Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Noord-Amerikaansche stelsels van verbetering voorgesteld en vergeleken, door doctor N.F. Julius, te Hamburg.(Vervolg van bl. 409.)
IV. Vermits het geheele stelsel van het stilzwijgend bijeenzijn der gevangenen, gedurende den dag, op eene algemeene en oogenblikkelijke bestraffing van elke overtreding, door | |
[pagina 465]
| |
middel van slaan, berust, zoo behoort de bevoegdheid en magt daartoe aan elken ondergeschikten opziener of sluiter te worden opgedragen. En hier wordt het volkomen bewaarheid, hetgeen de Heer livingston opmerkt: ‘De minste beambte kan elken veroordeelde onverhinderd tuchtigen. Hij behoeft slechts een' oneerbiedigen blik of een teeken van verstandhouding te vermoeden, en nu is het zijn pligt, de zweep te gebruiken, zonder dat aan die kastijding een grens gezet is. Hij zegt slechts, hoe hij gezien heeft, dat de eene veroordeelde aan den andere een teeken gaf; de gevangene ontkent dit, en wordt echter geslagen, niet alleen om hem voor zijne overtreding te straffen, maar tot zoo lang hij bekent, dat hij het teeken werkelijk gaf. Dit is geenszins hetgeen kan plaats hebben, maar hetgeen werkelijk plaats heeft, en hetgeen door zeker Geregtshof is bevestigd, als eene noodwendige en wettige oefening van gezag, die niet slechts bij Bestuurders en Inspecteuren, maar ook bij de gevangenbewaarders moet berusten. En wie zal nu willen beweren, dat dit, aan ondergeschikte handen toevertrouwd, gezag niet misbruikt, en, daar het van willekeur afhangt, ongestraft misbruikt kan worden? of dat eene inrigting, die slechts door het verleenen van zoodanig gezag kan blijven bestaan, als een voorbeeld ter navolging behoort gesteld te worden?’Ga naar voetnoot(*) In wat werelddeel zullen wij echter kariglijk beloonde, en, even hierom, uit de lagere standen genomene, onderbeambten zoeken en vinden, aan wien een zoodanig willekeurig gezag, bij hetwelk gebruik en misbruik zoo naauw aan elkander verbonden zijn, en het misbruik schier onvermijdelijk is, met gerustheid kan worden toevertrouwd? Teregt zeggen wij hier met bentham: Quis custodiet ipsos custodes? Dan, ondanks dit onbetamelijk overdragen van een gezag, dat den geringsten beambte eener gevangenis de bevoegdheid geeft, krachtens zijnen wil alleen, de wettelijk bepaalde tuchtiging te veranderen in eene straf, die, van wege hare ongelijkmatigheid, onzedelijkheid en onwaardigheid, is afgeschaft, - ondanks deze handelwijze kunnen in geen geval de gevangenen verhinderd worden, elkander mededeelingen te doen. De, in den jare 1827, door de Wetgevende Ver- | |
[pagina 466]
| |
gadering der Staten van Nieuwyork, benoemde Commissie tot onderzoek van de gevangenis te Auburn verklaart in derzelver berigt aan den Senaat:Ga naar voetnoot(*) ‘Wij hebben, ondanks het bewonderenswaardig toezigt, in het gesticht te Auburn heerschende, briefjes gezien, op stukjes leder geschreven, en eene aansporing tot opstand inhoudende. Men ziet de gevangenen, zoodra zij gelooven onbemerkt te zijn, praten, lagchen, zingen, fluiten, redeneren en kibbelen, en dit zoo wel onder elkander, als met de opzigters. Zij dooden den tijd met niets te verrigten, terwijl zij den bezoeker der gevangenis aangapen en de stoffen, die zij bearbeiden, in het ongereede brengen of bederven.’ De Heer samuel wood, de voorbeeldige Opziener van het verbeterhuis te Philadelphia, deelde mij de bekentenis mede van eenen misdadiger, vroeger te Auburn opgesloten, inhoudende: dat, toen genoemde Heer, eenige jaren bevorens, de laatstgezegde gevangenis bezocht, alwaar hij door één eenige der aldaar aanwezige misdadigers werd herkend, dit nieuws, in weinige oogenblikken, door de geheele gevangenis verbreid was geworden. V. Bij het stelsel van afscheiding der veroordeelden, gedurende dag en nacht, zijn de cellen van toereikende grootte, om den gevangene ook in geval van ziekte te kunnen dienen, en hem alsdan geheel ongestoord en onder vier oogen dien geestelijken troost te doen genieten, waarvoor de mensch nimmer toegankelijker is, dan wanneer hij gelooft zich in het voorhof of aan den oever eener andere wereld te bevinden. Op deze wijze kunnen, bij het Philadelphische stelsel, ziekenkamers, of afdeelingen voor kranken, gemist worden. Dit is niet alleen betrekkelijk tot het besparen van kosten, maar levert ook een groot, niet te miskennen voordeel op, door het volkomen afsnijden van elken weg tot mededeeling, en den wederkeerigen verderfelijken invloed der misdadigers, die derzelver lievelingsplaats in de algemeene ziekenkamer, het gewone hoofdkwartier van alle veroordeelden, zoo gaarne opslaan, alwaar zij, door het af- en toegaan van niet bedlegerigen, al de onreinheid der gezonden deelachtig worden, zoodat zij, om daarheen te geraken, zoo wel tot voeding der traagheid, als tot het vlieden der eenzaamheid in | |
[pagina 467]
| |
de slaapcel, allerlei ongesteldheden en gebreken voorwenden, of wel dezelve kunstiglijk weten te verwekken, te verergeren en duurzaam te maken. VI. Eene volkomene scheiding der geslachten, wanneer deze, zij het ook in geheel afgezonderde deelen, maar dan toch in hetzelfde gesticht zijn opgesloten, is een onderwerp, dat tot hiertoe in al deszelfs gewigt nimmer is voorgesteld en nog veel minder voldoende is opgelost. Bij het stelsel der eenzame opsluiting, dag en nacht, wordt deze oplossing zeer gemakkelijk. De ondervinding getuigt dit te Philadelphia, waar de beide seksen met goed gevolg bewaard worden, en waar twee medepligtigen aan hetzelfde misdrijf reeds twee jaren, in aan elkander grenzende cellen, zaten opgesloten, toen een hunner aan den Hoofdopziener, den Heer wood, demoedig verzocht te mogen weten, of zijn medeschuldige zich mede in handen van het geregt bevond; waaromtrent hem echter, natuurlijkerwijze, niets te kennen werd gegeven.Ga naar voetnoot(*) VII. Al de tot hiertoe opgetelde voordeelen van het stelsel van Philadelphia boven dat van Auburn zijn betrekkelijk tot de tijdruimte, die door den misdadiger te zijner straffe en, indien mogelijk, te zijner verbetering wordt doorgebragt. Maar na den voleindigden straftijd, en wanneer de ontslagene weder in het burgerlijke leven terugkeert, om andermaal tusschen het volgen van deugd of ondeugd te beslissen, vertoont zich een nieuw en allerbelangrijkst voordeel van het eerstgenoemde stelsel, hetwelk alleen de dikwerf onoverkomelijke hindernissen in het volgen der deugd en de gevaarvolle verzoekingen tot de ondeugd uit den weg ruimt, of wel doet verdwijnen. Wij bedoelen hier de kennismaking der misdadigers onderling. Deze kennismaking, door zien | |
