| |
| |
| |
Opmerkingen over den godsdienstigen en kerkelijken toestand in Frankrijk, opgezameld op eene reis door dat land.
(Vervolg van bl. 616.)
Wenden wij ons nu van de alleen zaligmakende kerk tot de ketters en verdoemden! - Bovenaan staan, helaas! twee schurftige schapen uit de kooi zelve. Ieder kent het ontstaan van de zoogenaamd Fransch-Katholieke kerk door den Abt châtel; maar slechts weinigen hebben de scheuring waargenomen, die in deze nieuwe kerk ontstaan is. De Abt châtel had in den bijna 30 jarigen Abt auzon eenen veelbelovenden leerling gewonnen. Een' tijdlang bleven deze twee innig verbonden, tot dat, vóór ongeveer anderhalf jaar, de laatste zich van châtel scheidde. Auzon gaf wel voor, dat hij zich met de vrijgeestige grondbeginselen van châtel niet kon vereenigen; intusschen zal men hem geen onregt doen, met de vooruitstrevende eergierigheid van den jongeren als hoofdoorzaak der scheiding te beschouwen. Die scheiding is tegenwoordig zoo in het oog loopend, en tevens zoo wezenlijk, als mogelijk is. De Abt châtel, namelijk, is bij zijne aanvankelijk onbeduidende aankanting tegen de Roomschkatholieke kerk niet blijven staan: hij begon met de Mis in de Fransche taal, en is geëindigd met de verwerping der wezenlijkste Katholieke leerstellingen; ja heeft zelfs zoodanige leerstellingen aangetast, die tot hiertoe door de overeenstemmende regtzinnigheid van alle Christelijke hoofdgeloofsbelijdenissen geheiligd waren. Zoo zeide mij een van zijne aanhangeressen, met welke ik vóór den aanvang der Châtelsche godsdienstoefening sprak, met betrekking tot de Moeder van jezus: ‘Hoe kan eene vrouw, die een kind gehad heeft, eene maagd zijn?’ - De Abt auzon is, uit overtuiging of met zeker doel, nog aan
een gedeelte der Katholieke stellingen getrouw gebleven, en wil daarmede in het oog der wereld nog voor een regtgeloovig Katholiek doorgaan; de form van zijne Godsdienst onderscheidt zich van die der Roomschkatholieken alleen daardoor, dat hij de Mis in de Fransche taal leest; maar hij is desniettegenstaande een even verklaard vijand van de Katholieke kerk als châtel, want hij grijpt bestendig, met de grootste hevig- | |
| |
heid, de Katholieke Hierarchie aan, en roept tot wederstand tegen de verordeningen des Aartsbisschops op: zoo zoekt hij de grondslagen der Katholieke kerk te verwrikken, en maakt zich daardoor in de oogen dezer kerk aan eene veel strafbaarder ketterij schuldig, dan wanneer hij slechts hier of daar eene enkele leerstelling aangreep. Met betrekking tot de pogingen van auzon, om van de Katholieke leerstellingen nog, zoo veel als mogelijk is, bij te behouden, en ook in het uitwendige slechts weinig van de oorspronkelijke godsdienstige plegtigheden af te wijken, zou men hem met luther, met welken hij toevallig ook uitwendige gelijkheid heeft, kunnen vergelijken; terwijl châtel met den meer openlijk vrijzinnigen zwingli zou te vergelijken zijn. Auzon heeft een aantal aanhangers onder dat gedeelte der aanzienlijke wereld, dat wel met de Katholieke Geestelijkheid niets te doen wil hebben, maar zich toch niet geheel aan de kerk onttrekken wil. Deze aanzienlijken laten zich bij auzon trouwen, hunne kinderen doopen, en de ouderen onderwijzen: het half godsdienstige van auzon beantwoordt aan het hunne. Châtel, daarentegen, heeft in den laatsten tijd onder den middelstand zijne meeste aanhangers, gelijk met name de kosten van zijne eerdienst door een aantal kooplieden gedragen worden. Er
