| |
| |
| |
De Jodin, opera van den heer Scribe.
De vierde uitgave, een Brusselsche nadruk, van dit Zangspel ligt naast ons, en strekt ten bewijze, hoe gretig onze Fransche en verfranschte naburen zulke producten der hedendaagsche Modelectuur ontvangen en als verzwelgen. En geen wonder, dat, wanneer ligtzinnige hoofden vermoeid zijn geworden van de voorstelling van menig tooneel van zedeloosheid, - of wel, wanneer dezelve de bedorvene en laagste zinnelijkheid niet genoegzaam prikkelen, - het oog zich vestigt op bedrijven, waarvoor het hart van den deugdzaam-gevoeligen moet terugbeven! Hoe schrikkelijker het tooneel zij, des te grooter is de toeloop; en naarmate deze vermeerdert, putten de Fransche toongevers hun buitensporig vernuft uit, in het uitvinden van allerlei akeligheden. Thans kwam de Heer scribe op het schrikkelijk denkbeeld, om het leven eener schoone Jodin, op het tooneel, in een' ketel met kokende olie te doen eindigen; en - wij moeten het bekennen - zulk een tooneel kan in het Vaderland der robespierres en dantons, der fieschi's en alibauds geenszins onwelkom zijn!
Dan, om zulk een tooneel op eene schitterende wijze, en door zang en snarenspel verheerlijkt, voor te stellen, wordt eene bijzondere mate van vernuft, en wel Fransch vernuft, gevorderd! Dat, in de donkere Middeleeuwen, de Joden aan vele en zware vervolgingen waren blootgesteld, is eene bekende zaak en eene treurige waarheid; maar indien eenig Nederlandsch Letterkundige op de gedachte konde komen, om eenig voorval uit die jammerlijke tijden te schetsen, dan zou hij gewis, bij alle romantische of dichterlijke inkleeding, aan de waarheid der gebeurtenissen getrouw blijvende, ons eenen Roman of een Treurspel aanbieden; maar niet alzoo de Franschman! Het allerschrikkelijkste moet bij hem aan elegante en behagelijke vormen verbonden zijn; en, alvorens het offer der boosheid in den ziedenden ketel verstikt en jammerlijk sterft, moet men door zang en dans, ja door wat niet al, den luister van het spektakel verhoogen; opdat duizenden elkander mogen afvragen: ‘Hebt gij de nieuwe Opera - hebt gij la Juive al gezien? O! zij is brillant!’
De vervolgingen der Joden hadden, geschiedkundig beschouwd, eene tweeledige oorzaak: godsdienstige onverdraag- | |
| |
zaamheid en gouddorst. Dan deze, anders zoo magtige springveren, tot het in werking brengen der menschelijke hartstogten en driften, zijn, door het overprikkelende der Modelektuur, geheel verlamd en krachteloos geworden. Godsdienstige onverdraagzaamheid en gouddorst zijn ondeugden, die, in de school van victor hugo, debalzac en scribe, als te alledaagsch-menschelijk beschouwd worden. De boosheid moet duivelsch - het misdrijf helsch zijn, indien het op den bijval van het auditoire du Théâtre de l'Académie Royale de Musique zal kunnen rekenen. Met één woord: de mensch moet een Satan zijn!
Eleazar en rachel vallen dan ook niet zoo zeer als offers van hunne trouw aan de Godsdienst der Vaderen, maar opdat hun dood het misdrijf van eenen Vorstelijken snoodaard zal bedekken. Deze snoodaard, de Keizerlijke Prins leopold, en aan eudoxia, de nicht van Keizer sigismundus, door den band des huwelijks verbonden, heeft een overspelig oog geworpen op rachel, de vermeende dochter van den rijken juwelier eleazar. Ten einde zijne schandelijke bedoelingen te bereiken, geeft hij zich voor een' Joodschen schilder en kunstenaar uit, en weet, op deze wijze, eene gemeenzame verkeering in het huis van eleazar en met rachel aan te knoopen. Het meisje, niets kwaads vermoedende, vat voor den listigen belager harer onschuld eene hartelijke genegenheid op; maar eene viering van het Paaschfeest, in de woning van eleazar, (wie anders, dan ligtzinnige Franschen, kunnen dusdanige voorstellingen op een tooneel dulden?) ontdekt aan rachel het schrikkelijk geheim, dat leopold een Christen is. Hetzelve blijft ook voor haren vermeenden vader niet verborgen, en de ontdekking geeft aanleiding tot de ontzettendste tooneelen; waarbij, onder anderen, eleazar uitroept - neen, zingt:
Et que Dieu, qu'il blasphème,
eene vervloeking, niet vreemd klinkende in den mond van een' man, dien wij reeds vroeger hoorden zingen:
| |
| |
Ah, quel plaisir de tromper ces Chrétiens!
