Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||
De Noord-Amerikaansche stelsels van verbetering voorgesteld en vergeleken, door doctor N.F. Julius, te Hamburg.(Vervolg en slot van bl. 474.)
Onder zoodanige bevoegde beoordeelaren, die de, naar het Philadelphische stelsel zwemende, Europesche gevangenissen bezochten, moet ik in de eerste plaats noemen den Heer ducpétiaux, Generaal-Inspecteur der Gevangenissen in België, die, in een door hem, na zijne reize door Grootbrittanje, ontworpen en onlangs uitgegeven werk, handelende over het Tuchthuis te Glasgow, zich op deze wijze laat hooren: ‘De invloed der eenzame opsluiting brengt, zelfs bij de wederstrevigste gemoederen, eene schier oogenblikkelijke verandering te wege. De luije en trage wordt arbeidzaam en opmerkende; volkomene onderwerping neemt de plaats in van wrevelmoedigheid, en de tot hiertoe verharde inborst opent zich voor de stem der welwillendheid en van de Godsdienst.’Ga naar voetnoot(*) Het onmiskenbaarst bewijs voor de vastheid der innerlijke overtuiging van gezegden Schrijver en Ambtenaar heeft hij daardoor aan den dag gelegd, dat hij, in het beroemde Tuchthuis te Gent, hetwelk als de wieg van het Auburnsche stelsel kan worden aangemerkt, bij het vernieuwen van eene der oude afdeelingen, een' nieuwen vleugel, geheel overeenkomstig het stelsel van Pensylvanië, met cellen voor eenzame opsluiting gedurende dag en nacht, heeft doen inrigten. Een aantal der meestberoemde Gevangenisbeambten, de Luitenant sibly van Brixton, de Heer chesterton van Coldbathfields,Ga naar voetnoot(†) de Heer whitworth russell, voormaals Kapellaan te Milbank en thans Generaal-Inspecteur der Gevangenissen, de beroemde Doctor cleland, in zijn berigt omtrent het Tuchthuis te Glasgow, gelijk mede de Geestelijke en Leermeesteresse te Glasgow,Ga naar voetnoot(§) deze allen dee- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||
len in hetzelfde gevoelen, dat de volkomen eenzame opsluiting de voorkeuze verdient boven het zwijgend bijeenzijn der veroordeelden. De vrouwelijke gedetineerden in het Westminstersche Tuchthuis beklagen zich daarom ook, dat zij aldaar meer van elkander gescheiden zijn, dan in Coldbathfields, waar zij nog in den trapmolen gezamenlijk arbeiden; verklarende, dat zij veel liever gedurende drie maanden in de laatstgenoemde gevangenis en onder het gestreng opzigt van den Heer chesterton doorbragten, dan ééne maand in het eerstgenoemde Tuchthuis, onder het bestuur van den Luitenant tracey, in de eenzame cel te zijn opgesloten; op deze wijze aan het genot, om, alhoewel zwijgend, toch bij elkander te zijn, de voorkeuze gevende, ten koste van een' drievoudigen straftijd en een' verlengden arbeid van twee maanden. Gelijk geheel verdorvene misdadigers de eenzame afzondering als eene afschuwelijke zaak beschouwen en naar het bijeenzijn haken, even zoo ontdekken zij, in wie nog iets goeds aanwezig is, alras, welke nadeelige gevolgen dat bijeenzijn moet veroorzaken. Zekere knaap, die, vóór zijne veroordeeling, in de Policiegevangenis te Glasgow, bij volstrekten lediggang, met andere misdadigers werd opgesloten, verklaarde aan uwen tegenwoordigen ambtgenoot hill, toen hij zich later in het Tuchthuis bevond, dat, alhoewel de eenzaamheid van zijn tegenwoordig verblijf hem geenszins behaagde, hij toch liever dáár, dan in de Policiegevangenis wilde zijn, overtuigd, dat dit meer te zijnen beste zoude verstrekken.Ga naar voetnoot(*) En thans zij het nog vergund, deze talrijke en hoogstachtingwaardige getuigenissen, uit onderscheidene deelen der wereld, te bekrachtigen met de uitspraak van hem, die het allereerst in uw en zijn vaderland (gelijk de groote burke zich uitdrukt) de Ontdekkingsreize der Christelijke Liefde aanving, en den wereldtogt ondernam, om de diepten der menschelijke ellende in de verpeste kerkers van Europa te peilen, - de uitspraak van eenen howard, wiens overtuiging, ingevolge het onschatbaar getuigenis van zijnen nog in leven zijnde vriend Sir samuel williams, altijd ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||
weest is, ‘dat de eenzaamste opsluiting voor de beste moest worden gehouden, en dat eene korte tijdruimte van de allervolkomenste afzondering, zoo zelfs, dat, in enkele gevallen, de bewakers der gevangenen alleen bij dringende noodzakelijkheid met hen vermogten te spreken, als het allerverkieslijkste behoorde beschouwd te worden.’Ga naar voetnoot(*)