[pagina 468]
| |
verwekt, is, bij de bedoelde individu's, een zoo groot kwaad, dat het alleen door dat der mondelinge kan overtroffen worden. De eerste is, voor 't minst, onvermijdelijk bij het stelsel van Auburn, maar bij dat van Philadelphia geheel onmogelijk; terwijl ook ontslagenen zelden nalaten, de in de gevangenis aangeknoopte bekendschap later te vernieuwen, en, wanneer een voormalige medegevangene het plaats gehad hebbend deelgenootschap mogt ontkennen, er een schandelijk vermaak in vinden hem daartoe te noodzaken, om alzoo met hem eene vernieuwde verbindtenis te sluiten. Een voorbeeld hiervan deelen de Heeren beaumont en tocqueville mede uit derzelver gesprekken met de veroordeelden te Philadelphia; en het is zoo merkwaardig, en een zoo afdoend bewijs voor het zoo aanstonds beweerde, dat ik hetzelve hier gaarne eene plaats inruime.Ga naar voetnoot(*) ‘Een gevangene, 40 jaren oud, verhaalt zijne levensgeschiedenis op deze wijze: Ik was 14 of 15 jaren oud, toen ik te Philadelphia aankwam. Als de zoon eens armen landbouwers uit het Westen, wenschte ik door arbeid, in deze groote stad, mijn onderhoud te vinden. Niemand aanbevolen zijnde, vond ik geen werk, en, bij gebrek aan huisvesting, zag ik mij, reeds op den eersten dag mijner aankomst, genoodzaakt, het verdek van een schip, dat in de haven lag, tot mijn nachtverblijf te kiezen. Hier werd ik den volgenden morgen gevonden, door de Policie in hechtenis genomen, en door den Burgemeester veroordeeld, om, als landlooper, eene maand te worden opgesloten. Gedurende deze maand bevond ik mij onder misdadigers van elken leeftijd, die de goede beginsels, mij door mijnen vader ingeprent, ondermijnden. Mijne eerste daad, na mijn ontslag, was eene verbindtenis met eenige jeugdige misdadigers van mijne jaren, en de medehulp aan onderscheidene diefstallen. Ik werd gevangen, verhoord en vrijgesproken, en van nu aan geloofde ik de geregtigheid te kunnen ontwijken; in het vertrouwen op mijne handigheid misdrijven plegende, die mij andermaal voor de Assises bragten. Ditmaal werd ik, voor negen jaren, naar het oude Tuchthuis verwezen. Ik erken, dat ik, gedurende mijn verblijf aldaar, nimmer eenig leedwezen over mijne misdrijven gevoelde, noch tot eenig berouw geko- | |
[pagina 469]
| |
men ben. Spoedig bespeurde ik echter, dat dezelfde personen gedurig terugkeerden, en dat, hoe groot de bekwaamheid, de kracht of het moedbetoon der dieven ook schijnen mogt, zij toch allen eindelijk weder in hechtenis kwamen. Deze waarneming deed mij, met ernst, op mijzelven denken, en ik vormde het vaste voornemen, om, bij mijn ontslag, eene zoo gevaarvolle leefwijze voor altijd vaarwel te zeggen. Na het nemen van dit besluit, werd mijn gedrag beter, en, na eene gevangenschap van zeven jaren, werd ik in vrijheid gesteld. In de gevangenis het kleedermaken geleerd hebbende, vond ik spoedig gelegenheid om goed geplaatst te worden. Ik trad in het huwelijk, en begon allengs mijn onderhoud te verdienen; dan Philadelphia omvatte een aantal lieden, die ik in het Huis gekend had, en bestendig sidderde ik, om door hen verraden te worden. Werkelijk kwamen, op zekeren dag, twee mijner oude kennissen aan mijnen