Dan, het blijft hierbij geenszins. Eudoxia heeft, bij den juwelier, eene kostbare, gouden, met juweelen bezette halsketen gekocht, met oogmerk om dezelve haren gemaal leopold aan te bieden, ter gelegenheid van een feest, dat, te zijner eere, wegens het overwinnen der Hussiten, door den Keizer wordt gegeven: Rachel en eleazar zijn daarbij tegenwoordig, en worden nu overtuigd, dat leopold tevens echtgenoot is. Beider gedrag, bij die gelegenheid, heeft hunne gevangenneming, op last van den Kardinaal de brogni, Voorzitter van het Concilie van Constanz, en, later, hunne veroordeeling tot den schrikkelijksten dood, ten gevolge. De Heer scribe heeft echter, om redenen, die wij zoo aanstonds zullen ontvouwen, goedgevonden, het oog der Parijzenaars alleen op de teregtstelling van rachel te vergasten!!
Toen, in vroeger jaren, bij de vermeestering van Rome door de Napolitanen, het paleis van de brogni geplonderd en der vlammen ter prooije was gegeven, had hij daarbij tevens het verlies van echtgenoot en kind te betreuren. Dat kind was echter gered; en wel door een' Jood. Wij vinden dat kind, in de schoone rachel, weêr, om den Heere scribe in de gelegenheid te stellen, ons het schriktooneel te vertoonen van een' vader, die zijn eigen, onschuldig, geliefd en eenig kind, alhoewel zonder dit te weten, tot den ijselijksten folterdood veroordeelt!!
Had de arme rachel iets van dit geheim kunnen weten, of slechts vermoeden, hoe gelukkig en vrolijk had dan de voorstelling kunnen eindigen! Zij blijft echter, tot aan haren dood, onkundig van hare betrekking op de brogni, en eleazar voor haren vader houden en als zoodanig eerbiedigen.
‘Maar - vragen onze Lezers - waarom wordt het gewigtig geheim niet door den vermeenden vader ontdekt? Waarom gebruikt hij die ontdekking niet, om de schoone rachel en tevens zichzelven te redden? Waarom...’ - Hondt op met uwe waaroms, Lezers! - Het was, omdat de Franschman, voor Franschen, eenen Duivel, in de gedaante van eenen afschuwelijken Jood, wilde teekenen; omdat hij het afgrijselijke ten top wilde voeren!
| |
| |
‘Zwijgt eleazar dan?’ - O neen! hij spreekt; maar niet om te redden en te behouden, maar om aan eenen onverzoenbaren, duivelschen haat alles op te offeren! Hij spreekt; maar als een zedelijk monster, aller afschuw waardig! Hoort, hoe de booswicht spreekt, in een onderhoud met den Kardinaal:
Oui, c'est mon espérance;
Mais je veux avant tout et sur quelque Chrétien
Me venger! ce sera sur toi!
Quand les Napolitains dans Rome sont entrés,
Vous avez vu vos toits au pillage livrés,
Et ton palais en proie à l'incendie,
Et ta femme expirante! ... et ta fille chérie,
En recevant le jour, mourante à ses côtés...
Tais-toi, tais-toi, cruel! que ces jours détestés,
Par qui j'ai tout perdu, s'effacent et f'oublient!
Éléazar, à demi-voix et avec force:
Non, tu n'avais pas tout perdu!
Un Juif avait saisi ta fille,
L'avait vivante emportée en ses bras.
Ma fille! ... mon enfant! quoi! ce n'est point un rêve?
Ah! par pitié, cruel, achève!
| |
| |
Tu me vois à tes pieds: daigne combler mes voeux,
Dis un mot, un seul mot, ou j'expire à tes yeux!
Éléazar, d'un air triomphant.
Eh! de quel droit viens-tu, toi que la haine anime,
Implorer ton pardon aux pieds de ta victime?
Non, non, je reste sourd à tes vaines douleurs;
J'ai bravé le bûcher, je braverai tes pleurs.
Oui, je connais son sort, et seul je peux le dire;
Calme, j'attends la mort et tu trembles d'effroi.
Mais mon secret va périr avec moi.
Qu'en vos mains le fer brille,
C'est combler tous mes voeux;
Nous rapproche des cieux. (!)
Teregt mogt deze schrikkelijke mensch, van de brogni later sprekende, zeggen:
J'ai fait peser sur toi mon éternelle haine,
Et maintenant je puis mourir.