Hier zou ik mijnen tegenwoordigen, bereids zeer uitvoerigen, brief kunnen eindigen, indien het mij niet allernoodzakelijkst toescheen, nog het een en ander hierbij te voegen, ter wederlegging van onderscheidene bedenkingen, die tegen het Philadelphische stelsel worden te berde gebragt; ofschoon dezelve ook grootendeels berusten op het wanbegrip, dat de eenzame opsluiting alle bezigheid tevens buitensluit, terwijl toch werkzaamheid moet beschouwd worden als eene weldadige verpoozing van de heilzame kwellingen van het zelfonderzoek en de knaging des gewetens. I. De eerste en voornaamste bedenking rust op het grooter aantal van ziektegevallen, en, in het bijzonder, van zielsongesteldheden, en de meerdere sterfte in het Verbeterhuis te Philadelphia, vergeleken met andere gevangenissen. Ingevolge het laatste verslag van Inspecteuren van genoemde Gesticht, den 30 Januarij 1836, aan de Wetgevende Vergadering van Pensylvanië medegedeeld, vond men, in 1835, onder 455 veroordeelden (436 mannen en 19 vrouwen) 337 ongestelden. Dit cijfer, hetwelk door andere Amerikaansche Gevangeninrigtingen overtroffen wordt, is gewis niet groot te noemen, in een klimaat, waarbij eene even groote als plotselinge afwisseling van warmte, eene Westindische hitte, gedurende den zomer, en eene koude, als die van Siberië, in den winter plaats heeft, met al de daaraan verbondene verzwakking en vermindering der levenskracht, zoo als dezelve in het meerderdeel der Vereenigde Staten, en alzoo ook te Philadelphia, waargenomen worden. In eenige voorafgaande jaren had eene gelijke verhouding tusschen het aantal van zieken en gevangenen plaats, welke nagenoeg overeenkomt met eene gemiddelde begrooting, opgemaakt in de bestgeordende Europesche Gevangenhuizen. Onder de zieken van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||
1835 telde men slechts 11 zielelijders, en onder dezen keerden de toevallen bij een zevental terug. Hierbij moet men inzonderheid in aanmerking nemen, dat de aanzienlijke Staat Pensylvanië, met 1½ millioen inwoners, buiten de inrigting der Vrienden (Quakers) te Frankfort, slechts één hoogstgebrekkig nevengebouw van het Gasthuis voor Krankzinnigen bezit, en nog altijd eene inrigting voor deze arme lijders, gelijk die, welke in de Staten Nieuwyork en Massachusetts gevonden worden, ontbeert. Het noodwendig gevolg hiervan is, dat aan krankzinnigheid ook aldaar, gelijk dit zelfs in Engeland, ja nog veel meer in Frankrijk, het geval is, eene opsluiting in eene gevangenis ten deele valt, en de ongelukkige lijders alzoo dáár geplaatst worden, waar zij niet behooren. De sterfte bedroeg in het Verbeterhuis te Philadelphia, sedert deszelfs opening, op den 1 Julij 1829, tot den 1 Januarij 1836, en alzoo gedurende zes en een half jaren, een getal van 21, op 554 veroordeelden, aldaar opgenomen, van welke er één bereids stervende uit eene andere gevangenis aankwam. Gedurende dit aanmerkelijk tijdsverloop staat de verhouding der gestorvenen tot het getal der veroordeelden niet hooger dan 2,6 ten honderd. Deze, zelfs voor Europa, uiterst geringe verhouding vond daarenboven plaats in eenen tijd, in welken het omgelegen land en de naaste omtrek der gevangenis, herhaalde malen, door de Cholera werd bezocht, wier nadeelige invloed, van wege haren epidemischen aard, ook dáár bespeurd en aangewezen kan worden, waar zij zich niet geheel en al in hare uitwerkselen heeft doen kennen. Ik durf alzoo deze bedenking als volkomen wederlegd beschouwen, vooral daar ik hier nog kan bijvoegen het berigt van den Directeur der Inrigting, den Heer wood, en den Geneesheer franklin bache, te weten: ‘dat de in 1835 ontslagene gevangenen, ten getale van 26, die aldaar, van drie tot zes jaren, waren opgesloten, huns inziens, en te zamen genomen, intellectueel beschouwd, veel beter, en physiek gezonder waren, dan toen zij in het gesticht werden opgenomen.’ Verder: ‘dat van de 84 veroordeelden, die in de 6½ jaren hun ontslag bekwamen, een getal van 55 zich, even als bij hunne inkomst, te weten: 52 gezond en 3 minder gezond hadden bevonden; 15 verlieten het gesticht in beteren, en 14 in minder gunstigen gezondheidstoestand, dan bij derzelver intrede.’ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||
