Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
Geneeskundige School en Straat van dien naam.Le grand nombre et le mérite de ses élèves témoignent assez l'excellence de ses méthodes d'enseignement, et justifient la célébrité qu'elle s'est acquise. In de rue de l'Ecole de Médecine bewegen zich den geheelen dag de zonen van galeen; ouden en jongen, ervarenen en nog maar kort ingewijden, Geniën en botteriken,.... isten en ....anen. Aan deze straat, en trouwens aan het geheele Pays Latin, kan men den titel van ‘de wijk der Geleerden’ niet ontzeggen. Reeds in den vroegen ochtend verlaten de ijverige kweekelingen in menigte hunne woningen, een studentenportefeuille of hunnen lievelings-auteur onder den arm. Deze gaat naar het Hôtel-Dieu, gene naar de Charité, anderen gaan lisfranc of den Medicus van Val de Grace, broussais, hooren. Professoren, privaat-docenten en kweekelingen, ontleed- en natuurkundigen, artsenijbereidkundigen, heelmeesters en geneesheeren wemelen hier gedurende den dag immer door elkander. Voeg daarbij eene menigte van drukkersgezellen, bedienden van boekhandelaars en boekbinders, die stapels van oude en nieuwe geleerdheid torschen, en gij zult een denkbeeld der bevolking van de straat der Geneeskundige School hebben. Slechts nu en dan vindt men in den Parijschen kweekeling der Geneeskunde den meestal in overvloed en onbezorgd levenden Nederlandschen Akademieburger terug. Het is er verre af, dat men de studiejaren der meesten den bloeijenden Akademietijd kan noemen. Geen stroom van genietingen en verstrooijingen, geen zorgelooze jeugd, maar een jeugd vol ontberingen, ja bij sommigen armoede, is voorbereiding tot een werkzaam en wetenschappelijk leven. Niet zeldzaam is het, jongelieden te ontmoeten, die van honderd, tachtig, ja sommigen van | |
[pagina 135]
| |
vijftig franken 's maands moeten leven, eene som, ter bestrijding van het werkelijk noodzakelijke en dringende, die den besten financier in zijne berekeningen zou doen falen! Menigmaal wordt dus de door plutus zoo schaars bedeelde student, bij eene onvoorziene uitgaaf, het zij aan iets, wat hij dringend behoefde, of wel aan een vermaak, dat hij zich niet ontzeggen wilde, in verlegenheid gebragt, waar de bronnen tot herstel van het te roekeloos verteerde en hem thans zoo noodige geld te vinden. Het zoogenaamde Ecole pratique zegt het ons. Hij wendt zich tot den portier van hetzelve, brengt aan dezen een Dictionnaire des Sciences Médicales, een Traité d'Anatomie, een Cranium brisé, met last het voor hem te verkoopen. Ter zijde van de zoogenaamde loge of het troonhuisje des portiers ziet men dan ook altijd, in een daartoe bijzonder dienend en met traliën voorzien kastje, verschillende briefjes of biljetten, waarop ‘en vente l'Anatomie générale de bichat; Traité des malad. chirurg. par boyer; un foetus bien injecté une boite à dissection, renfermant tous les instruments nécessaires,’ enz. allen eindigende met de woorden: ‘s'adresser au portier.’ Zoo ontdoet hij zich dikwijls van voorwerpen, voor zijne studiën onmisbaar, om in het dringende geldgebrek te voorzien. Uit dit alles zal men reeds kunnen vermoeden, dat de student in de Geneeskunde geen prachtig Hôtel bewoont, en zijne kleeding volstrekt geen overvloed verraadt. Velen wonen op de hoogste verdieping. Eene kleine kamer, waarop een ledekant met bed, eenige stoelen, eene kleine tafel, eene secretaire, weinige tegen den muur zich bevindende planken ter plaatsing van boeken, ziedaar zijne woning en meubilair! Zoo zijn er velen, die, om tegen den maalstroom, welken men Frankrijks hoofdstad noemt, te kunnen opwerken, met centimes berekenen, wat elke dag aan voedsel en wezenlijke behoeften moet kosten. Uit dezen staat van ontbering en armoede kwamen echter meermalen de schitterendste vernuften voort; in den drom dier jongelieden ontwikkelden zich mannen, wier namen geheel Europa met achting en eerbied noemt: of waren dupuytren, beclard, velpeau geene arme studenten, en desniettemin in later tijd sieraden voor de wetenschap en voor hun vaderland? - Bestaan en zich nuttige kennis verwerven, zijn voor velen synonyma; het sparen van hunnen tijd geschiedt soms met meer zorg, dan dat van hun geld: men behoeft slechts wei- | |
[pagina 136]
| |
nige malen bij den restaurant flicoteau of viot het middagmaal te gebruiken, om zich hiervan te overtuigen; want telen,met een boek ter zijde hun plât (bord met eten), studeren etende, en het behoeft alzoo geen betoog, dat zij de spreuk van richard: ‘Aimez-vous la vie, ne dissipez pas le temps, car la vie en est faite,’ zeer ter harte nemen. De weinige uitspanningen, die zij zich veroorloven, bestaan in het nu en dan bezoeken van eenen schouwburg en eene wandeling in een' der publieke tuinen van Parijs, vooral die van het Palais du Luxembourg; want dat er tusschen den student en de Grisette eene soort van verbroedering bestaat, zoo als bulwer (La France sociale, politique et littéraire) zegt, ontkennen wij. Deze Grisette, waarvan men zich zoo veel liet verhalen, vóór men Parijs bezocht, is niet veel meer dan een wezen, dat den geheel verdierlijkten wellusteling voor weinig gelds en weinig tijds toebehoort, en op eene schromelijke wijze de verspreiding eener walgelijke ziekte bevordert. Het is er dus verre af, dat wij met bulwer zouden zeggen: de student en de Grisette ‘forment naturellement un nouveau lien social.’ Neen! vele studenten vormen daarentegen echte vriendschapskringen; en ziedaar een band, die hun gemakkelijker de ontbering doet verduren. Velen deelen lief en leed te gader; zij zijn vrienden, zoo als men zulks op een' twintigjarigenleeftijd werkelijk zijn kan; een leeftijd, op welken het egoïsmus nog niet geheel en al het edele en schoone van het menschelijke hart heeft vernietigd; op welken de treurige wereld- en men schenkennis nog niet alle droombeelden der jeugd heeft verdreven; droombeelden van geluk, regtschapenheid en billijkheid, die de weldadige natuur aan elk individu in grootere of kleinere dosis schenkt, om dezelve door hem te doen bejammeren, wanneer hij ze verloren heeft! - Men zou zich echter bedriegen, indien men meende, dat er ook geene zonen van welvarende ouders onder de kweekelingen der Geneeskundige School gevonden worden. Sommigen zijn, door eene maandelijksche som van drie- à vierhonderd franken en meer, in staat gesteld, in de genietingen des levens en vooral der Hoofdstad te deelen, en tevens minder kommervol de reeds zoo moeijelijke en hobbelige baan der wetenschappen te bewandelen. Behalve het eigenaardig gewemel en gewoel in de rue de l'Ecole de Médecine, waaraan men haar reeds gemakkelijk | |
[pagina 137]
| |