De boosheid van dit wezen moet echter nog hooger klimmen, om op het publiek van den Heer scribe effect te doen!
Het schavot staat opgerigt, en de ijselijke strafoefening zal zóó, zóó, voor het oog van den aanschouwer, worden voltrokken! Thans schijnt de onverzoenbare eenig medegevoel aan den dag te leggen; dan dit is niet meer dan schijn, ondanks zijn inroepen eener hemelsche ingeving. - Rachel, je vais mourir, veux-tu vivre? vraagt hij; en wanneer zij dan zegt: Pourquoi? pour aimer et souffrir! zou men, uit zijn wederwoord: Non! pour briller au rang suprême! de hoop aangrijpen, dat hij haar, eindelijk, met het geheim harer geboorte zal bekend maken. Maar dan had eleazar te zeer als mensch gedacht, en de Dichter had zijn doel gemist, om eenen Satan te malen! Op de vraag van het meisje: Sans vous? geeft hij haar een ijskoud: Sans moi! terug; en, op haren uitroep van verwondering: Comment!
| |
| |
weet het zedelijke monster haar op de gevoeligste plaats te treffen:
Ils veulent sur ton front verser l'eau du baptême:
De verontwaardiging vooruitziende, waarmede rachel antwoordt:
Qui? moi Chrétienne! ... moi! ... non!
La flamme étincelle! venez!
Het zedelijk gevoel schijnt echter nog niet zoo geheel verloren, dat het niet nog éénen slag zou behoeven, om geheel vernietigd te worden! Wij hebben voor den Joodschen nero gehuiverd; scribe wil, dat wij in hem voor eenen tweeden lucifer zullen sidderen!!
Voor 't laatst rigt de Kardinaal nog het woord tot eleazar, terwijl rachel het schavot beklimt, en zegt:
Prêt à mourir, réponds à ma voix qui t'implore!
Cette enfant que ce Juif aux flammes arracha...
Réponds, ma fille existe-t-elle encore?
Terwijl deze korte woordenwisseling plaats grijpt, wendt het monster de oogen naar het schriktooneel, en geeft een eenvoudig: Oui! ten antwoord. Op die verzekering wordt het hart des vaders door vreugde en verrukking bewogen, en roept hij, vragend, uit:
Dieux! ... où donc est-elle?
In dezen oogenblik werpen de beulen het onschuldig slagtoffer van liefde en haat tevens in den kokenden ketel.... De Hel heeft overwonnen! en de Duivel, in menschengedaante, wijst den rampzaligen vader naar boven, met de hartverpletterende woorden: La voilà! - De wanhopige en rampzalige vader geeft een' gil, stort op de knieën neder, en bedekt zijn gelaat met de handen. De booswicht
| |
| |
slaat op zijn slagtoffer een' zegevierenden blik, en bestijgt, met vasten tred, het schavot.
Hiermede eindigt deze Opera. Kon er aan het verschrikkelijke, onmenschelijke en duivelsche nog iets meer worden toegevoegd?...
Op deze hoogte staan thans, in Frankrijk, de Letterkunde en de Dichtkunst! Neen; tot zulk eene laagte zijn beide gezonken, daar, waar eenmaal de meesterstukken van de corneilles en racine werden opgevoerd! En, deelen de vervaardigers van zulke tafereelen in eene billijke en regtvaardige minachting? Neen; de wierook wordt hun, van alle zijden, toegezwaaid, en de schouwburgen daveren van de toejuichingen eener gedachten- en zedelooze volksmenigte! Reeds is de vierde druk van la Juive verschenen, en Belgische nadrukken vermeerderen, gedienstig, het getal der, heinde en verre verspreid wordende, exemplaren! En - met innig leedwezen schrijven wij het neder - ook in Nederland werd deze Opera, op het Fransche tooneel in de Residentie, en wel in tegenwoordigheid van het Hof, opgevoerd!...
Heeft het straks aangevoerde dit product in deszelfs ware en schandelijke gedaante eenigzins doen kennen; wij willen onze beschouwing met eene algemeene aanmerking besluiten.