In het Tuchthuis te Glasgow, in Schotland, aan dat van Philadelphia zeer nabij komende, is de gezondheidstoestand, in betrekking tot ons werelddeel, nog gunstiger. De Heer ducpétiaux vond, tijdens zijn bezoek-aldaar, onder de 320 gevangenen, niet éénen enkelen kranke. II. Verder heeft men, tegen het stelsel der eenzame opsluiting, ingebragt, dat hetzelve, ten aanzien der verschillende karakters en de ontwikkeling van de geestvermogens der veroordeelden, op hen met eene schrikbarende ongelijkmatigheid drukt. Dan, waarlijk, dit is eene tegenwerping, die tegen elke strafverordening kan worden ingebragt; dezelve zou echter van aanbelang zijn, bijaldien niet de eenzame opsluiting door het gewoon, herhaald en ongestoord bezoek en de vermanende troostredenen van den Leeraar, de Inspecteuren en Bestuurders der Instelling, aanmerkelijk verligt werd, en, bij de bekommernissen des gemoeds, voordeelen aanbood, zoo als die bij geen ander stelsel kunnen worden aangewezen. - Bij vernieuwing moest ik den Heer wood, den waardigen Opzigter van het Tuchthuis te Philadelphia, en 's mans diepe menschenkennis bewonderen, toen ik, in zijn jongst verslag, deze woorden las: ‘Men vindt welligt ter wereld geene plaats, waar het karakter, de neigingen, de gemoedsgesteldheid en de geestvermogens van den mensch naauwkeuriger kunnen ontdekt worden, dan in eene eenzame cel; een wakker opzigter kan, al zeer spoedig, zijne goede en booze neigingen, de sterkte en de zwakheid van zijnen geest doorgronden, en hem dienovereenkomstig te gemoet komen.’ En nu vraag ik - bij de beschouwing der Auburnsche tucht, en gelijk die op allen gelijkelijk werkt en werken moet, maar toch, natuurlijkerwijze, ongelijk harder drukt op den knaap, wegens zijne eerste misdaad veroordeeld, dan op den met hem gelijkgestelden volleerden booswicht - nu vraag ik: vindt men daarbij dan wel eene zoo naauwkeurige en haarfijne ontleding van 's menschen gemoed en geest, als te Philadelphia, waar het lijden, door verzachtende balsemdruppen, gelenigd wordt; of is zij dáár te zoeken, waar de verjaarde misdadiger, indien het hem mislukt, zijn' nevenman tot eene strafbare daad in de gevangenis, of tot het plegen van snoode aanslagen na hunne in vrijheid stelling te verleiden, zich, voor 't minst, streelt met de gedachte, dat hij zich op zijne vroegere kennismakingen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||
zal kunnen beroemen, en den leerling in het kwaad, met eene dreigende hardnekkigheid, op zijne toekomstige levensbaan zal kunnen vervolgen?!... III. Eene andere, tegen de eenzame opsluiting gemaakte bedenking rust op de vooronderstelling, dat zij den aanleg tot gezelligheid verstoort, die toch bij het zwijgend bijeenzijn behouden blijft, gelijk zulks in eene gevangenis behoort plaats te hebben. Dan, waarin bestaat nu die aanleg, of deze eigenschappen der gezelligheid? Berusten zij op het aanstaren van de aangezigten van andere menschen? Dit toch wordt hun ook in de eenzame cel niet ontzegd; en het is voor den veroordeelden veel voordeeliger, weinige, maar redelijk en helder denkende mannen, en derzelver kalme en welwillende gelaatstrekken, te aanschouwen, dan de schrikbarende werkingen der snoodste hartstogten en van het misdrijf, op de aangezigten van booswichten, gade te slaan. Of wel, kan er eenig gezellig verkeer plaats hebben tusschen menschen, die, ofschoon op dezelfde plaats vereenigd, een onduldbaar stilzwijgen moeten bewaren - die niet mogen spreken noch eenig teeken of blik onderling durven wisselen, uit vrees, van, wegens die overtreding, oogenblikkelijk, met zweepslagen, gekastijd te worden? Die eigenschappen der gezelligheid, waarvoor de mensch vatbaar is, verschillen hemelsbreed van de zoo even genoemde, en kunnen in een zoo verdorven en anderen verdervend gezelschap geleerd noch verkregen worden; en een beter gezelschap, dan dat der weinige uitgelezene mannen, die den eenzamen misdadiger bezoeken, kan in geene gevangenis, noch ergens elders, worden verschaft - eene uitgebreidere kennismaking heeft hij niet verdiend. IV. En wilde men al eens aannemen, dat in eene groote werkplaats, voor velen bestemd, eene naauwlettender bewaking, en een meer onafgebroken toezigt over den veroordeelden en zijne daden, konde plaats vinden, dan in de eenzame cellen; zoo moet men toch ook, aan den anderen kant, toestaan, dat de arbeid, die aan de gevangenen wordt opgelegd, en, vóór alle dingen, de vrijwillige arbeidzaamheid, waartoe de eenzaam opgeslotene de begeerige toevlugt neemt, om de knagingen des gewetens en de eentoonigheid van zijn, aan verstrooijingen geheel vreemd, verblijf te ontgaan, van veel grooter zedelijke waarde te achten zij, dan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||
