Een paar opmerkingen van Göthe.
Om Proza te schrijven, moet men iets te zeggen hebben; maar hij, die niets te zeggen heeft, kan, in weerwil hiervan, Verzen maken, omdat hier het eene woord het andere aanbrengt; en daaruit ontstaat in het einde een werk, dat in den grond niets is, maar dat toch iets schijnt te wezen. Men bewere evenwel niet, dat het der werkelijkheid aan Poëzij ontbreekt! Geen Dichter betoont zich Dichter te zijn, dan door aan eene gewone zaak belang te weten bij te zetten. De werkelijkheid behoort altijd de beweegöorzaak, den grondslag van een werk te leveren; 't is de zaak van den kunstenaar, daaruit een schoon en welluidend geheel zaam te stellen.
Men heeft beweerd, dat de wereld door cijfers geregeerd wordt; alwat ik er van weet, is, dat de cijfers bewijzen, of een land wèl of kwalijk geregeerd wordt.