Waarde van het goud.
- Den ganschen dag (dus verhaalt Kapitein head) bragt ik in de goudmijnen van Carolina door, en des avonds begaf ik mij alleen naar een' kleinen tuin, en zocht in de aarde naar goud. Ik vond inderdaad eenige kleine gouddeeltjes, en het gaf mij eene vreemde gewaarwording, dit kostbaar metaal in den tuin van zoo arme menschen te zamelen. Terugkeerende, trad ik in verscheidene hutten, om eenig goudstof in te koopen. Ik had nagenoeg niet dan goud geld van 4 dollars waarde bij mij; en, hoewel deze stukken in geheel Zuid-Amerika gangbaar zijn, wilde hier, tot mijne verbazing, niemand dezelve aannemen. Vruchteloos verzekerde ik hen van derzelver waarde; deze arme lieden, gewoon goud voor zilver te geven, riepen eenparig uit: ‘No vale nada’ (Goud heeft geen waarde); en, te midden van deze woeste bergen, drong zich de groote zedelijke waarheid van dit zeggen met kracht aan mij op. Ik bood een goudstuk van 4 dollars voor datgene, waarvoor zij slechts de helft dier waarde in zilver vroegen, maar te vergeefs, en met moeite bragten wij te zamen zilvergelds genoeg bijeen, om ons nachtverblijf te kunnen betalen.