eene vlljtbetooning, die, door bestendige bedreiging van ligchaamstuchtigingen, gewekt en verlevendigd moet worden. V. Van de beide bekende, even zoo verderfelijke als gruwzame ondeugden, die de geesels eener gevangenis te noemen zijn, wordt de eene, als nimmer alleen gepleegd kunnende worden, bij het Pensylvanische stelsel geheel onmogelijk gemaakt, en de andere, bij een onmerkbaar gadeslaan des eenzaam opgeslotenen, gewis niet gemakkelijker gemaakt, dan in de Auburnsche nachtverblijven. VI. De aan den misdadiger aangebodene middelen ter zedelijke verbetering, zoo wel bij de bezoeken van den Geestelijke, den Schoolonderwijzer en der Inspecteuren, als door het lezen der H. Schrift en andere godsdienstige, nuttige en leerzame werken, zullen gewis meer ten nutte worden aangewend door hem, die zich in gedurige eenzaamheid bevindt, dan door eenig ander, die daartoe alleen kan overgaan, nadat hij, van eene moeijelijke inspanning en arbeid in de open lucht of in de werkplaats, vermoeid en afgemat is geworden. VII. De laatste, maar geenszins geringste bedenking tegen het Pensylvanische stelsel betreft de kosten. Zij raakt, eensdeels, die van den aanbouw; anderdeels de opbrengst van den arbeid. Het is waar, dat cellen voor de eenzame opsluiting, bij nacht en dag, met de daarbij, voor de behoesten van den mensch, vereischte noodwendigheden, niet zoo goedkoop kunnen worden daargesteld, als de Auburnsche nachtcellen, alleen voor het slapen geschikt, en wier aantal, in eene eens gegevene ruimte, gemakkelijk te vermeerderen is; maar voegt men nevens de kosten dier slaapverblijven nog die voor den aanbouw van groote werkplaatsen, eetvertrekken, ziekenzalen, kerk- en schoolgebouw, welke alle in eene gevangenis, als die te Philadelphia, wegvalien, zoo zal het verschil der beide wijzen van aanbouw, wat de kosten betreft, niet zóó groot zijn, als zij beweren, die hunnen maatstaf hierbij van het Verbeterhuis te Philadelphia genomen hebben. De niet minder dan vijftienjarige tijd van aanbouw, te koste gelegd aan eene gevangenis, met even veel overtollige als kostbare bouwkunstige sieraden opgesierd, gelijk ook de gansche inrigting, was, als eene eerste proefneming, met bijzondere, later ligt te ontwijkene, uitgaven verbonden, en kan, uit dien hoofde, even weinig tot maatstaf dienen van datgeen, hetwelk, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||
met onze tegenwoordige uitgebreidere ervaring, bij hetzelfde, sedert meer uitgewerkte bouwstelsel, kan worden bespaard, als men Milbank in Londen, of de dusgenaamde Proefgevangenis der Rue Roquette te Parijs, als standaards voor de kosten eener gevangenis in Engeland of Frankrijk zou willen aanwijzen. Opzigtelijk de jaarlijksche verdiensten in de beide verschillende strafinrigtingen, moeten voorzeker menige handwerken en bezigheden, die de medehulp van een ander vorderen, bij de eenzame opsluiting wegvallen, hetwelk bij het stilzwijgend bijeenzijn het geval niet is. Een bekwaam opzigter zal echter in staat zijn, voor de veroordeelden, weinig plaats innemende en echter winstaanbrengende beroepen (b.v. schoenmaken, kleedermaken, weven, spinnen e.d.) in zwang te brengen, die het gewin der te zamen arbeidenden nabij komen. Op deze wijze heeft de Heer brebner, de bereids genoemde Directeur van het Tuchthuis te Glasgow, in de laatste drie jaren, de, aldaar zeer kortstondig vertoevende, en alzoo weinig aanbrengende gevangenen, zóó voordeelig weten bezig te houden, dat ik elken opzigter eener Europesche gevangenisinrigting, met te zamen werkende veroordeelden, kan uitdagen, iets meer, of zelfs even zoo veel voordeel, te verwerven.
