| |
| |
| |
De Thugs, of de maatschappij van moord, in Indië.
Terwijl in het Christelijke Europa de Maatschappijen tot redding van Drenkelingen, tot zedelijke verbetering van Gevangenen, van Weldadigheid tot colonisatie voor behoeftigen, tot Nut van 't Algemeen, enz. enz. elkander verdringen, om het natuurlijk, zedelijk en verstandelijk leven der menschen uit godsdienstige gronden te behouden of te bevorderen, bestaat er sedert Eeuwen in Indostan eene veel grootere Maatschappij, die vele omwentelingen heeft overleefd; die zich in verscheidene takken, van het zuidelijkste punt, kaap Comorin, tot de Himmalaya-gebergten in het uiterste Noorden, verspreid heeft; die onder Hindoesche, Mohammedaansche en Britsche Regeerders heeft gebloeid, en die zich vlak het tegendeel der zoo even gemelde Genootschappen ten doel heeft gesteld, namelijk - Moord! Men noemt haar die der Thugs. Ook zij gaat uit godsdienstige beginselen te werk, namelijk om de wetten en de eerdienst op te volgen van eene bloeddorstige Godin, kali, devi, of doerga; eene Godin, naar welke onze landgenooten zelfs een der aldaar gebouwde schepen Doerga genoemd hebben! Deze Eeuwen heugende Moordmaatschappij heeft eerst in 1831 de aandacht der Britsche Regering getrokken. De Gouverneur-Generaal bentinck leerde haar toen eerst in hare volle uitgebreidheid kennen, en nam krachtige maatregelen ter uitroeijing. Men verdeelde Indië in verschillende landstreken, elk onder een' bekwamen Europeër, die verantwoordelijk is voor het vatten der moordenaars, waarvan eenigen als getuigen werden toegelaten en alles naauwkeurig verhaalden, zoodat de geheele zaak met de voornaamste
boosdoeners aan het licht kwamen. Tot October 1835 werden 1562 personen als leden der Maatschappij opgebragt, waarvan er 382 werden opgehangen en 986 voor hun leven, hetzij naar een oord van ballingschap ge- | |
| |
voerd, hetzij gevangen gezet. De verhooren dezer misdadigers hebben op nieuw doen blijken, dat het Heidendom in Indië voor deugd en goede zeden allerverderfelijkst is, en dat deze Godsdienst, welke haafner met zulke weidsche magtspreuken heeft aangeprezen, nog veel meer dan die der Grieken en Romeinen, de afschuwelijkste misdaden niet alleen toelaat, maar zelfs gebiedt. De oorsprong der Thugs is namelijk, volgens henzelven, in de oude Indische fabelkunde te zoeken. Een booze reus, zoo groot, dat hij in de diepste zeeën kon wandelen en er nog boven uitstak, plaagde de wereld, en verslond de menschen, naar mate zij geboren werden. Der Godin doerga verdroot zulks, en zij velde hem neder; maar uit elken druppel van zijn bloed ontsproot een nieuwe reus, en de Godin werd eindelijk vermoeid van het hakken. Van haar zweet vormde zij dus twee menschen; zij gaf hun elk een' doek, met bevel om de opkomende reusjes daarmede te verworgen, zonder dat er een druppel bloeds van op aarde mogt vallen. Dit ging goed, en zoo werd het geheele ras uitgeroeid. De twee personen kwamen met hunne doeken terug; doch doerga vergunde hun, dit moordtuig, waarvan zij zich zoo wèl bediend hadden, te behouden, en menschen op aarde daarmede te verworgen; hetgeen dien vermoorden personen toebehoorde, mogten zij behouden. Daar zij het geheele menschdom door hunne zegepraal op de reuzen hadden behouden, mogten zij er wel eenigen te hunnen eigen' behoeve, en om dan tevens aan den bloeddorst der Godin te voldoen, om hals brengen. Dit regt ging op hunne nakomelingen over;
en het waren de Thugs, die dus van de Godin het regt hadden verkregen, zoo veel zij wilden te moorden. De lijken konden zij gerust op den grond laten liggen; want voor het overige zou de Godin wel zorgen. Maar een slaaf keek eens na zulk eene teregtstelling om, en zag de Godin naakt de lijken verslinden. Van toen af beval de vertoornde Godin, dat zij de lijken zelve moesten begraven, en gaf hun daartoe eene spade, met boven- | |
