Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 399]
| |
De Noord-Amerikaansche stelsels van verbetering voorgesteld en vergeleken, door doctor N.F. Julius, te Hamburg.[Medegedeeld door w.h. warnsinck, bz.Ga naar voetnoot(*)]
Hamburg, den 1 September, 1836.
Gij verlangt, dat ik u thans, al aanstonds na mijne volbragte reis naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en de beide Canada's, - alwaar ik uwe voetstappen, zoowel als die der Heeren de beaumont en de tocqueville, bij het onderzoek der Gevangenissen aldaar, zorgvuldig gevolgd ben - voorloopig en beknopt, eenig verslag mededeele van mijn onderzoek, en der denkbeelden, die ik mij gevormd heb en voor het tegenwoordige koestere, omtrent eenige der gewigtigste en noodwendigste bijzonderheden uit den kring onzer gemeenschappelijke onderzoekingen. Aangezien die bijzonderheden - met name de voor- en nadeelen der onderscheidene, in Amerika in werking gebragte, stelsels van verbetering en derzelver onderlinge vergelijking - vooral in het tegenwoordig oogenblik, van hoog gewigt zijn, zoo geef ik aan uw verlangen gereedelijk gehoor, en zal ik mij, in dezen brief, alleen tot die onderwerpen bepalen; mij voorbehoudende, om, in een grooter en uitvoeriger werk, waartoe ik thans de bouwstoffen verzamel, mijne denkbeelden, zoowel over het stelsel van verbetering, als over het aantal, den aard en de oorzaken der misdrijven in de nieuwe wereld, omstandiger te ontvouwen; vooral, daar zich te dien aanzien, en ten gevolge van den geheel verschillenden toestand in het staatkundige, godsdienstige en maatschappelijke, alles gansch | |
[pagina 400]
| |
anders dan in Europa voordoet, en door den gewigtigen invloed der Volksopvoeding en van het Armenwezen gewijzigd is. Desonaangezien zullen mijne opmerkingen, over de bedoelde onderwerpen, u welligt niet geheel onverschillig zijn, daar ik het voordeel mogt genieten, dezelve op ervaringen te gronden, die twee jaren later reiken, dan die, welke u, op uwe reis naar genoemd werelddeel, nuttig waren, en eene dagteekening voeren, ongeveer vier jaren jonger, dan die onzer achtingwaardige Fransche voorgangers op dezelfde loopbaan. De meest oppervlakkige overweging van het dusgenoemde Amerikaansche stelsel van verbetering, waarover in Europa bereids meer dan veertig jaren sprake was, vertoont ons, al aanstonds, twee geheel van elkander verschillende wegen, die men aldaar, zoo wel in betrekking tot den bouw als tot het beheer der Gevangenissen, heeft beproefd en ingeslagen, ten einde hetzelfde doel, eene verbeterende bestraffing van den misdadiger, te bereiken. De onderscheidende hoofdtrekken der beide stelsels zijn bij het eene, doorgaans het Nieuwyorksche, of dat van Auburn, genaamd: afscheiding der gevangenen gedurende den nacht, en gemeenschappelijke, maar met stilzwijgen gepaarden, arbeid bij dag; terwijl bij het andere, zoogenoemde Pensylvanische of Philadelphische stelsel, de afscheiding en afzonderlijke arbeid, zoo wel bij dag als bij nacht, gevorderd wordt. Het stelsel van Nieuwyork, bereids ten jare 1771 in het Tuchthuis te Gent, in Oostvlaanderen, volgens de voorschriften van den achtingwaardigen Graaf vilain XIV, beproefd, en hetwelk, volgens de getuigenissen van howard en buxton, gedurende vele jaren aldaar gevolgd is geworden, werd ten jare 1820 in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bij de daarstelling van den noordelijken vleugel des kerkers te Auburn, voor het westelijk gedeelte van den Staat Nieuwyork, ingevoerd. De aanbouw was in 1823 voltooid, en van dit tijdstip af aan heeft zich vervolgens het binnen Auburn gehandhaafde stelsel, vooral door de berigten en bemoeijingen van het daar ter plaatse destijds gevestigde Bostonsche Gevangengenootschap en deszelfs verdienstelijken Secretaris dwight, over een groot deel van Noord-Amerika uitgebreid. Wij ontmoeteden hetzelve thans in vijftien onderscheidene gevangenissen der Vereenigde Staten, als, in den Staat Nieuwyork, te Auburn en Singsing; alsmede, voor de stad Nieuwyork, op het eiland Blackwell; verder te Windsor, | |