zou onderkennen, heeft zij een geheel eigendommelijk aanzien. Winkels van boekhandelaars in geneeskundige werken en van chirurgicale instrumentmakers; winkels, waarin men velerlei soort van afgietsels, inzonderheid voor de Craniologie en Cranioscopie, verkoopt; andere, die skeletten van menschen en dieren en meer andere, dikwijls zeer fraaije en kostbare ontleedkundige praeparaten, bevatten; weder andere, die, par brevêt d'invention et de perfectionnement, studenten-portefeuilles (portefeuilles sténographes) aanbieden, - dat alles doet aan eene geheel afzonderlijke industrie denken. Voeg daarbij de salons littéraires pour les étudiants en médecine, de veelvuldige annonces van een cours d'Anatomie, de Chirurgie, etc. etc. etc., op de muren aangeplakt, en daarenboven in het midden der straat het fraaije Ecole de Médecine, de aan de overzijde van hetzelve zich bevindende en in 1834 nog niet voltooide Clinique de la Faculté, en weinige voetstappen verder het Ecole Pratique, en men zal mij niet betwisten, dat ik deze straat eenig in hare soort noem. Het Ecole de Médecine is een der fraaiste gebouwen van Parijs, en al zag men geene enkele andere geneeskundige inrigting meer, dan nog zou, dunkt mij, het bezigtigen van dit gebouw ons overtuigen, dat Genees- en Heelkunde en derzelver onderwijs in Frankrijk op den regten prijs worden gesteld. Hoe veel staan de inrigtingen van dien aard in ons Vaderland hierbij niet achter! Nergens toch in de door mij bezochte Akademiesteden van Nederland vond ik een dergelijk gebouw, zelfs niet eens op eene kleinere schaal ingerigt. Kabinetten, ontleedzalen, bibliotheken, laboratoria vormen zoo vele brokstukken, waarvan het een zich hier, het ander daar in de stad geplaatst vindt. Niet dat fraaije gebouwen ons juist altijd de verzekering geven van een goed onderwijs, o neen! want Nederland mogt te allen tijde uit deszelfs Scholen groote mannen zien voortkomen; maar deze groote mannen vormden grootendeels zichzelven; het waren Geniën, begaafd met dien lichtstraal, die over alle voorwerpen een' nieuwen dag verspreidt, en al ware de gelegenheid om veel te zien en te hooren minder gunstig geweest, zij zouden zich desniettemin hebben ontwikkeld; want, zoo als van der palm zegt: ‘het genie is een wonderbare vonk, die uit het hart, waarin zij ontbrandt, naar buiten in warmte en gloed zich mededeelt; een hemelsche adem, die alles bezielt met gevoel, geest en leven.’ Kan men | |
[pagina 138]
| |
wijders niet altijd van het uit- tot het inwendige besluiten, en zijn ook hier vele uitzonderingen, staan toch niet meermalen de edele en schoone trekken van het gelaat des menschen in eene gelijke rede tot het edele, goede en schoone, dat in zijn binnenste woont? Een nader onderzoek leerde mij, dat ook het onderwijs in de Parijsche Geneeskundige School overeenstemde met het schoone des gebouws; en hier schrijf ik de woorden neder, die een vriend, kweekeling der Utrechtsche Hoogeschool, mij eenigen tijd geleden uit Parijs toezond: ‘Als ik al de goede inrigtingen en fraaije gebouwen hier zie, dan valt mij dikwijls de gedachte in: hoe jammer, dat wij in ons land zoo aan het oude en aan den slender gehecht blijven! hoe jammer, dat wij, uit een verkeerd geplaatst gevoel van nationaliteit, zoo weinig nuttigs van onze Fransche naburen erlangen, maar daarentegen zoo veel berispelijks van hen overnemen!’ Tijdens de regering van lodewijk XV begon men met de zamenstelling van het trotsche gebouw, waarvan wij spreken. Het werd gebouwd volgens de plannen van gondouin, en de eerste steen gelegd in 1769; het werd voltooid gedurende de regering van den ongelukkigen lodewijk XVI. Het is eigenlijk uit vier gebouwen zamengesteld, die met elkander een langwerpig vierkant vormen, en eene binnenplaats omgeven van 60 voet diepte en 96 voet breedte. De voorgevel of façade, in de straat der Geneeskundige School uitkomende, heeft 33 roeden lengte of breedte; het is een vrije zuilengang of peristyle, uit vier rijen hooge lonische kolommen zamengesteld, die het bovenste gedeelte des gebouws, het anatomisch kabinet bevattende, dragen. Boven het peristyle is een bas-relief van 39 voet lengte, voorstellende het hooge bewind des lands, benevens minerva en de Edelmoedigheid, de plannen en de modellen der Geneeskundige School aanbiedende aan hygieia, de Godin der Gezondheid, welke laatste vergezeld wordt door de Waakzaamheid en de Voorzigtigheid. Het achterste gedeelte des gebouws, aan het einde der binnenplaats, bestaat uit zes Corinthische kolommen, waarop een frontispice rust, in hetwelk berruer de allegorische vereeniging van de theorie en practijk der Geneeskunde heeft gebeeldhouwd. Vijf groote medaillons onder het frontispice tegen den muur des gebouws prijken met de beelden van petit, paré, marechal, de la peyronie, pi- | |
[pagina 139]
| |
tard, allen beroemde Heelkundigen van vroegere dagen. Thans, zoo als boven alle publieke gebouwen, wappert de driekleurige vlag ook boven de Geneeskundige School. Aan beide zijden van den hoofdingang naar de binnenplaats bevinden zich met traliën voorziene borden of kasten, waarin alle annonces der Faculteit of der Professoren aan de studenten aangeplakt worden, zoo als aangaande promotiën, examina, concoursen, de orde der te gevene lessen, enz. enz. enz. In het regter zijdelijk gedeelte des gebouws bevindt zich het Bureau der Geneeskundige Faculteit, alsmede de zaal voor de vergadering der Professoren. Deze zaal is prachtig, prijkt met de portretten der meest vermaarde Ontleed-, Genees- en Heelkundigen, en bevat de beroemde schilderij van girodet, voorstellende hippocrates, weigerende de geschenken aan te nemen, door den Koning van Perzië hem aangeboden, ten einde hem te bewegen zijne kunst bij de vijanden zijns vaderlands te komen uitoefenen. De linkerzijde des gebouws bevat het amphitheater No. 2, het Chemisch laboratorium, dat zeer ruim en fraai is ingerigt, alsmede de bibliotheek der Faculteit, die, meer dan 30,000 boekdeelen bevattende, voor de studenten te allen tijde geopend is. Treedt men deze zaal binnen, dan treft ons de stilte, die algemeen heerscht; groote lange tafels, van inktkokers voorzien, omgeven met een aantal stoelen, ingenomen door ijverige jongelieden, vindt men hier; alles is orde en doelmatigheid, en het lijdt geen twijfel, dat uit dit mijnwerk menige kostelijke diamant opgedolven wordt. Die stilte en ingespannen aandacht, waarmede ieder bezoeker het door hem gekozen boekdeel inziet en er aanteekeningen uit ternederschrijft, doen gelooven, dat ook allen bij hun intreden in deze boekverzameling dachten zoo als heinsius: ‘Ambitionem, amorem, libidinem, avaritiam excludo, quorum parens est ignavia, imperitia nutrix.’Ga naar voetnoot(*) Het geheele voorste gedeelte van het gebouw, hetwelk op de Ionische zuilenrijen rust, wordt ingenomen door het kabinet van ontleedkunde en de verzameling van alle bekende chirurgicale instrumenten. Dit kabinet is mede dagelijks voor | |
[pagina 140]
| |