Dat de vernedering, onderdrukking en vervolging, waaraan het nakroost van Israël, inzonderheid gedurende de Middeleeuwen, onderworpen was, op de Joodsche natie, als zoodanig, nadeelig gewerkt hebben, zal wel niemand loochenen. Trouwens, het was, mensch- en zedekundig, onmogelijk, dat de verdrukten hunne verdrukkers konden achten en beminnen; ja, wij willen zelfs toestemmen, dat de mishandelingen en folteringen, waaraan destijds de Israëliet, overal schier, ten doel stond, het gemoed met verbittering, haat en vijandschap, tegen de vervolgende Christenen, hebben kunnen vervullen. Dan, gelukkig zijn deze donkere en bedroevende tijden voorbijgegaan; en, met geringe uitzonderingen, ziet de Jood zich bij zijne regten, als mensch en als staatsburger, gehandhaafd en verdedigd. Maar waartoe dan thans, bij eene letterkundige en kunstmatige voordragt, eenen Jood gekozen, om juist datgene te verzinnelijken, wat een mensch als Duivel kan doen denken, gevoelen en handelen? Wij behooren niet tot het nakroost van abraham; maar betuigen onzen diepsten afkeer, om hetzelve, in een
| |
| |
van deszelfs leden, te mishandelen en te verguizen. Een Franschman moge zich zulks veroorloven; wij laten dit voor rekening van hem en zijne lofredenaars! Dat eleazar het kind van de brogni (deze schijnt destijds nog niet tot den geestelijken stand te hebben behoord) redt en voor zich behoudt, laten wij aan zijne plaats; dat hij het meisje als zijn kind doet voorkomen, en rachel in de voorvaderlijke Godsdienst opvoedt, hierin vinden wij niets terugstootends; dat hij, voor zich en voor haar, het Mozaïsmus boven het Christendom schat, en aan zijn geloof getrouw blijft, zelfs tot in den dood, dit is allernatuurlijkst; en vallen beide daarbij, als offers van godsdienstige onverdraagzaamheid, wij zullen de eersten zijn, om hun rampzalig lot te beklagen. Maar wanneer wij, reeds in het eerste Bedrijf, op het gezegde van den Kardinaal tot eleazar: Soyons amis, mon frère, et si je t'offensai, pardonnez-moi, laatstgenoemden, ter zijde, hooren mompelen: Jamais! non, jamais de pardon aux Chrétiens que je hais! en dan daarbij zien, hoe de booswicht in zijn stelsel van helschen wrok en wraakzucht, ten einde toe, volhardt; wanneer wij hem de dochter van de brogni aan den afgrijselijksten dood, en haren rampzaligen vader aan de gruwelijkste folteringen der ziele zien prijsgeven, om aan zijnen haat voldoening te schenken; dan beklagen wij den Schrijver, in wiens brein het denkbeeld van zoo veel afschuwelijks kon opkomen; maar verheugen ons tevens, dat onze, anders zoo rijke, moedertaal geene woorden bezit, om zoo veel onmenschelijks met die schandnamen te bestempelen, die het verdienen zou! En tot al dit schandelijke en ongerijmde moest
een Jood aan den Heer scribe de grondstof leveren? Is er eene grootere en grovere beleediging der Israëlitische natie denkbaar?
Dan, het stuk is in Frankrijk en te Parijs met allen bijval ontvangen! Gelukkig, dat de Franschen hunnen smaak niet verloochenen, en in de kunst van veinzen achterwaarts schijnen te gaan! Gaat zoo voort, mijne Heeren! Naarmate de staat van spanning al hooger en hooger wordt opgevoerd, is er des te spoediger op eene algemeene verdooving en eindelijke ontspanning te hopen! Hel en Hemel beide zijn bereids door uwe Romanschrijvers en Tooneeldichters in het aangezigt gevlogen! Draagt roem op eene zoo lage en tevens zoo hooge vlugt; maar weest aan het lot van ica- | |
| |
rus gedachtig! Het valle ligt, eene wufte menigte, door dronkenschap van zinnelijk genot, in den slaap te wiegen; maar hoe zal het u zijn, wanneer op dien bedwelmenden slaap een ontwaken volgt?!...
Of is die staat van dronkenschap niet reeds dáár, mijne Heeren! Ziet denzelven in uwe April- en Julij- en Septemberhelden, in uwe helsche werktuigen en rottingpistolen, in uwe fieschis, meuniers en derzelver walgelijke bijzitten! Wie la Juive van scribe kan toejuichen, van heeler harte kan toejuichen, is beschonken genoeg, om troon en altaar onderstboven te werpen!
Den Hemel zij dank, onze vaderlandsche Letterkunde en Poëzij bleven van dien gruwel nog onbesmet. Zoo lang men hier de graven van sluipmoorders niet, als in Frankrijk, met bloemen bestrooit, zoo lang zullen een hugo, een balzac, een scribe en andere apostelen der zedeloosheid, ontucht en goddeloosheid in ons Vaderland geenen opgang maken, en de Nederlandsche Letterkunde en Dichtkunst, gelijk altoos, gewijd zijn aan de bevordering van waarheid, schoonheid en deugd. |
|