[pagina 401]
| |
voor Vermont - in Concordia, voor Nieuw-Hampshire - te Wethersfield, voor Connecticut - te Charlestown, voor Massachusetts - te Washington, voor den omkreits van Columbia - te Baltimore, voor Maryland - te Milledgeville, voor Georgië - te Bâton-rouge, voor Louisiana - te Nashville, voor Tennessee - te Frankfort, voor Kentucky - te Columbus, voor Ohio; alsmede de gevangenis van het Graafschap Worcester, in den Staat Massachusetts; welke alle naar dezelfde bouworde en wijze van beheer zijn ingerigt. Het stelsel van Pensylvanië werd in Amerika voor 't eerst aan 't licht gesteld door de daarstelling van het verbeterhuis nabij Philadelphia. Hiertoe werd, namelijk, ten jare 1821, door het wetgevend gezag van genoemden Staat, overgegaan, en van 1822 tot 1835 werd de bouw aangevangen en voltooid. Dan, sedert het midden des jaars 1829, ving men bij voorraad aan, het bereids voltooide met veroordeelden te bevolken. - Het verdient alhier opgemerkt te worden, dat, vijf jaren vroeger, het nieuwere gedeelte van het Tuchthuis te Glasgow, in Schotland, werd opgebouwd, alwaar ik, reeds in 1825, den voornaamsten Bestuurder brebner een stelsel zag volgen, zeer nabij komende aan dat, wat ik later in Philadelphia bewonderde. Naar de grondbeginselen van dit stelsel, hetwelk de wereld aan den langdurigen en onafgebrokenen arbeid van het, sedert 1776, bestaande Philadelphische Gevangengenootschap, zoo wel als aan de scheppingskracht en volharding van den in genoemde stad gevestigden Engelschen Bouwmeester john haviland, mag dank weten, zijn, sedert, bereids acht onderscheidene gevangenissen ingerigt. Deze zijn, behalve de straks genoemde, die van Pittsburg, voor het westelijk gedeelte van Pensylvanië - de Graafschappelijke gevangenissen in Philadelphia en in Pittsburg - gelijk die der Staten Nieuwjersey, in Trenton, en Rhode Island, in Providence - der Provincie Neder Canada, in Montreal - en die der stad Nieuwyork. Nog verdient een tweetal der in de nieuwste tijden daarge. stelde Amerikaansche Gevangenissen eene afzonderlijke vermelding, aangezien zij alleen in haren aanleg, en geenszins in hare wijze van beheer, aanmerkelijk afwijken van het laatstvermelde stelsel. Het zijn de strafgevangenis te Kingston, voor Opper Canada, (waarin de Heer powers, Broeder des voormaligen Bestuurders te Auburn, eene belangrijke verbetering in de bouworde heeft aangebragt) en die, voor | |
[pagina 402]
| |
Virginië, te Richmond, wier lokale onvolkomenheden door de beide hoogstvereerde Bestuurders, de H.H. parsons en morgan, welke elkander opvolgden, voortreffelijk verbeterd zijn. Uit de zoo even medegedeelde opgaven blijkt, dat slechts acht der Amerikaansche Gevangenissen den bouwtrant en de tucht van het Pensylvanische - vijftien echter, of welligt nog eenmaal dit getal, in dezen het Auburnsche stelsel gevolgd zijn, voor hetwelk alzoo de meerderheid zoude pleiten. Neemt men echter hierbij in aanmerking, dat de Proefgevangenis in Philadelphia eerst in het jaar 1829 zoo verre gereed was, dat men kon aanvangen, dezelve langzaam en van lieverlede te bevolken; terwijl het sedert 1823 in al zijne volkomenheid erkende stelsel van Auburn telken jare, door de belangrijkste berigten, van wege het Bostonsche Gevangengenootschap werd aanbevolen en geprezen: zoo behooren wij ons veelmeer te verwonderen, dat ook nog eene andere leermethode en handelwijze zich