de studenten geopend; het publiek heeft alleen des donderdags toegang, vreemdelingen, op vertoon van hun paspoort, zoo als in alle publieke gestichten, mede dagelijks. Het is eene uitmuntende verzameling van voor de wetenschap meest kostbare praeparaten, die net en ordelijk zijn gerangschikt, en wel zoodanig, dat dezelve, door middel van daartoe dienende fraaije ladders, ter zijde met stoelen voorzien, die aan de ladder rijzen en dalen, naar willekeur kunnen bestudeerd worden. - Is de bibliotheek eene plaats van studie, voor ieder' kweekeling toegankelijk, niet minder is zulks het kabinet van anatomie. Ook hier heerscht orde en stilte; het is een heiligdom der wetenschappen. Ziedaar dus alweder eene inrigting, niet slechts tot sieraad en pronk, maar tot wezenlijk nut. In onze kabinetten kan men zich slechts toegang verwerven, door den Mammon in de oogen van concierges en bedienden te doen schitteren. - Jammer, dat van het anatomisch kabinet geen beredeneerde Catalogus bestaat, in den geest van de door de riemer en bleuland voor hunne kabinetten vervaardigde. Het gaat hier dus ook, zoo als overal met menschelijke zaken: zij laten altoos iets te wenschen over; en daar de mensch er verre af is van volmaakt te zijn, kan het niet anders, of zijne voortbrengselen en gewrochten zijn immer voor verbetering vatbaar, even als hij zelf. - Het is hier de plaats niet, de heerlijke ontleedkundige praeparaten te beschrijven; zulks hoop ik spoedig in eene bijzondere brochure te doen; maar de woorden van dupaty, die zoo toepasselijk op deze nuttige en kostbare verzameling zijn, kan ik niet nalaten hier bijna letterlijk neder te schrijven, want deze stonden mij voor den geest, toen ik de eerste maal dit Museum zag: ‘Wat mijne blikken geboeid heeft gehouden, is de mensch. Dit Museum biedt u een volmaakt afbeeldsel van hem aan. De geheimste deelen van dit zoo zamengestelde werktuig ziet gij, eerst afzonderlijk hier en daar verspreid, vervolgens bij elkander verzameld, tot een geheel gebragt, en als waren zij gereed en geschikt, om, in de harmonie der huishouding van het menschelijk ligchaam, op hunne beurt en plaats, het deel, dat hen aangaat, te vervullen. Welk een arbeid! welk een geduld! maar ook, welk een schoon gedenkteeken!’ Het achterste gedeelte des gebouws bevat meerdere lokalen voor ontleedkundige demonstratiën, maar wordt voor het | |
[pagina 141]
| |
grootste gedeelte door het ruime, fraai verlichte en doelmatig en net ingerigte amphitheater of gehoorzaal ingenomen. Het vormt een' halven cirkel, in het rond met trapswijs en zeer hoog opgaande banken voorzien. Door een glazen koepeldak ontvangt het licht, en kan 1200 à 1300 personen bevatten; maar dikwijls is het te klein voor eene Faculteit, die nooit minder dan 3000 studenten telt. Boven den laatsten omgang der banken en de drie deuren, waarmede men het amphitheater binnentreedt, staat op den halfcirkelvormigen muur met groote letters geschreven: ‘Ad caedes hominum prisca Amphitheatra patebant - ut longum discant vivere nostra patent.’Ga naar voetnoot(*) - Beneden op den voorgrond bevindt zich eene groote half cirkelvormige tafel, waarachter tegen den voormuur een met rood fluweel omhangen en verheven zetel of liever catheder, die bij promotiën en andere plegtige gelegenheden door den Deken der Faculteit ingenomen wordt, en waarop zich ook sommige der Hoogleeraren bij het geven hunner lessen plaatsen. Boven dezelve eene fraaije buste van ambrosius paré, te regt de vader en hervormer der Fransche Heelkunde genoemd, waaronder de woorden: ‘Je les pansay et Dieu les guérit.’ Ter wederzijde dezer buste eene reeks portretten van beroemde Genees- en Heelkundigen van vroegere dagen, door gibelin geschilderd, en wel à fresque (op kalk). Op den voormuur en boven den leerstoel zijn drie fraaije voorstellingen en bas-relief; zij zijn levensgrootte. De eerste stelt voor een' veldslag, waarin op den voorgrond eenige Heelkundigen gekwetste krijgslieden verbinden, waaronder: ‘Ils étanchent le sang consacré à la défense de la Patrie.’ Het tweede en in het midden zich bevindende bas-relief stelt voor, den Vorst op eenen troon gezeten, omringd door Maagden, die, op zijn bevel, lauwerkransen aan de voor den troon zich bevindende Genees- en Heelkundigen uitreiken, waaronder: ‘La bienfaisance du Souverain hâte leur progrès et recompense leur zêle.’ Eindelijk eene derde voorstelling, waarop Ontleedkundigen, bewonderende in een kadaver het voortreffelijke des menschelijken ligchaams; een | |
[pagina 142]
| |
Genius wijst daarop, terwijl een achtbaar man in een groot boek schrijft, waaronder: ‘Ils tiennent des Dieux les principes qu'ils nous ont transmis.’ Het behoeft naauwelijks betoog, dat het geheel der Geneeskundige School een' diepen indruk op ons maakt; dat wij verbaasd staan over de groote kosten, die hier aan het onderwijs worden besteed, vooral wanneer men bedenkt, dat een kabinet voor het onderwijs der Physica, verscheidene Hospitalen, waaronder in dezelfde straat het hospice de Clinique de la Faculté, het Ecole Pratique, een bijzonder amphithéâtre d'Anatomie, enz. enz. aanhangsels daarvan zijn, en 23 Professoren er de verschillende takken der zoo veel omvattende Geneeskunde onderwijzen. De toegang tot dit amphitheater is altoos en bij alle lessen geheel vrij, en het verwondert ons, in eene der, nog slechts kort geleden, in het licht gegevene beschrijvingen van Parijs (wij bedoelen die van den Heer engelen) te lezen: ‘dat bij geneeskundige Collegiën geen ongewijde toegelaten wordt.’ Bij een getal van zes, zeven en meer honderden van studenten, die de Collegiën van gerdy, moreau, bouilleaud enz. houden, zou het toch moeijelijk zijn, te onderkennen, of zij al dan niet ingewijd waren. Bij het zeer korte verblijf van den Heer engelen te Parijs kan men hem echter deze onnaauwkeurigheid gemakkelijk vergeven. Behalve de lessen, die hier gegeven worden, dient het amphitheater nog tot het afnemen van examina, het doen van promotiën en het verdedigen van dissertatiën tot bekoming van den doctoralen graad, al hetwelk steeds in het openbaar geschiedt. Eindelijk nog hebben hier de concoursen voor plaatsen in Hospitalen, Professoraten enz. plaats. Deze concoursen behooren onder de beste instellingen van hooger onderwijs in Frankrijk. Geen intrigue, geen protectie doen daar eene leerstoel verwerven, waardoor zoo dikwijls een verwaande weetniet (immers de spreuk: ‘quo indoctior eo impudentior’ gaat veelal door) een Professoraat of Lectoraat verkrijgt, althans er om durft vragen. Neen, men moet bewijzen geven, dat men waardig is het Hoogleeraarsambt te bekleeden, en niemand, die zijn onvermogen kent, waagt zich aan die zware proef. Ook zelfs voor de meest geringe plaats in een Hospitaal, die van Elève interne, moet men concurreren, en zoo gaat het trapswijs tot die van Professor der Faculteit. Deze concoursen voor een Professoraat | |
[pagina 143]
| |