| |
natuurlijke eigenschappen voorzien, waarmede zij het begrafeniswerk konden verrigten. Nog gaf zij hun de kennis aan eene menigte voorteekenen, waaruit zij konden zien, of de moord hun gelukken zou; zoo als het geluid of de ontmoeting van dieren, vooral het balken van ezels. Wanneer deze voorteekenen plaats hebben en gunstig zijn, zoo is het de pligt der Thugs, den moord te volbrengen; het zijn slagtoffers, die de Godin hun in handen levert; zij zijn slechts werktuigen in hare hand, en indien zij het werk des bloeds niet volbragten, zouden zij in de ongenade der Godin en tot armoede en ellende vervallen. - Ziedaar de vreeselijke werkingen van het bijgeloof! Niet de minste wroeging kwelt deze moordenaars, die zich over dien titel ten hoogste gebelgd zouden achten. Zij slapen en eten volkomen gerust, en twijfelen niet aan hunne zaligheid na dit leven. Zelfs beweert men, dat de Thugs, buiten hun verfoeijelijk bedrijf, in andere verrigtingen en betrekkingen des levens onberispelijk zijn. Maar hier geldt het, menschenoffers aan de Godheid te brengen, en dit achten zij een verdienstelijk werk. Eene afdeeling (de Thugs van het Noorden) beweert, dat men in sommige gevallen aan de arme reizigers, die men in handen bekomt, genade mag bewijzen; doch deze worden door hunne regtzinnige broeders in het Zuiden voor ketters gehouden!
Om nu de verschrikkelijke gevolgen dezer inrigting na te gaan, bedenke men, dat men den tijd van derzelver instelling volstrekt niet berekenen kan; dat hare leden beweren, dat het geheele bedrijf en de manier van verworging door de Thugs reeds vóór onheugelijke tijden in de bergspelonken van Elloer is afgebeeld. De Thugs reizen langs den weg onder allerlei vermommingen, in partijen van tien of twaalf, tot verscheidene honderden toe. Nu eens doen zij zich voor als kooplieden, dan weder als pelgrims of afgedankte soldaten. Is de troep talrijk, zoo verdeelen zij zich in verschillende benden, die langs onderscheidene wegen of van afstand tot af- | |
| |
stand trekken, en zich zoo onder andere reizigers mengen, die (gelijk in Indië meest de gewoonte is) te voet of te paard in grootere of kleinere partijen het land doorreizen. Men vindt zulke lieden, die zich in het gezelschap der reizigers met schijnbare goedwilligheid en onder voorwendsel van onderlinge beveiliging indringen, kennis met dezelve maken, eindelijk, zoo het schijnt, vrienden worden, en dan de eerste de beste gelegenheid waarnemen, om, terwijl de reizigers zitten te rusten, hen van achteren met die doeken, waarvan zij zeggen het modèl door hunne Godin te hebben ontvangen, verworgen. Somtijds vielen reisgezelschappen van zestig menschen onder hunne verraderlijke slagen; en zij worden niet afgeschrikt, al biedt zich de gelegenheid in drie, vier, ja veel meer dagen niet aan. Dankbaarheid vermag niets op deze door de snoodste Godsdienst vereelde zielen. Een aanzienlijk huisgezin reisde langzaam met eenen troep Thugs gedurende wel twintig dagen, en was hun (zonder ze te kennen natuurlijk) zoo genegen, dat het hunne vrijheid bewerkte, toen zij beschuldigd werden een huis in brand te hebben gestoken; ja twee meisjes van elf en dertien jaren redden hen van
de straf op dieverij, door op een paar gestolene balen zijde te gaan zitten. En toch werd, na verloop dier twintig dagen, die geheele familie vermoord! Jonge kinderen van beider kunne sparen zij, doch steken die onder hunne godvergetene bende. Maar zij mogen over hunne vermoorde ouders niet weenen! Een der knapen uit een reisgezelschap van vijfentwintig vermoorde personen begon te schreijen, toen hij de lijken zijner ouders in den kuil zag werpen; en toen men hem met bedreigingen niet tot zwijgen kon brengen, nam een der Thugs het kind bij de beenen, en sloeg het de hersenen in tegen een' steen, terwijl de overigen zeer bedaard den buit deelden. - Op een' anderen tijd werd het sein gegeven, en van 40 reizigers werden er 38 van achteren geworgd. Eene dochter was over den moord harer ouders ontroostbaar; men wilde haar doen bedaren, me
