Bladvulling.
Een jongman, liefhebber der poëzij, doch zelf geen dichter, vertoonde het portret van zijne minnares aan een' vriend, en bad hem, een paar hexameters daaronder te schrijven, inhoudende, dat hij alleen door haar poëet was geworden. Deze schreef, op staanden voet, de volgende regels:
Ziet gij die oogen, dien mond, schooner dan 't lagchende roosje?
Ziet gij die leest, vol verrukkende pracht?
Dit is het meisje, dat mij - mij! van een' gek, maar in proza,
Thans tot een' gek, maar in verzen, herschiep.