winkel, verlangende mij te spreken. Aanvankelijk hield ik mij, als kende ik hen niet; dan zij noodzaakten mij alras, alles te bekennen. Daarna verlangden zij van mij eene beduidende som ter leen, met bedreiging, om, indien ik weigerig bleef, aan mijnen Meester alles te zullen openbaren. Ik beloofde nu hun te wille te zullen zijn, voorslaande, dat zij des anderen daags aan mijne woning zouden komen. Maar naauwelijks waren zij verdwenen, toen ik den winkel verliet, en, met mijne vrouw, naar Baltimore scheep ging. Dáár ter plaats vond ik, met geringe moeite, werk, en leefde zelfs onder gunstige omstandigheden, toen mijn Meester, op zekeren dag, namens de Policie te Philadelphia, de kennisgeving ontving, dat hij onder zijne werklieden iemand telde, die uit het oude Tuchthuis was ontslagen. Het is mij onbekend, wat tot dezen maatregel aanleiding mag gegeven hebben; maar wel weet ik, dat ik het aan denzelven moet dankweten, dat ik thans hier ben! Naauwelijks had mijn Meester het bedoelde schrijven ontvangen, toen ik smadelijk werd weggezonden. Wel liep ik, in Baltimore, bij alle Bazen rond; dan zij waren van het gebeurde onderrigt, en een ieder weigerde mij aan te nemen. Thans drong mij de nood, aan den ijzeren spoorweg te arbeiden, die destijds tusschen laatstgenoemde stad en de Ohio werd aangelegd. De kommer en verdrietelijkheden, aan mijne leefwijze verbonden, haalden mij eene | |
[pagina 470]
| |
hevige koorts op den hals; lang bleef ik ziekelijk, en inmiddels versmolt mijn gering vermogen. Ter naauwernood hersteld, liet ik mij naar Philadelphia voeren, waar de koorts terugkeerde. Weder herstellende, en mij zonder middelen, zonder brood voor mij en de mijnen ziende, en aan alle hindernissen denkende, die zich aan mijne eerlijke pogingen hadden in den weg gelegd, gelijk ook aan de onregtvaardige vervolgingen, die ik had moeten dulden, verviel ik in een' staat van onuitsprekelijke verbittering, en ik sprak tot mijzelven: Welaan! daar men er mij toe dwingt, wil ik anderwerf een dief worden; ja, ware er in de Vereenigde Staten slechts één enkele dollar te vinden, ik wil dien bemagtigen, al bevond hij zich ook in den zak van den President van 't Congres! Nu riep ik mijne vrouw, en beval haar, al onze minnoodzakelijke kleedingstukken te verhandelen en daarvoor een pistool te koopen. Hiermede gewapend, begaf ik mij, op krukken, daar ik van zwakte alleen niet gaan kon, in den omtrek der stad, hield den eersten voorbijganger aan, en noodzaakte hem, mij zijne brieventasch af te geven. Maar reeds op den avond van denzelfden dag werd ik ontdekt, daar de beroofde mij in de verte gevolgd was, en men mij, vermits mijne zwakte, die mij belette mij spoedig te verwijderen, terstond op het spoor kwam; ik bekende aanstonds mijne misdaad, en werd herwaarts gezonden. Wanneer ik nu, na negen jaren, ontslagen word, zal niemand mij meer kennen - niemand weten, dat ik gevangen zat - men kan niemand vinden, met wien ik eene gevaarlijke kennismaking aanging. Ik zal de vrijheid hebben, mijne nooddruft in vrede te verdienen. Dit zijn de grootste voordeelen, die ik in dit verbeterhuis heb gevonden, en waarom ik, ondanks de hier heerschende strenge tucht, liever honderdwerf hier ben opgesloten, dan op nieuw in een' mijner vorige kerkers.’