| |
| |
belofte van haar aan den zoon des Kapiteins der bende uit te huwelijken; daar dit niet hielp, werd de koord ook om haren hals toegenepen. Een ander verworgde eene moeder met haar kind in de armen, en wierp het kind op de lijken, zoodat het levend begraven werd. Kalm en bedaard vermoorden zij mannen van middelbaren leeftijd, grijsaards en kinderen, terwijl dezen op eene rustplaats minzaam met hen spreken, en hun de hoop te kennen geven, van eerlang hunne dierbaarste betrekkingen weder te zien. De moord is voor hen een Godsdienstpligt, zoo als liefdadigheid voor den Christen. Ondertusschen schrijven de wetten der Thugs hun voor, noch vrouwen, noch dansers of danseressen, (ligtekooijen ter eere der snoode Hindoesche Goden) noch oliekoopen, noch smeden, noch timmerlieden, noch gebrekkigen of melaatschen te dooden; maar zij houden die wetten slecht, wanneer er buit bij te verdienen is. Want somtijds werden er wel 20,000 p. st. (240,000 guldens) geroofd. Hier echter ging men van de bestendige gewoonte der verworging af; eenigen der acht geleiders van den schat werden doodgestoken, of met zwaarden aan stukken gehouwen. In Bengale worden er schuiten door de Thugs op nagehouden: zij lokken hierin de reizigers, verworgen hen, breken hun de ruggegraat, en werpen hen in het water. De noordelijke Thugs vermoorden tegenwoordig ook vrouwen. De eenige soort van menschen, (behalve de bovengenoemde uitzonderingen) van wier moord zich de Thugs zorgvuldig onthielden, waren de Europeanen, omdat die te spoedig gemist werden, en derzelver dood te streng gewroken zou worden. Er zijn daarenboven Thugs van allerlei soort. Vooreerst heeft men de groote verdeeling in noordelijke en zuidelijke Thugs, door de Nerbudda gescheiden, waarvan de laatsten hunne afkomst voor
verreweg de oudste en zuiverste houden; de noordelijke zijn weder in zeven stammen verdeeld; vervolgens zijn velen der Heidens of Zigeuners, waarvan er niet weinigen in Indostan worden gevonden, en die hoogstwaarschijnlijk van daar
| |
| |
koloniën naar Europa hebben uitgezonden, denkelijk, ten minste in hun bedrijf, Thugs; dan verdeelt men de Maatschappij weder in eenzame (woestijnbewoners) en in bewoners van dorpen, die hun werk niet zouden kunnen volbrengen zonder de oogluiking en zelfs de hulp der aanzienlijken en der landlieden. Bij allen nogtans heerscht eene Hierarchie, eene opklimming in waarde en pligten, van bespieders tot helpers, dan tot handenvasthouders (der slagtoffers), en eindelijk tot Bhurtoten of verworgers. Om tot dezen laatsten, den hoogsten post, te kunnen opklimmen, roept men de hulp van een' geestelijken raadsman (Goeroe) in. Met verlof van dezen, en na het inwinnen van goede voorteekens, (zonder welke niets geschiedt) wordt de gewijde moord onder gebed gepleegd en door vasten geheiligd! Ook worden er van den geroofden buit offers gebragt aan de bloeddorstige Godin. Zij gelooven stellig, dat de inlandsche Opperhoofden, die de Thugs helpen straffen, de wraak dier Godin ondervinden, en aan melaatschheid, bloedspuwing of op eenige andere wijze sterven; ten zij aan waarschuwende droomen gehoor gevende, door de gevangene Thugs onvoorwaardelijk los te laten. De Engelschen echter, dit bekennen zij, hebben eene onweêrstaanbare magt; voor hunne trommels nemen toovenaars, heksen en duivels de vlugt; en hoe zouden de Thugs het dan kunnen volhouden? Zelfs Mohammedanen verbasteren zoodanig van hun geloof, dat zij zich in de Maatschappij (die reeds voorlang nieuwe leden opneemt) begeven, en doerga of kali aanbidden.