hebben zich wel even zoo aan auzon, als aan châtel, jongere geestelijken aangesloten; maar de leer des laatsten heeft reeds daarom een' dieperen indruk gemaakt, daar zij beslissender en onvoorwaardelijker is. Châtel heeft zijne met geestdrift bezielde aanhangers: dit zal hem nog langeren tijd staande houden, onder gunstiger staatkundige omstandigheden misschien zelfs het begin tot eene grootere kerkelijke hervorming worden, en zelfs dan niet geheel, zonder sporen achter te laten, te niet gaan, wanneer châtel genoodzaakt mogt zijn, om zijne kerk te sluiten. Het is niet zeer onwaarschijnlijk, dat voor zijne kerk en voor die van den Abt auzon dit lot weldra door de Regering zelve bereid wordt; want sedert dat zich deze met de Katholieke Geestelijkheid weder op een' goeden voet zoekt te zetten, toont zij zich tegen de nieuwe Fransche kerk blijkbaar niet gunstig. Zoo werd ten tijde van mijn verblijf een zekere Heer pillot, die op een naburig dorp, met inachtneming van alle volgens de wet noodzakelijke formen, zulk eene Fransche kerk geopend had, eerst meermalen in zijn voornemen
| |
| |
verhinderd, en later voor het geregtshof te Versailles, op gronden, welke de Regering zelve opzettelijk te voorschijn geroepen had, zelfs tot eene zesmaandsche gevangenis veroordeeld: ieder wist, dat dit de eerste proef zijn zou, om de Fransche kerk te onderdrukken. Door deze handelwijze zal de Regering wel eenigermate de onzekere gunst van de regtzinnige Katholieke Geestelijkheid, welke overigens in geheel Frankrijk van ganscher harte karel X toegedaan is, gewinnen, maar zij zal ook op nieuw den tegenzin van het volk tegen de Katholieke Geestelijkheid opwekken, en der Fransche kerk vrienden maken, die zich anders weinig om haar zouden bekommerd hebben. - Bij deze uitwendige vijanden der nieuwe Fransche kerk komt nog hare verderfelijke tweedragt in haar eigen midden. ‘C'est un scélérat! un hypocrite! il a trahi le pur et vrai Evangile!’ hoort men de Châtelisten met toornigen ijver den afgevallenen Abt auzon te laste leggen; en al zijn ook de aanhangers van dezen laatsten niet in hevigen toorn ontbrand, als gene, zoo dragen zij toch ook van hunne zijde bij tot openbaarmaking van de bestaande tweespalt, en vernielen elkander zoo wederzijds, tot vreugde van hunne gemeenschappelijke tegenstanders.
De zoogenaamde kerken der beide vijandige tegenstanders zijn in Parijs (want beiden hebben ook in de naburige plaatsen godsdienstige gebouwen) nabij elkander. Het gebouw van Abt châtel, in de hoofdstraat Porte St. Martin, bevindt zich in het achterste gedeelte van eenen uitgestrekten hof, en was oorspronkelijk een lang koopmanspakhuis. Om den verborgen en leelijken ingang naar de kerk te vinden, is aan de voorzijde van het huis, naar de straat toe, eene groote nationale vlag uitgestoken, waaronder het opschrift staat: ‘Entrée à l'église Catholique Française.’ Aan den ingang der kerk zelve ziet men de woorden geschreven: ‘Un seul Dieu. Le 15 Janvier ce temple fut dédié au Dieu de justice et de bonté, par f. châtel, Evêque. Restauré en 1834.’ Op echt Fransche manier, staat aan het altaar met groote letters geschreven, regts: Gloire, links: Patrie. De kerk zelve, hoewel laag en slechts voor een gedeelte van boven verlicht, ziet er zeer fatsoenlijk uit. Zij bezit een dozijn schilderstukken, een aantal met damast overtrokkene zetels, en bovendien een groot aantal van die op zichzelve staande stoelen, die men in plaats van onze banken in
| |
| |
alle kerken van Frankrijk vindt. Men ziet het deze kerk aan, dat zij reeds langer bestaan heeft, en zich over goede tijden heeft kunnen verheugen. De Godsdientoefening vond ik, bij herhaalde tegenwoordigheid, vrij wel bezocht; bijzonder op eenen Zondag was de kerk vol, hetgeen ten minste bewijst, dat bij een aantal van Parijzenaren de belangstelling in de zaak nog niet geheel verdwenen is. De Abt châtel wordt voor een' zeer goed' prediker gehouden, en onderscheidt zich ook voordeelig boven de gewone Roomschkatholieke predikers van Frankrijk, van welker predikkunde ik slechts zeer zwakke proeven heb leeren kennen; doch het kwam mij voor, dat, zoo men uit het eenmaal hooren van beide predikers besluiten mag, de Abt auzon met grooter geestbekwaamheid, hoewel met minder kunst van voordragt, predikt.