De gevangenen verdienden, in het laatste, voor de groote manufactuurstad Glasgow, en het aldaar gedreven wordend weven en spinnen, bijzonder gunstige jaar, 85% van de gezamenlijke kosten der instelling - eene uitkomst, die ieder gevangenisbestuurder naar waarde zal weten te schatten. Behalve dit alles mag echter niet onvermeld worden gelaten, dat het Philadelphische stelsel een geringer aantal onderopzigters vereischt, dan dat van Auburn. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||
Ziedaar de redenen, die mij hebben overgehaald, om, nevens u, aan de bij nacht en dag afgezonderde opsluiting de voorkeuze te geven boven het stelsel der eenzame nachtverblijven, met een zwijgend bij elkander arbeiden gedurende den dag, overal waar men begeeren mogt eene nieuwe gevangenis, of een verblijf voor geprevenieerden, te vestigen - immers behooren deze laatste, zorgvuldiger nog dan de reeds veroordeelde misdadigers, voor de verleiding van anderen beveiligd te worden. Deze redenen wekten al mijne opmerkzaamheid in Amerika, en regelden mijne overwegingen en ernstig nadenken, sedert mijne terugkomst van daar; en alhoewel ik met eene aanmerkelijke overhelling tot het stelsel van Auburn de nieuwe wereld betrad, zoo moet ik thans, met mijnen achtingwaardigen landgenoot, den Lutherschen Predikant demme, te Philadelphia, openlijk verklarenGa naar voetnoot(*): ‘Ik dacht, dat de onvermijdelijke gezellin der eenzame opsluiting verzwakking der gezondheid, redelooze ongevoeligheid en kwade luim, of een voortdurend, tot droevige bedeesdheid en zwaarmoedigheid afdalend, angstig gevoel, zoude wezen; terwijl, indien het gelukken mogt den gevangenen daarvoor te behoeden, de natuurlijke gevolgen zich zouden doen kennen in achterklap, boosaardigheid, en het vormen van ontwerpen, om zich al ras weder aan de Maatschappij schrikkelijk te wreken, door het herhalen van vroeger wanbedrijf, of het begaan van nog zwarter wandaden. Zóó, ten minste, beschouwde ik, met diepe bekommering, den opbouw der tegenwoordige gevangenis; en gaarne had ik mede de hand geleend, om dezelve, steen voor steen, weder af te breken; ja ik zou dit voor een goed en prijzenswaardig werk hebben gehouden! Dan, nadat de gevangenis, een half jaar geleden, bevolkt was geworden, werd ik, door den Secretaris der Gevangenis-Inspecteuren, uitgenoodigd, eenen veroordeelden te komen bezoeken, een Duitscher van geboorte, en die zijne onschuld aan het hem toegedichte vergrijp bleef beweren. Daar hij verlangde in zijne moedertaal te worden toegesproken, ging ik, in hope van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||
hierdoor den toegang tot zijn hart te winnen, en ter voldoening aan het gedaan verzoek, alhoewel met tegenzin, naar den kerker. Sinds dat oogenblik ben ik aldaar herhaalde reizen geweest; en aangezien mij, door de Inspecteuren en den waardigen Directeur en Opzigter, alle gelegenheid hiertoe werd aangeboden, onderhield ik mij met een aantal gevangenen, en ben ik met de grondbeginselen der inrigting, gelijk ook met hetgeen door dezelve werd te weeg gebragt, allergemeenzaamst bekend geworden, waardoor mijn gevoelen omtrent dezelve ganschelijk veranderd is. - Thans beschouw ik haar als de uitvoering eener gedachte, die, door de verstandigste en werkzaamste menschenliefde ingegeven, een' regel aanbiedt, welke de heilzaamste gevolgen waarborgt voor het zedelijk karakter en het algemeen welzijn der Burgermaatschappij.’ Ik noem mij, enz. julius. |
|