Dat dit verfoeijelijk bedrijf zoo lang geduurd heeft, is aan de groote magt toe te schrijven, welke de Beschermgodin kali in Indië uitoefent. Dit denkbeeldige Wezen, hetwelk zijnen hoofdzetel te Calcutta heeft, wordt in de eerdienst der Hindoes niet enkel door hare begunstiging der Thugs als dorstig naar bloed voorgesteld, maar alle moordenaars staan onder hare bescherming. Zij is de Godin der vernieling, en wordt door
| |
| |
menschenoffers bevredigd. Zelfs nog onder het Engelsche bestuur had de kleine Staat Jaintia, aan de grenzen van Bengale, de gewoonte, personen uit dat land heimelijk op te ligten, om hen op het altaar van doerga te slagten. Van drie dus opgeligten één ontsnapt zijnde, terwijl de twee anderen geofferd werden, had zulks de afzetting van den Raja en de inlijving van zijn gebied in het Britsch-Indische Rijk ten gevolge. Maar het dolzinnige bijgeloof der Hindoes gaat nog verder. Zij onthoofden hunne eigene kinderen, of snijden zichzelven den hals af, voor het altaar van dezen vrouwelijken moloch!
Het is dus eene groote weldaad, aan het Menschdom bewezen, dat de Britsche Regering de verschrikkelijke sekte der moordenaars ter eere van kali, die zulk eene groote geheime Maatschappij uitmaakte, op het spoor is gekomen, en op den weg is, haar geheel uit te roeijen. Reeds door het verbieden van de zelfopoffering der weduwen op het lijk harer echtgenooten (mede een gevolg van dat afgrijselijke Hindoesche Godsdienststelsel, hetwelk ook nog de moordtooneelen te Jagernat en aan den Ganges voorschrijft) heeft de Engelsche Regering in Indië een loffelijk bewijs van standvastigheid tegenover ingewortelde vooroordeelen gegeven. Doch verbodswetten zijn ongenoegzaam. Overtuiging, overreding, gevoel voor de weldadige strekking des Christendoms moeten het verouderde gebouw van de Indische Afgodsdienst eindelijk sloopen. Mogten Bijbel-, maar vooral Zendelinggenootschappen, daartoe met verdubbelden ijver werkzaam zijn, ondersteund door den uitmuntenden maatregel van de opvoeding der Hindoe-jeugd in Christenscholen! - Wat de prediking van het Evangelie vermag, is nog in deze Eeuw schitterend gebleken door de afschaffing der menschenoffers, der verfoeijelijke wellustgenootschappen en der Afgodsdienst op de meeste Zuidzee-eilanden, waar nu het Protestantsche Christendom, het lezen en schrijven, zelfs de drukkunst en vele voordeelen der Europische beschaving bekend
| |
| |
zijn. Het is waar, dat het ongeloof, door middel van eenen Kapitein kotzebue (eenen erfelijken vijand des Christendoms) en menigen anderen reiziger, de weldaden der Zendelingen in een hatelijk licht stelt, en henzelven als grillige Despoten van den Gezelligen- en Sandwichs-Archipel doet voorkomen; maar men vergelijke den staat dier eilanders vóór met dien nà de komst der Zendelingen! Was dan het drukkende tabou-stelsel, waren dan de Iries-gezelschappen, de menschenoffers wenschelijker dan eene Europesche beschaving, al is het ook, dat de oorspronkelijke ligtzinnigheid dier eilanders thans voor mannelijken ernst is geweken? Is ligtzinnigheid, is ontucht dan de bestemming der menschen? Doch wijzen wij die vrienden des Heidendoms slechts op de Thugs en op de eerdienst van kali in Indostan! Zou het niet, al ware het slechts uit wereldburgerlijke inzigten, oneindig wenschelijker zijn, dat men in Indië veilig, even als in Europa, kon reizen; dat de weduwen, die hare mannen overleefden, van vernederende minachting bevrijd waren; dat er geene verfoeijelijke menschenoffers, zelfopofferingen of afzigtige zelfkwellingen bij openbare feesten meer plaats hadden; dat de zachte geest van het Christendom, even als een verkwikkelijke levensadem, den geheelen staat der Maatschappij doordringende, den ijskouden, zelfzoekenden, voor 's naasten heil doodelijken geest der Hindoe-Afgoderij verving, dan dat de tegenwoordige staat van zaken, die elken menschenvriend met droefheid vervullen moet, voortdure? Ook in dit opzigt is de ontdekking van het Genootschap der Thugs zeer gelukkig. Zij kan misschien velen de oogen openen voor de eerdienst dier zoo te onregt geroemde Hindoes, die, nog niet lang
geleden, een algemeen vooroordeel als zacht, menschlievend en afkeerig van bloedstorting voorstelde. |
|