over de beide grootste en den meesten invloed hebbende Staten, als ook over twee kleinere, wist uit te breiden, ja zelfs, de grenzen dier Staten overschrijdende, tot in de Britsche provincie van Neder-Canada doordrong. Het laatstbedoelde stelsel telt thans slechts het achtste jaar van deszelfs aanwezen, terwijl het Auburnsche bereids veertien jaren bestond; en desniettegenstaande ontdekken wij, dat al de, sedert de laatste vier jaren, en de aanneming der plans voor de Ohiosche staatsgevangenis in Columbus, in Noord-Amerika ontworpen of daargestelde gevangenissen naar het stelsel van Pensylvanië zijn ingerigt. Zelfs in Nieuwyork, de aanzienlijkste stad der vereeniging, hield men het voor gepast, toen, in den verloopenen jare, eene openlijke prijsuitloving werd uitgeschreven, op ontwerpen tot aanbouw van eene nieuwe groote gevangenis, en ten gevolge waarvan een leerling van den Heer schinkel, de Heer c.f. reichardt, van Berlijn, den tweeden prijs behaalde, het voorbeeld der drie bestaande gevangenissen, waarvan ééne van wege de stad Nieuwyork zelve was daargesteld, niet te volgen, maar veeleer den weg in te slaan, dien men, in het mededingende Philadelphia, vooraf gebaand en betreden had. Dit alles schijnt ons te doen gelooven, dat de punten van aantrekking en de voordeelen van het Pensylvanische stelsel van veel gewigt moeten zijn, aangezien zij hetzelve bevor- | |
[pagina 403]
| |
derd hebben, ondanks deszelfs later ontstaan en het aanwenden van verbazende kosten; op die wijze een ander stelsel verdringende, hetwelk, voorzeker, eene aanmerkelijke schrede ter verbetering had daargesteld, door de nadeelen van het onderling verkeer der gevangenen en het, daaraan verbonden, wederkeerig zedebederf voor te komen; twee kwaden, die in de voormalige gevangenissen aanwezig waren, en nog heden, op vele plaatsen in Amerika, gelijk, over het geheel, in de meeste kerkers op het vaste land van Europa, worden gevonden. - Wij wenschten de bedoelde voordeelen beknoptelijk te ontvouwen, ten einde te kunnen beslissen, of dezelve waarlijk en metderdaad, of schijnbaar en ingebeeld aanwezig zijn. I. Het valt niet te ontkennen, dat onderling verkeer, ja zelfs bloote kennismaking, gelijk dezelve bij het stelsel van gezamenlijken, schoon met stilzwijgen gepaarden, arbeid plaats vindt, de kerkerstraf grootelijks verligt, terwijl tevens daardoor het nadenken, en, als gevolg hiervan, de verbetering, schier geheel worden buitengesloten. Het gevoel van hulpeloos aan zichzelven te worden overgelaten, een gevoel, dat door de meest onbepaalde afscheiding der misdadigers onderling moet ontstaan, en hetwelk voorzeker een der gestrengste, maar toch ook nuttigste, grondtrekken der Philadelphische huistucht uitmaakt, is eene heilzame tucht, die door de onafgebrokene dagelijksche bezoeken van den Directeur der Inrigting, des Gevangenbewaarders, van den Geneesheer, den Schoolleeraar en den Geestelijke van het gesticht, in de eenzame cel, als ook door beweging en arbeid in de open lucht, genoegzaam verzacht wordt, om niet nadeelig te werken op het ligchaam en den geest. Het is eene uitgemaakte zaak, dat, ofschoon wij ook aannemen, dat uit het beperkt verkeer, door het Auburnsche stelsel toegelaten, geen groot gevaar voor de zedelijkheid moge ontstaan, desniettegenstaande, door het elken dag tezamenzijn van dezelfde individu's, het drukkende der gevangenschap verminderd, en het afschrikkende van dezelve aanmerkelijk verzwakt wordt. Ook ik verklaar mij, nevens den waardigen Tuchthuisprediker te Milbank, bij deszelfs mededeelingen aan de gelastigden uit het Hoogerhuis tot het onderzoek der Gevangenissen, tegen alles, wat daartoe kan bijdragen, dat de gevangene ook slechts voor één oogenblik vergete, dat hij gevangen is; dat alwat hij bezit den Staat toebehoort, en door | |
