Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe vredemaker.Men leest in de Fransche dagbladen het volgende verhaal van zeker voorval, onlangs gebeurd. - Een gewezen Kolonel had zich eerkwetsende uitdrukkingen tegen de familie van eenen Vaudevilledichter veroorloofd; de laatstgemelde vorderde, dat hij verschooning zou vragen, waarin de ander niet bewilligde, op grond, gelijk hij beweerde, dat in zijn gezegde niets eerkwetsends gelegen was. Men besloot dus te vechten, en koos, gelijk gewoonlijk te Parijs, het Boulogner bosch tot strijdplaats. De getuigen (niet de ooggetuigen, dat is de omstanders, maar die genen, welke men vroeger, toen het tweegevecht, zoo men dit zeggen konde, op eene nog ongerijmder wijs gevoerd werd, secondanten noemde, en die thans, nu zij aan eenen strijd, die hen niet aangaat, geen aandeel meer | |
[pagina 743]
| |
nemen, bij de Franschen témoins heeten) poogden voor de laatste maal de rol van bemiddelaars te spelen; doch de beide kampioenen wilden van een vergelijk niets hooren, en de pogingen der getuigen schenen hen nog slechts meer te verbitteren. Reeds waren, van wederzijden, de degens uit de scheden, toen een armelijk gekleed man, wiens aanwezigheid niemand te voren bemerkt had, te voorschijn treedt, en de twee strijders met jammerende stem aldus aanspreekt: ‘Och, lieve Heeren! ik ben een timmerman zonder werk of brood, en heb vele kînderen.’ - ‘Goede vriend, ga voorbij!’ antwoordde een der getuigen; ‘wij hebben geen' tijd om u eene aalmoes te geven; men staat hier op het punt om te duelléren.’ - ‘Juist daarom spreek ik u aan, lieve Heeren, en bid om de gunst.’ - ‘Om welke gunst dan toch?’ - ‘Wel, om die, van voor deze twee heeren de kisten te mogen maken; denk toch, ik ben een arme timmerman, en heb geen werk!’ - Op deze woorden kijken de beide duëllisten elkander strak aan, beginnen te weifelen, en barsten weldra in een luid geschater uit, onder hetwelk zij elkander de hand reiken en vriendschappelijk omarmen. Nadat vervolgens ieder der aanwezigen den timmerman zonder werk een stuk gelds gegeven had, begaf men zich naar den aan de Maillot-poort wonenden restaurateur gillet, en eindigde met de vork in de hand den zoo bloeddorstigbegonnen' strijd.Ga naar voetnoot(*) |
|