of er nog geen kristallisatie daaraan begon te ontstaan. Op den veertienden dag zag hij eenige kleine witte vlekken op den steen. Vier dagen later waren deze langer geworden en hadden eenen eironden vorm aangenomen. Hij besloot daaruit, dat zij beginnende kristallen waren. Zijne verwondering was zeer groot, toen hij op den tweeëntwintigsten dag zag, dat acht pooten uit elk dezer witte ligchamen uitstaken; want hij kon naauwelijks gelooven, dat het levende wezens zijn zouden. Op den zesentwintigsten dag echter steeg zijne verbazing tot den hoogsten trap; want het was nu buiten allen twijfel, dat zij zich bewogen, aten, dat zij volkomene insekten waren [mijten, Acari?], terwijl er later nog 18 of 20 te voorschijn kwamen. Zij hadden acht pooten, vier draden aan het achterlijf en vele haren aan de randen. Hunne bewegingen kon men met het bloote oog zien; hunne kleur was graauw, hunne zelfstandigheid brijachtig. Zij schenen van de kiezelaardige deeltjes der vloeistof te eten. De buitengewoonste omstandigheid bij hun ontstaan was de geaardheid der vloeistof, waarin dit dier leeft, daar dit zuur bijkans oogenblikkelijk elk ander levend wezen doodt. Eene tweede proefneming bewees, dat deze dieren uit de kiezelaarde en niet uit het zuur ontstaan, daar men een ander stuk vuursteen eveneens behandelde, maar zonder zuur er bij te voegen, waarop na drie weken een dergelijk insekt in de kronkelingen van een' der metaaldraden gezien werd. De Heer cross heeft zich, met zijne gewone bescheidenheid, vergenoegd met de daadzaak, zonder in hare verklaring te treden. Hij staat daarover in briefwisseling met Prof. buckland, en deze geleerde heeft eene verklaring gewaagd, die door volgende waarnemers naar herhaalde proefnemingen beoordeeld moet worden. Wij moeten nog opmerken, dat zich de insekten vooral aan de negative pool bevonden. Een Duitsch natuuronderzoeker heeft onlangs ontdekt, dat
kiezelaardige en andere steensoorten vooral uit overblijfsels van insekten [infusoria] bestaan. Konden niet de kiemen van eenigen derzelven uit hare gevangenis verlost, en, in eene ter ontwikkeling der levenskracht gunstige verhouding gebragt, daardoor, na eenen slaap van duizenden jaren, in het leven zijn overgegaan?
[De Vertaler van het berigt dezer zonderlinge proefneming meent, dat men behoedzaam behoort te zijn, om aan deze zaak geloof te geven, ja twijfelt, of zij wel veel meer ge-