Laat mij thans, en zonder mij te beroepen op de Fransche onderzoekers - die, ondanks hunne overhelling tot het stelsel van Pensylvanië, hetwelk, toen zij zich in Amerika ophielden, slechts korteling ontstaan was, zich, vermoedelijk kieschheidshalve, onthouden hebben, omtrent de betrekkelijke waarde der beide stelsels eene beslissende uitspraak te doen, - laat mij thans gadeslaan, wat door andere bevoegde | |
[pagina 471]
| |
bezoekers van het Verbeterhuis te Philadelphia en gelijksoortige gevangenissen, gelijk ook van het vroeger gevestigd Tuchthuis te Glasgow, over dit onderwerp is opgemerkt en geoordeeld. De Heeren mondelet en neilson, die in de lente des jaars 1834, namens het Bewind van Neder-Canada, naar de Vereenigde Staten werden gezonden, om den toestand der Gevangenissen aldaar te onderzoeken en omtrent derzelver inrigting verslag te doen, opdat de wetgevende vergadering van elke Provincie in de gelegenheid mogt gesteld worden, een der Noord-Amerikaansche plans voor een nieuw op te rigten Verbeterhuis in Canada te kiezen, drukken zich op de volgende wijze uit, in derzelver ambtshalve opgemaakt berigt: ‘De grondslag van het stelsel ter verbetering bestaat in de afzonderlijke opsluiting van elken veroordeelde. Dat van Auburn vereenigt de afzondering bij nacht, bij gemeenschappelijken arbeid, in verband met een gedwongen stilzwijgen en het verhinderen van elke mededeeling. Dat van Philadelphia vereenigt, daarentegen, eene volkomene afscheiding met den arbeid van elken gevangene in zijne cel. De meest in het oog vallende uitkomsten der twee stelsels, of veeleer de onderscheidene manieren, om hetzelfde stelsel van verbetering te handhaven, bestaan, bij dat van Auburn, in de meerdere overwinst, die de gevangenen door handenarbeid verwerven - bij dat van Philadelphia in eene onderworpene gemoedsstemming van den misdadiger, en, voor het uiterlijke, in eene doorgaande verbetering van zijne neigingen en gezindheden, bij geringere geldelijke verdiensten. Het naaste doelwit bij het ontnemen der vrijheid aan een individu, te weten de beveiliging der maatschappij voor wandaden, wordt door beide stelsels bereikt. Maar datgene, hetwelk, naar eigen aard, het meest bijdraagt tot verbetering van den misdadiger en tot het verwekken van afschrik bij anderen, als voorbeeld te nemen en te volgen, zal toch wel in het einde het doeltreffendste zijn. Wanneer een kerker eene school voor de misdadigers wordt, en deze zich, na hun ontslag zich over het land verspreidende, door vorige bekendschap aan elkander hechten; zich door een gemeenschappelijk gevoel, gewekt bij het aandenken aan gemeenschappelijk gedragen leed, aaneensleiten, en dan, door hunne bedrevenheid in | |
[pagina 472]
| |
de kunst van misdrijven te begaan, en tevens de ontdekking voor te komen, zich verbreiden en verrijken, - dan zal het nadeel aan de zijde van het algemeen, zoo wel door de verliezen van diesstal en roof, als door de kosten van het opsporen en veroordeelen der schuldigen, spoedig onmetelijk zijn. In het hart des lands zal zich dan eene welafgerigte en georganiseerde bende Roovers vormen, wier aantal steeds zal toenemen, en alle bemoeijingen van burgers en regenten verijdelen. De oudere gevangenisstelsels hebben nagenoeg dergelijke gevolgen opgeleverd. Nu werd het stelsel van verbetering in Engeland uitgedacht, en in Pensylvanië en de verdere Vereenigde Staten volkomener toegepast, alwaar men begreep, eene mildere toepassing der strafwetten te moeten verbinden aan de poging, om de gebrekkige wijze van opsluiting in de gewone gevangenissen, en gelijk die in de meest beschaafde landen werd aangetroffen, tot geneesmiddel te doen dienen tegen de vermenigvuldiging der wanbedrijven. - Deze overwegingen hebben ons overgehaald, aan het stelsel van Philadelphia de voorkeur te geven, ofschoon hetzelve minder geldelijk voordeel aanbiedt, en welligt, gedurende eenig tijdsverloop, aanmerkelijke uitgaven moge vorderen. Daarenboven heeft het stelsel van Auburn, onder