[pagina 404]
| |
denzelven naar welgevallen geschonken of onthouden kan worden. Dit zijn de zedelijke grondstellingen tegen elke, ook slechts door het zintuig des gezigts, daargestelde verbinding van veroordeelden; grondstellingen, wier aanwezen van veel invloeds moet geacht worden, daar wij in Philadelphia eenen gevangene ontmoeteden, die ons verklaarde, dat zijne grootste vreugde in het verschijnen van eenen kever of eene kapel gelegen was, omdat zij hem, als 't ware, tot gezelschap verstrekte.Ga naar voetnoot(*) Dan, er zijn ook nog andere, der vermelding waardige, bedenkingen tegen elke verbinding der veroordeelden voorhanden, waarover de Luitenant sibly, de voornaamste Bestuurder van het Tuchthuis te Brixton, bij Londen, zich in de volgende bewoordingen uitlaat:Ga naar voetnoot(†) ‘Gevangenen zijn doorgaans inzonderheid daarop uit, gelegenheden tot gesprekken en woordwisselingen te zoeken, die eene vruchtbare bron zijn van zorg en onrust voor de beambten; terwijl zij voor hen een middel worden van genot en verlustiging, en eene oefening der vermogens van waarneming en mededeeling, waarin velen hunner uitmunten; de tentoonstelling hunner begaafdheden en het verwerven van den bijval hunner medegevangenen, en de lage vreugde, die zij bij de verlegenheid der opzigters gevoelen, terwijl het hun gelijktijdig gelukt, den tijd nutteloos te verbeuzelen - een' tijd, dien zij, voor 't minst, onder zoodanige beperkingen behoorden door te brengen, als meest geschikt zijn bevonden, om niet af te wijken van den weg der verbetering. Reeds de onvermijdelijke veranderingen van plaats, ten einde zich naar de verschillende gedeelten der gevangenis te begeven, zijn, vooral wanneer zij gezamenlijk plaats hebben, eene hoogstnadeelige verzachting der straf. De gevangene vindt in de eerste plaats zijn slaapvertrek, voorts zijn dagverblijf, veelligt nog eene werkplaats, en een' grooten hof, om er in te wandelen of te arbeiden; verder de kerk of het bedehuis, de ziekenkamer, de school, en die verschillende lokalen, | |
[pagina 405]
| |
waarin hij arbeidt. Op deze wijze brengt de veroordeelde een aanmerkelijk deel van zijnen tijd niet met werken, maar met het bezoeken van de onderscheidene deelen der gevangenis door; al hetwelk de opmerkzaamheid op zichzelven verhindert, door zijnen geest met iets anders bezig te houden. Onthoudt men echter den gestraften dit gezellig verkeer, en bewaart men hem in zijne eenzame cel, zoo noopt men hem tot nadenken, ontneemt hem elke gelegenheid tot gesprek of verstrooijing, en het gemoed wordt, binnen kort, als 't ware, tot een' helderen spiegel, waarin het verledene met eene getrouwheid wordt teruggekaatst, welke nimmer misleidt noch verwart, en met eene kracht, die niet kan wederstaan worden; ja die, de beweegoorzaken en daden van vroegeren tijd met hare natuurlijke kleuren afmalende, den besten leiddraad aan de hand geeft, waarnaar de gestrafte in het toekomstige zijne handelingen kan regelen.’ II. De algemeene indruk, dien de Philadelphische tucht op den misdadiger uitoefent, moet, uit dien hoofde, ook inniger en duurzamer zijn, dan dit mogelijk kan zijn bij elk ander stelsel, hetwelk, gedurende den ganschen dag, eene verkeering van de slechtste soort toestaat. Het hoofddoel wordt ook bij een' korten straftijd bereikt, hetwelk zoo wel ten nutte der gevangenen, als ten voordeele van den Staat kan gedijen; en tevens kan men hierdoor, in enkele gevallen, de herhaling van misdrijven en de vermeerdering der recidiven voorkomen: want alhoewel de Fransche onderzoekers der Amerikaansche Gevangenissen zich zorgvuldig onthouden hebben, om tusschen de beide bedoelde