Het paleis had geene zoldering. Inwendig bestond het uit een portaal en twee groote vertrekken, die rijk gestoffeerd en sierlijk geschilderd waren, ofschoon al wat zij bevatteden van ijs was. Tafels, stoelen, standbeelden, spiegels, kandelaars, uurwerken en andere sieraden, benevens theegoed, bier- en wijnglazen, ja zelfs schotels met eetwaren, vond men in het eene vertrek, welk alles, mede van ijs gevormd, met de natuurlijke kleuren beschilderd was; terwijl men in het andere vertrek een staatsie-ledekant zag, met gordijnen, bed, beddegoed, kussens, twee paar pantoffels en twee nachtmutsen, insgelijks uit dezelfde koude stof vervaardigd.
Achter de kanonstukken, mortieren en dolfijnen, strekte zich eene lage balustrade uit. Ter wederzijde van het gebouw was nog een kleiner ingang, versierd met bloempotten en bakken met oranjeboomen, deels uit ijs gevormd, deels natuurlijk, op welker takken men vogels zag zitten. Nevens deze stonden twee piramiden van ijs, eene van welke ter regterzijde een' olifant had, die hol en zoodanig ingerigt was, dat hij vlammende naphtha uitwierp, terwijl een mensch de stem van het dier nabootste. Aan de linkerzijde der andere piramide zag men het, bij vorstelijke verblijven in Rusland nimmer ontbrekende, vereischte van een banga of bad, schijnbaar uit balken gevormd, en hetgeen men verzekert somwijlen heet gestookt en tot gebruik bekwaam gemaakt te zijn.
De vertooning, welke dit ijspaleis maakte, wanneer het verlicht was, moet, volgens alle verhalen, uiterst luisterrijk geweest zijn. Gewoonlijk hingen er volkverlustigende chassinetten voor de vensterramen, en de vlammen, welke de dolfijnen en de olisant uitgaven, vermeerderden den glans, door derzelver terugkaatsing van de kristallijnen massa. Onophoudelijk zag men drommen van nieuwsgierigen rondom dit zonderlinge werkstuk, hetwelk van het begin van Januarij tot de helft van Maart in deszelfs geheel bleef. Tegen het einde echter van laatstgemelde maand begon het toovergebouw door den dooi te smelten, en kort daarna werd het afgebroken en de stukken naar den Keizerlijken ijskelder vervoerd.