de handwerkers en handeldrijvende personen, bereids algemeene klagten over mededinging doen ontstaan, in zoodanige vakken van arbeid, die in de Tuchthuizen worden geoefend, en die met de door hen verhandelde waren, als gelijksoortig mogen beschouwd worden. Te Philadelphia bekomen de veroordeelden boeken en arbeid: arbeidt hij niet, in dit geval ontvangt hij ook niet meer voedsel, dan noodig is voor levensonderhoud. In ieder opzigt wordt hij menschlievend behandeld, en met hem wordt als met een redelijk en door verstand te leiden schepsel gesproken. Hij bevindt zich niet onder de heerschappij van louter gezag of eene willekeurige toepassing van straf; hij wordt slechts, volgens een onpartijdig oordeel, en overeenkomstig de door hem overtredene voorschriften der wet, aan bepaalde tuchtigingen onderworpen. Niets ontdekt men, dat naar wraakneming gelijkt; maar, in stede daarvan, leedwezen over het noodzakelijke van dwangmiddelen, wier toepassing de misdadiger zelf ver- | |
[pagina 473]
| |
oorzaakte; een leedwezen, waarin hij, bij gezet nadenken, zonder afleidende omstandigheden of bijkomende verzoekingen, naauwelijks kan nalaten te deelen; terwijl hij tevens, voor de toekomst, het besluit opvat, om zich voor een' dieperen val te hoeden. Bezit nu zoodanig mensch geestkracht genoeg, om bij zulk een besluit te blijven volharden, zoo kan men schier geen' twijfel koesteren omtrent den veelvermogenden invloed van het stelsel tot het bereiken der voorgestelde bedoelingen.’ Dit waren de beweeggronden, die de afgezondene gelastigden van Neder-Canada bewogen, aan het Bestuur dezer Provincie voor te slaan, om het stelsel van Pensylvanië te volgen. Overeenkomstig hiermede werd dan ook besloten, en het door den Heer haviland, volgens de beginselen van het door hem te Philadelphia gevestigde Verbeterhuis, ingeleverd ontwerp gekozen tot de daarstelling van een Canadaasch Verbeterhuis. Wilde ik thans gewagen van hen, die de Amerikaansche gevangenissen ambtshalve bezochten, zoo zou ik van dezen en ook van mijzelven moeten spreken. Eerstbedoelden hebben bereids, in derzelver, op last van het Lagerhuis, uitgegeven verslag over dit onderwerp, een schitterend getuigenis omtrent het stelsel van Philadelphia en ten voordeele van hetzelve afgelegd.Ga naar voetnoot(*) Volkomen moet ik bevestigen, wat daarbij wordt opgemerkt, dat, alhoewel in geene gevangenis ter wereld de voordeelen van het Auburnsche stelsel in een gunstiger licht kunnen verschijnen, dan in die te Wethersfield, desonaangezien, bij hunne reize door de Vereenigde Staten, hun niemand is voorgekomen, die zich op eene beslissender wijze voor de eenzame opsluiting gedurende nacht en dag, in tegenstelling van een stilzwijgend bijeenzijn, heeft uitgelaten, dan de Hoofddirecteur dezer gevangenis. Ja, ik kan hier bijvoegen, dat ik, buiten hem, nog andere opzieners van gevangenissen, naar het stelsel van Auburn beheerd wordende, heb aangetroffen, die, met eene edele vrijmoedigheid, erkenden, dat, wanneer zij hunne eigene Inrigting vermogten te veranderen, zij aan het stelsel van Pensylvanië de voorkeuze zouden schenken. | |
[pagina 474]
| |
En indien ik nu, eindelijk, van mijzelven zal spreken; zoo verklaar ik rondborstig, dat, naar mijn beste weten en gewisse, van al de mij bekende in Europa of Amerika beproefde stelsels, niet één, ik wil niet zeggen grootere, maar eene voor 't minst gelijkstaande mate van billijkheid en regtvaardigheid in het toepassen der straf, en zoo vele mogelijkheden ter verbetering aanbiedt, als de eenzame opsluiting, verbonden met het regelmatig bezoek der beambten en Inspecteuren, den Leeraar en den Geneesheer. Ik herhaal de woorden mogelijkheden ter verbetering; immers verder reikt de kracht des menschen niet! Hij vermag alleen datgene uit den weg te ruimen, wat de inwendige werking der Goddelijke genade hinderlijk is, die als de éénige hoofdbron van het goede in den mensch behoort aangemerkt te worden.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|