stelsels te beslissen, zoo hebben zij toch niet kunnen nalaten, in hun berigt aan te merken:Ga naar voetnoot(*) ‘Overmits het stelsel van Philadelphia tevens datgene is, hetwelk den diepsten indruk op het gemoed der veroordeelden te wege brengt, zoo moet het voor de verbetering voordeeliger uitkomsten opleveren dan het Auburnsche. Welligt echter bewerkt het laatstgenoemde, krachtens zijne met de gewoonten van het menschelijke leven meer overeenkomende tucht, een grooter aantal van zoodanige verbeteringen, die wij wettelijk zullen noemen, dewijl zij de uitwendige vervulling der burgerlijke pligten | |
[pagina 406]
| |
bevorderlijk zijn. Tasten wij hier niet mis, zoo zou het Philadelphische stelsel meer eerlijke lieden, en dat van Nieuwyork meer aan de wetten onderworpene burgers doen ontstaan.’ III. De Auburnsche tucht neemt eene meer werktuigelijke en ontkennende - die van Philadelphia, integendeel, eene meer zedelijke en stellige rigting. De eerste lijdt daarenboven aan het gebrek, dat het aan dezelve niet mogelijk is, de verkeering der gevangenen genoegzaam te verhinderen. De onlangs overleden beroemde Amerikaansche Regtsgeleerde, edward livingston, zegt, te regt, in zijnen uitmuntenden brief aan den, eenige maanden vóór hem gestorvenen, voortreffelijken rob. vaux, te Philadelphia:Ga naar voetnoot(*) ‘Het is niet te verwonderen, dat zulke Inrigtingen, als die van Auburn, derzelver bewonderaars hebben gevonden. De bezoeker moet de zindelijkheid, orde, arbeidzaamheid, en de stilte, die in de werkplaatsen heerschen, prijzen, en de krijgshaftige houding der veroordeelden neemt hem in. Maar de bezoeker ontdekt in geen geval, en de opziener kan niet altoos ontdekken, hoe de gevangenen elkander door teekens verstaan, noch het sluisteren hooren der wederkeerige mededeelingen, die tusschen de verworpenste booswichten plaats hebben, en, naar den aard der omstandigheden, moeten plaats hebben tusschen wezens, die gedurende vele jaren in dezelfde werkplaats, weinige voeten van elkander verwijderd, arbeiden. Men zegt ons, dat een streng toezigt dit belet, dat de ontdekte ongehoorzaamheid op het oogenblik gestraft wordt, en de vrees voor herhaalde tuchtiging het zwijgen bevordert. - Neen; het zal hen omzigtig maken; of zij zouden hunne natuur, niet alleen als misdadigers, maar ook als menschen, ganschelijk moeten omkeeren, indien hun verlangen niet daarheen strekte, met elkander om te gaan, zoo dikwijls de mogelijkheid zich aanbiedt, dat zulks onbemerkt plaats hebbe. Vruchteloos zou het zijn, te loochenen, dat die mogelijkheid bestaat, niet slechts gedurende den arbeid, waar ieder woord, aan een ander gerigt, op geringen af- | |
[pagina 407]
| |
stand, en bij den klank van hamer of werktuig, niet verder gehoord wordt dan het behoeft te reiken, maar ook gedurende het heen en weder trekken van en naar den arbeid, waarbij de lippen van elken veroordeelde slechts weinig palmen van de ooren zijns voorgangers verwijderd zijn; eene stelling, volkomen toereikend, om het woord van wederstand voort te planten, of eenige afspraak, omtrent een bepaald teeken van onderlinge verstandhouding, van het einde tot aan den aanvang der rij, met electrische snelheid, over te brengen. De poging, om deze gemakkelijkheid des verkeers te keer te gaan, moet, alhoewel dit nimmer naar wensch kan gelukken, dáárdoor ondersteund worden, dat er eene onbegrensde magt, niet slechts bij den Hoofdbestuurder, maar ook bij elken ondergeschikten beambte berust. Oogenblikkelijke straf, door middel van slaan, hierop rust de geheele inrigting.’ In volkomene overeenstemming met dit gevoelen des eerwaardigen Amerikaanschen Wetgevers en Staatsmans, verklaart de Heer chatterton, Bestuurder van de Gevangenis Coldbathsields, te Londen, een ijverig lofredenaar van het zwijgend bijeenzijn der gevangenen, hetwelk hij in dezen, op de oude, onvolkomene wijze gebouwden kerker, met goed gevolg invoerde, in zeker schrijven aan eene Commissie uit het Hoogerhuis: ‘Het stelsel van stilzwijgendheid laat zich slechts toepassen door het onwankelbaar besluit, elke overtreding te bestraffen. Men mag niet ééne verontschuldiging toelaten, of er zou aan schijnredenen en voorwendsels geen einde zijn.’ Aan den anderen kant kan het evenmin worden ontkend, dat, wanneer niet alle verstandhouding geheel kan worden verhinderd, het minder daarop aankomt, of het gesprek overluid dan wel fluisterend plaats hebbe, schoon het laatste onzedelijker en gevaarvoller te achten zij; terwijl men, het bloot overluid spreken bestraffende, daardoor niets bereikt, dan het voorkomen van wanorde, en, bij het handhaven der verordeningen van het Huis, den veroordeelde, die zich behoorde te verbeteren, als 't ware aanzet, om, door nieuwe overtredingen, de wet krachteloos te maken. Kunnen echter de gevangenen elkander, door gebaren of blikken, verstaan, dan ware het welligt beter, hun daarbij geen dwang op te leggen; aangezien het bespieden van tijd en gelegen- | |
[pagina 408]
| |
heid daartoe thans bij hen het nadenken wegneemt, hun tijdverdrijf en genoegen verschaft, en daardoor alle bedwang van opsluiting en tucht verloren gaat. Dit alles betreft de verhindering van het verkeer der gevangenen bij dag, en wanneer zij zich in de werkzaal, de kerk, de school of in de ziekenkamer bijeen vinden. Maar sla hen thans gade, wanneer zij in hunne bekrompene slaapcellen, gedurende den nacht, of van Zondagochtend, na de Godsdienstoefening, tot Maandagmorgen, zijn opgesloten! Dáár zitten zij, nevens, boven en onder zich van andere misdadigers omgeven, den geheelen nacht, door één' beambte bewaakt! Ik geloof, wel te mogen beweren, dat eene zoodanige inrigting, ook wanneer er drie wakers bij elke afdeeling aanwezig waren, altijd als zeer gebrekkig mag beschouwd worden. De niet breede, maar eenige honderden voeten lange, en van veertig tot vijftig voeten hooge verdiepingen, tusschen den binnensten en buitensten vleugel dezer gevangenissen, volgens het Auburnsche ontwerp, behooren, niet zonder kosten, jaar uit jaar in, gedurende den nacht, verlicht te worden. De veroordeelden, welke reeds vóór hunne inhechtenisneming met elkander bekend waren, of het in dezelve, door het dagelijksch bijeenzijn, geworden zijn, zullen aldra naar mondelinge verstandhouding omzien, en bezitten dezelfde, of veeleer nog betere middelen en wegen, om de opmerkzaamheid des opzigters te ontgaan, als hij kan aanwenden, om dezelve te ontdekken. Zij zullen elke beweging, door hem, bij het heen- en wedergaan, gemaakt, gadeslaan, en wanneer hij daarbij aan hen den rug toekeert, zal dit hun eene verlustiging zijn. De zoodanigen, die hunnen tijd kunnen afwachten, zullen, bij hun karig voedsel, waken; terwijl de welgevoede waker, die zijn bier of brandewijn, welligt ook zijn pijpje gebruikt, slaperig wordt. Want hier geldt de vraag: hoe weinigen er wel in staat zijn, om, gedurende den zoo eentoonigen nacht, wakker te blijven? De dieven te Londen, die deze nieuwe zwarigheden bereids vernamen, en hoe zeer het stelsel der stilzwijgendheid, hetwelk zich over de beste gevangenissen begint uit te strekken, de genietingen van het onderling verkeer bemoeijelijkt, oefenen zich bereids, volgens het getuigenis van den Heer mackmurdo, Heelmeester in Newgate, in de methode der vingerspraak, ten einde al aanstonds een hulpmiddel tegen | |
[pagina 409]
| |
het nieuwe stelsel, in den eigenlijken zin des woords, bij de hand te hebben.Ga naar voetnoot(*)
(Het vervolg hierna.) |
|