De Abt auzon heeft voor zijne kerk een meer in het oog vallend gebouw gekozen: op eene der meest bezochte Boulevards, de Boulevard St. Martin, staat een hotel van minderen rang; daarin heeft hij zijne - kraam, zou men bijna zeggen, opgeslagen. De voormalige stal van het hotel is thans tot eene kerk ingerigt, die evenwel nog armzalig genoeg is, en niets van de voorwerpen van weelde der vijandige zusterkerk van châtel bevat. Op eenen Zondag zocht ik deze kerk op: auzon had insgelijks gezorgd, dat men dezelve vinden kon; want reeds van verre zag men aan een huis eene nationale vlag waaijen, en aan den voorgevel van het huis zelf stond: Eglise Française, (zonder bijvoeging van Catholique, wat des te meer te verwonderen is, daar auzon nog Katholieker gebleven is dan châtel) première succursale de Clichy, waar de hoofdkerk van auzon is: dadelijk daaronder leest men: Hôtel du petit Colyssée N. 10 meublé, en dan nog eene menigte andere aankondigingen en berigten, welke bij het doel van eene kerk zonderling afsteken; doch dit is niets bijzonder in het oogvallends, daar in Frankrijk alle kerken steeds door een zeer groot aantal van aankondigingen, gedeeltelijk met een' voet groote letters, misvormd zijn. Op den weg naar de deur zelve stonden in traliekasten, even als bij châtel, de schriften en leerredenen van auzon te koop. Van de straat zag men terstond langs den weg naar de deur in de opene kerk, welker altaar met vier nationale vlaggen getooid is, even zoo vele aanlokselen voor de op deze kleuren zeer ge- | |
| |
stelde Parijzenaren. Eene hier insgelijks
aangeplakte kerkelijke aankondiging schreef ik af: het zij mij vergund, dezelve hier woordelijk op te geven, daar zij er eenigermate eene voorstelling van geeft, hoe de zaak voor het uiterlijke behandeld wordt. ‘Aujourdhui Dimanche,’ staat er, ‘à deux heures, Messe paroissiale. Mr. l'Abbé huot chantera sa première Messe. Mr. l'Abbé auzon prononcera un discours contre la nature des peines de l'enfer. A sept heures et demie du soir, Office. D'après les nombreuses demandes qui lui ont été faites, Mr. l'Abbé auzon prononcera l'oraison funèbre de l'Empereur napoleon. Lundi prochain Mr. l'Abbé auzon prononcera un discours en réponse à Mr. l'Archévêque de Paris. Mardi prochain Mr. l'Abbé auzon et Mr. l'Abbé *** (waarom deze niet genoemd is, weet ik niet) feront une conférence, en réponse à Mr. l'Archévêque de Paris à l'occasion des observances qu'il préscrit en carême. - Men ziet, dat deze Hervormers zich moeite genoeg geven. Bij de plaats hebbende Godsdienstoefening zelve, waarbij die jonge Abt huot zijne eerste Mis zong, auzon hierop eene krachtige wederleggende leerrede tegen de zinnelijke voorstellingen der regtzinnige Katholieke kerk van de toekomende straffen hield, en eindelijk, nadat hij weggegaan was, een andere jonge Abt, met 50 tot 60 kinderen, een tamelijk slecht kinder-onderwijs hield, werd van de zijde, zoowel der Geestelijken als der toehoorders, welvoegelijkheid, waardigheid en stilte in acht
genomen; maar het geheel was desniettegenstaande zoo bijzonder, dat het onwillekeurig aan een schilderstuk van hogarth deed denken. Men weet, dat in Frankrijk de burgerlijke wet zelfs des Zondags alle openbare bezigheden veroorlooft: nu verbeelde men zich zes schreden van den Boulevard, waarop bestendig honderden en nogmaals honderden equipagîën, huurkoetsen, omnibussen, vrachtwagens voorbijrijden; van waar het luide gedruisch van de vele duizenden heen en weder stroomende menschen klinkt; waar inzonderheid het gillende en schrikkelijke geschreeuw der meest verschillende kramers weêrgalmt; zes schreden van deze Babylonische verwarring een gebouw, dat eene kerk heet, en welks deur wijd opengezet is, zoodat ieder de aandachtige vergadering aanschouwt, en den Abt eerst den jongen Geestelijke inleiden ziet, dan in priesterlijk gewaad op den kansel prediken en bulderen hoort: ieder oogenblik stroomen aan- | |
| |
dachtigen of nieuwsglerigen in en uit: een oude invalide, die den kerkeknecht verbeeldt, trappelt met zijn houten been in het kleine kerkje rond, om de tweestuiverstukken voor de bezette stoelen in te zamelen: op het glazen dak zit een arbeider met eene blaauwe sloof, die aanhoudend timmert, zich echter van tijd tot tijd nieuwsgierig over het glasraam heenbuigt, en naar beneden in de kerk gluurt: digt voor de deur schreeuwen plotselijk kinderen, of een omroeper brult zijne woorden opzettelijk naar de kerk heen: in één woord, het was een schouwspel, dat mij onwillekeurig aan een der stukken van hogarth deed denken. Of zoo iets ook in Duitschland stand zou kunnen houden? of het niet weldra een voorwerp van geringschatting en verachting zou worden? ik ben wel geneigd om het te denken. Bewijst echter het langer bestaan van deze inrigting, die in hare uitwendige verschijning zoo veel stof voor het belagchelijke gaf, niet het aanwezen van eene godsdienstige
behoefte, van een levendig verlangen naar eene waarheid, die instaat is, om het afgesleten kerkgeloof te vervangen?
