ik moet ronduit verklaren, dat, hoewel het pligtmatig is, de wenschen der Dames zoo veel mogelijk te bevredigen en te voorkomen, ik uit den grond mijns harten hoopte, dat haar onchristelijke wensch onvoldaan mogt blijven. Na lang wachten begon men eindelijk eene doffe muzijk te hooren, en naar den kant der Madelaine zag men de glinsterende koperen helmen der Garde municipale, die de lijkstaatsie opende. Om zich een denkbeeld van den trein te vormen, zij het genoeg, denzelven in de orde op te noemen, waarin hij voorbijtrok:
Op weinig schreden afstands van de plaats, waar wij ons bevonden, deed de krijgsmuzijk, welke den prachtigen Catafalk, waarin het stoffelijk overschot van la fayette zich bevond, voorafging, door dof trommelgeluid afgewisseld, de toonen van het bekende duët uit de Muette de Portici hooren: ‘Amour sacré de la patrie,
| ||||||||||||||||||
[pagina 777]
| ||||||||||||||||||
Rends nous l'audace et la fierté!
A mon pays je dois la vie,
Il me devra sa liberté.’
Een wonderbaar gevoel ging als van de oppervlakte mijns ligchaams naar het binnenste van mijn hart. Die toonen, die Catafalk, die doodsche stilte onder zoo vele duizenden menschen deden mij eene kille huivering door de leden gaan. Dáár, in dien met zwart en met pluimen omhangen' en versierden wagen, lag de man, die het beleefde, dat men op de Tuileriën schreef: ‘Dit huis is te huur,’ en men den Koning van Frankrijk en Navarre ‘Mijn Heer lodewijk bourbon’ noemde. La fayette stond mij voor den geest op den togt van lodewijk XVI naar Parijs, toen de woedende volksmenigte wapenen van allerlei soort omhoog droeg; het verscheurde vaandel der Bastille gezwaaid werd; de veroverde kanonnen voor den trein werden getrokken; de hoofden der vermoorden op staken werden gedragen; eene bloedige bijl door een' moordenaar van groote lengte omhoog werd geheven met den uitroep: ‘Dit is de ware nationale kokarde!’ en het hoofd der Koningin tot speelbal, hare ingewanden tot nationale leus werden verlangd! Ik meende la fayette te zien op den jaardag van den val der Bastille, 14 Julij 1790. Naar het hooge, op het Champ de Mars onder den blooten hemel opgerigte altaar, waarvoor de Bischop van Autun, talleyrand, met zestig priesters de mis gelezen en de vaandels der 83 Departementen van Frankrijk ingezegend had, klom het eerst la fayette op, en zwoer, met het vaandel van Parijs in de hand, uit naam van alle Nationale Gardes en soldaten des rijks, der natie, der wet en den Koning getrouwheid. Levendig verbeeldde ik mij den ongelukkigen lodewijk te zien, opstaande en der natie met uitgestrekten arm zwerende, dat hij alle magt, welke hem door de wet en de staatsregeling toevertrouwd was, tot het instandhouden van die staatsregeling zou gebruiken. De man, wiens overschot daar heen ging, om weldra in de koele aarde te rusten, had, nog geene vier jaren geleden, het lot van Frankrijk in handen. Toen klonken de kreten: ‘Vive la Liberté! Vive la fayette! Vive la République!’ overal, waar hij zich vertoonde. Vier jaren geleden zeide de Koningin der Franschen tot haren Gemaal, op la fayette en laffitte wijzende: | ||||||||||||||||||
[pagina 778]
| ||||||||||||||||||
‘Wij zijn alles aan deze twee mannen verschuldigd;’ en, zich tot beiden wendende: ‘De Koning heeft niemand meer achting toegedragen en meer bemind, dan ulieden, mijne Heeren!’ Vier jaren, welk eene verandering! Laffitte is arm en zijn hotel wordt verkocht; eene ledige koets des Konings gaat achter de lijkstaatsie van la fayette! Een familiegraf in de nabijheid van Parijs ontving zijn aardsch omhulsel. Hij ruste in vrede! |
|