geschieden in het openbaar en voor eene Jury, zamengesteld uit Professoren der Faculteit, uit leden van de Akademie der Wetenschappen en die derGeneeskunde. De proeven van bekwaamheid der concurrenten bestaan in het geven van eene les gedurende een uur, waarvan het onderwerp weinige oogenblikken te voren aan den candidaat door de Jury is opgegeven geworden; (dit is eene proef, die vooral den mededinger als redenaar, iets voor eenen Hoogleeraar van belang, moet leeren kennen) in het beantwoorden eener thesis, die binnen den tijd van 10 à 12 dagen moet geschreven en gedrukt zijn; (alzoo eene proef, die de waarde van den candidaat als schrijver moet doen kennen) eindelijk in eene laatste proef, bestaande in het verdedigen van het laatstgenoemde geschrift tegen de argumentatiën zijner medeconcurrenten. Door den dood van boyer de plaats van Professor der heelkundige Clinique opengevallen zijnde, begon den 17 Junij 1834 zoodanig een concours. Roemvol bekende namen vond men op de lijst der concurrenten; het zij genoeg lisfranc, sanson, velpeau en blaudin te noemen. Deze wetenschappelijke wedstrijd duurde tot in het begin van Augustus, wanneer velpeau den palm der overwinning wegdroeg en het Professoraat verwierf. Niettegenstaande de drukkende hitte, was bij elke zitting der Jury het amphitheater opgepropt vol, ja het zou mij niet verwonderen, dat het meer dan 1400 menschen telkens bevatte. Lisfranc en velpeau droegen de ondubbelzinnigste blijken weg van de geliefkoosde Leeraren der studenten te zijn; een daverend handgeklap en algemeen gegalm van bravo! begroetten hen bij hun intreden in de zaal. Weinige schreden van de Geneeskundige School verwijderd, bevindt zich een ander, echter minder fraai, maar niet minder nuttig gesticht; 't is het zoogenaamde Ecole Pratique. Het bevat goede en ruime ontleedzalen en kleine amphitheaters voor privaatlessen, die hier de aan de Faculteit toegevoegde Leeraars (Professeurs agrégés) geven. Het zijn vooral practisch anatomische lessen, en lessen over operative heelkunde op het kadaver. Aan lijken is hier nimmer gebrek, en elke Leeraar verbruikt er somtijds verscheidene op één' dag. Het is hier eene uitgemaakte zaak, dat de wetenschap het regt heeft, zich van alle kadavers der Hospitalen te bedienen; en de ijverige en naar voortgang zijner kennis hakende jongeling behoeft hier het vooroordeel en de dom- | |
[pagina 144]
| |
heid niet te bejammeren, die ook nog op vele plaatsen in ons Vaderland desaangaande heerschen, waar men het overblijfsel des menschen, in Gasthuis of Hospitaal gestorven, liever aan de rotting en de wormen ter prooije geeft, dan het te doen strekken tot verbreiding van licht en kennis. Ja, wij leven in dit opzigt als in de tijden van vesalius, die met gevaar zijns levens het kadaver gedurende den nacht uit den grafkuil moest opdelven. In de gemakkelijkheid, waarmede men dus het lijk des menschen, de ware bron voor alle ontleedkundige studie, kan verkrijgen, mogen wij ook eene reden vinden voor het aanwezen van een groot aantal beroemde Ontleedkundigen; het is althans te vermoeden, dat er, bij een' omgekeerden staat van zaken, nimmer een bichat, een groote bichat zou hebben bestaan. Mogten zij, die in ons land aan het hoofd van Ziekenhuizen gesteld zijn, overwegen, dat vorderingen in Heel- en Geneeskunde (zoo heilzaam voor de menschheid) in eene gelijke rede staan en immer een' gelijken tred hielden met die in ontleedkundige kennis. Stemmen wij echter toe, dat in vroegere jaren, en wel in de vorige eeuw van 1740 tot 50, 1760 tot 1813, een schromelijk misbruik van het overblijfsel des menschen in Frankrijks Hoofdstad werd gemaakt. In 1760 nog, dewijl er geen publieke anatomische ontleedzaal bestond, nam elk student een kadaver, of een deel er van, dat hij meende noodig te hebben, met zich naar zijne woning; de rest van een lijk wierp men op den mesthoop. In 1765 was pelletan nog verpligt, deze akelige overblijfselen in eene