Ik heb boven van de vergunning der wet, om des Zoudags alle burgerlijke bezigheden uit te oefenen, gesproken: het zal misschien niet onnoodig zijn, hier de opmerking in te voegen, dat in geheel Frankrijk van deze vergunning een veel onbepaalder gebruik gemaakt wordt, dan men denken zou. In Parijs vooral heb ik, des Zondags morgens, tusschen werkdag en Zondag, geen eenigzins aanmerkelijk onderscheid gezien: zonder uitzondering worden alle en iedere burgerlijke bezigheid verrigt; het onbeschrijfelijke leven op straat is niet in het minste zwakker, dan op andere dagen; en zoo weinig acht wordt er op geslagen, dat digt naast de kerk St. Roch, eene der meest bezochte, gedurende de Godsdienstoefening een huis gebouwd werd, en in het algemeen op vele plaatsen metselaars en steenhouwers bezig waren. - Ook de Abt châtel had het nog niet eens zoo ver kunnen brengen, dat niet in denzelfden hof, waarin zijne kerk staat, en terwijl hij de Mis las, een zware vrachtwagen geladen werd. Dit schandelijk gebruik beneemt den dag des Heeren al het eigene van den Zondag en van feestelijke grootheid. De weinige kerkgangers zijn onder de tallooze menigte van met wereldsche zaken bezigen naauwelijks te bemerken; en gewis behoort er een bijzonder kerkelijke ijver toe, om zich des Zondags door de algemeene morsigheid van
| |
| |
Parijs, en diens smerige lastdragers en arbeiders, naar het huis Gods door te werken, aan welks bestemming voor den Zondag niets in de uiterlijke gedaante der stad doet denken. De vreemdeling gevoelt zich in Parijs misschien door niets zoo onaangenaam gestemd, als door deze bij de wet vergunde en in overmaat uitgeoefende rustdagschennis. Men ziet onwillekeurig nog eens in den zakälmanak, eer men met Zondagsgevoel en Zondagsgewaad over straat gaat, en doorgaans niets van de bij ons gewone eigenaardigheden van den Zondag bemerkt. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat de kerkelijke zin weldra verzwakken moet, wanneer men gedurende het geheele jaar niets meer ziet, dat naar eenen kerkdag, naar eenen dag van stilte, orde en aandacht gelijkt: waar men buiten zich geen oogenblik rust ziet, komt ook het gemoed niet ligt tot die rust, welke de godsdienstige verzameling en verheffing noodzakelijk vooraf moet gaan. - Men moet nogtans wel opmerken, dat deze onvoegzaamheid in geene andere der vele Fransche steden, die ik gezien heb, in eene mate bestaat, met die, welke ik te Parijs zag, gelijkstaande, of slechts daaraan nabij komende: men neemt het wel op den Zondag met de burgerlijke bezigheden nergens naauwer, dan in de meer kerkelijke landen van Duitschland. Zelfs in het vrome Zuiden, zelfs te Marseille zag ik des Zondags een huis bouwen, dat mij bijna deed denken, dat metselaars en timmerlieden tot de onkerkelijkste handwerkslieden behoorden: maar hoe verder naar alle rigtingen de steden en dorpen van Parijs verwijderd waren, des te meer verminderde deze onvoegzaamheid, en reeds in Lyon had het kerkelijke karakter van den Zondag op het duidelijkste de overhand. Desniettegenstaande verdedigde men ook hier, en op alle plaatsen, waar daarover gesproken werd, het genoemde gebruik, - niet zoozeer uit tegenstand tegen
Godsdienst en Kerk, máar uit ijver voor eene burgerlijke vrijheid, voor een regt, dat men niet zou durven aantasten, zonder op de gezamenlijke regten van eenen vrijen burger eene strafbare inbreuk te maken. Ik zeide meermalen tot de verdedigers, dat de Engelschen ook vrij waren, veel vrijer dan de Franschen, en desniettegenstaande de strengste viering van den Zondag in stand hielden; maar zij meenden, dat de Engelschen op dit punt nog verder achteruit waren, maar dat zij zeker ook eenmaal zouden veranderen. - Voor het overige heeft ook deze viering van den Zondag mij op nieuw daar- | |
| |
van overtuigd, hoe zeer men dwaalt, als men Parijs en deszelfs omstreken tot maatstaf aanneemt, om daarnaar den godsdienstigen en kerkelijken toestand van gansch Frankrijk af te meten: in godsdienstige en kerkelijke betrekking staat Parijs grootendeels eenig op zichzelf.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|