geer, dat in dezen kring deszelfs naam niet meer worde uitgesproken! Dit geschiedde in Frankrijk, in de zich noemende hoofdstad der beschaving, Parijs, niet onder het schrikbewind van robespierre, maar in 1798, ten tijde van het Vijfmanschap (Directoire), in eene Vergadering van het Nationale Instituut, hetwelk zich voor de bloem der Geleerden der groote Natie hield! (Zie wachler's biographische Aufsätze.)
Teregt mogt dan de edele Abt jerusalem, twintig jaren vóór de Fransche Omwenteling, die de zegepraal van het ongeloof besliste, zeggen: ‘De Philosophen vervolgen niet; zij laten ieder gerust bij zijne vrijheid van denken! Onder den schijn van twijfelarij spreken zij slechts op een' beslissender toon, dan immer het onverdraagzaamste bijgeloof sprak; ieder wil slechts zijn stelsel, met de verzekering, dat hij alleen de ware wijsbegeerte bezit, aan de wereld tot de éénige geloofsbelijdenis opdringen. - De Philosophen vervolgen niet! Het is waar, zij hebben nog geen bloed vergoten, geene brandstapels opgerigt; dank zij daarvoor de ware Wijsgeeren en menschenvrienden op de troonen, die hun de wapenen daartoe niet verleenen.’ - (Twintig jaren later had men de mitraillades, noyades enz.)