ijzeren kagchel te verbranden. De groote desault rigtte het eerste anatomische amphitheater op. Van dit amphitheater gingen uit pelletan, dubois, lallemand, boyer en later bichat. Het voorbeeld van desault volgende, had elke Leeraar weldra eene bijzondere gehoor- en ontleedzaal. Zulk eene zaal bevond zich in de meest arme en verborgene huizen. Niet alleen voorzagen de Hospitalen in de behoefte aan lijken, maar een schandelijke kerkhofroof greep stand. Nu eens onderhandelde men met de doodgravers, dan weder nam men list te baat; de grijze en achtingwaardige dubois daalde in zijne jeugd meermalen in den grafkuil neder, terwijl hij voor eene zekere som een aantal straath..... huurde, die rondom het kerkhof de aandacht der voorbijgangers moesten afleiden; in dien tusschentijd koos hij lijken uit, vulde er een fiacre mede, en liet zich in gezelschap | |
[pagina 145]
| |
van vijf à zes derzelve naar zijne woning rijden. Van tijd tot tijd verhief zich uit de ontleedzalen, van welke wij zoo even spraken, een dikke rook, die een' walgelijken reuk met zich voerde; het waren kadavers, welke men verbrandde. ‘In die tijden,’ zegt de Heer lallemand, ‘had men zoo vele personen kunnen vermoorden als men wilde, hen ontleden en verbranden, zonder dat de Policie er aan gedacht zoude hebben, eenig toevoorzigt te houden: dit is welligt meer dan eenmaal,’ voegt hij er bij, ‘gebeurd.’ Wie huivert niet, wanneer men moet gelooven, wat jules janin beweert, dat een werkelijke koophandel in menschenvet plaats greep? ‘Weet gij wel,’ zegt hij, ‘dat, ten tijde van het huwelijk van Keizer napoleon met maria louisa, een gedeelte der lampions, die Parijs verlichtten, met menschenvet waren gevuld?’ Waardige illuminatie voor een huwelijk, dat zoo veel bloeds had gekost! - Tot 1813 duurde deze staat van zaken voort; maar toen ook deed zich de stem van het algemeen met nadruk hooren; geen enkele wilde langer de verschrikkelijke nabuurschap der ontleedzalen dulden; van alle kanten werden er nasporingen naar deze verborgene leerscholen, naar de met eene bedorvene lucht gevulde zolderkamers gedaan, waar de student als 't ware insliep naast het kadaver. Thans zijn er, behalve het genoemde Ecole pratique en het amphithéâtre d'Anatomie te Clamart, in elk hospitaal bijzondere ontleeden gehoorzalen, en eenige duizende lijken worden er jaarlijks aan het onderwijs geschonken; en inderdaad deze nuttige inrigtingen zijn, dank zij de goede maatregelen, noch voor de gezondheid nadeelig, noch voor de menschheid onteerend en huiveringwekkend. Na dit alles zal men moeten toestemmen, dat het onderwijs der Genees- en Heelkunde te Parijs op eene groote en, wij durven het zeggen, goede schaal is ingerigt. Men heeft er aan gedacht, dat de ware strekking dezer kunsten de practijk is. ‘Tot dit doel,’ zegt de Heer pruys van der hoeven, ‘moet alle studie der Geneeskunst in de eerste plaats zijn ingerigt; en hij, die haar eens zal uitoefenen, moet bovenal eene practische vorming hebben, moet vooral tot practisch Geneesheer worden opgeleid.’ En dit, ja, inderdaad dit geschiedt in de School, van welke wij spraken. Met de woorden van een' mijner vrienden voeg ik hier gerustelijk nevens: ‘Er is hier (te Parijs) nog altoos | |
[pagina 146]
| |
veel te leeren, men mag zeggen wat men wil, en in vele opzigten kunnen onze Hollandsche Geleerden en Professoren zich aan de Fransche Geneeskundige Faculteit te Parijs spiegelen; alles is hier tot nut, tot gemakkelijk leeren van den student ingerigt.’ |
|