Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
Mengelwerk.Het leven van Jezus door doctor Strauss eene vertelling (sage) der negentiende eeuw.Onder de zonderlinge Boekwerken, die bij onze Duitsche naburen, vooral in het vak der Godgeleerdheid, aandacht wekken en opzien baren, schijnt thans wel in de eerste plaats Das Leben Jesu von Doctor strauss te TübingenGa naar voetnoot(*) te behooren. Wij hebben het Boek zelf nog niet onder de oogen gehad. Maar zooveel vernamen wij langs vele wegen, dat het de geheele geschiedenis van den Persoon, de leer en de daden van onzen Heer als eene Mythe voorstelt en verklaart. Deze buitensporigheid moge ook wel reeds vroeger in het verwarde brein van dezen en genen hebben postgevat; maar niet ligt schijnt zij, ooit of ergens, met meer driest- en stoutheid, dan door dezen Dr. strauss, te zijn ontwikkeld en voortgezet. Mannen van kunde en naam, schoon van bekende zeer verschillende en uiteenloopende begrippen, hebben zich daarover dan ook in Duitschland algemeen ontzet en velen hunner grootelijks geërgerd. Ons Haagsch Genootschap ter verdediging van de Christelijke Godsdienst schreef mede onlangs, in deszelfs jongste Algemeene Vergadering, tegen dit veel geruchts makende Boek eene Prijsvraag uit. Mij kwam het altijd voor, dat vernuftige en verstandige Ironie tegen dergelijke voortbrengselen der verbijstering, hoe spitsvindig zij ook ingerigt of scherpzinnig schijnen mogen, steeds het beste wapen is. Dat wapen scheen mij juist en wél aangewend in een regt geestig en schrander opstel van het Literatur-Blatt redigirt von Dr. wolfgang menzel, Freitag 5 Aug. 1836. N. 79: Das Leben Jesu von Dr. strauss eine Sage des neunzehnten Jahrhunderts. Het stelt den geheelen Dr. strauss met zijn boek en in zijnen persoon ook slechts als eene Sage, eene vertelling, voor, om daardoor het ongerijmde en bespottelijke van zijn Werk als van zelf in elks oog te doen | |
[pagina 114]
| |
vallen. Ik besloot dit opstel voor de Lezers van dit geachte Maandwerk te vertalen. Het mag, ten koste van dien Doctor, evenzeer hunnen billijken lachlust wekken, als het mede der overtuiging dient, dat men, ook in Duitschland, niet algemeen de dwaasheid huldigt, maar die ook, naar verdienste, weet te tuchtigen en te straffen.
f. van teutem.Ga naar voetnoot(*) Utrecht, Nov. 1836. | |
[pagina 115]
| |
Wie kent niet het Leven van Jezus door Doctor strauss, of heeft voor het minst daarvan niet gehoord? Mogt nogtans de Lezer geneigd zijn te gelooven, dat Doctor strauss een werkelijk mensch, een levende tijdgenoot der negentiende eeuw, en zijn boek: het Leven van Jezus, een werkelijk, waarachtig bestaand boek is, zoo zoude hij zich grootelijks kunnen bedriegen. Dr. strauss en zijn boek zijn niets meer en niets minder, dan eene vertelling (Sage) der negentiende eeuw, even als Dr. faust en diens Hellevaart eene vertelling (Sage) der vijftiende eeuw is. Er is geen twijfel aan, of velen hebben van Dr. strauss te Tübingen gehoord. Want, gelijk voor hem aan den eenen kant de Rationalisten een luid Hozanna hebben aangeheven, zoo hebben hem aan de andere zijde de Supernaturalisten een even zoo luid: Kruist hem, kruist hem, toegeworpen. Maar, bestaat Dr. strauss daarom werkelijk? Het mag mogelijk zijn, dat hij bestaan heeft, en welligt bestaat: of hij evenwel werkelijk en waarachtig bestaan heeft, of nog bestaat, is nog in het geheel niet boven allen twijfel bewezen, - moet veelmeer nog eerst bewezen worden. Want dat in Nieuwsbladen, kritische Tijdschriften en letterkundige Aankondigingen veel over eenen Dr. strauss vóór en tegen gesproken, geoordeeld, met loftuitingen en smaadrede- | |
[pagina 116]
| |
nen gehandeld is, bewijst nog niets voor deszelfs werkelijk bestaan. Dr. strauss is niet meer dan het Idee, de verzinnelijkte voorstelling (Sage), de Allegorie van het Rationalismus. De Supernaturalisten hebben dit in hunnen ambtsijver voorbijgezien, voor vollen ernst, voor gewigtige werkelijkheid genomen, en strijden en ijveren nu tegen den geheel onschuldigen, geheel niet bestaanden Dr. strauss. Wat is Dr. Strauss? Een bloote, ijdele naam. Men kon even zoo goed zeggen: Dr. Woordkramer, Dr. Stroodorscher, Dr. Vliegenvanger, zonder dat daarom deze verdichte personen werkelijk bestonden. Want ook hij mag wel niet te vinden zijn, die ons bewijzen zal of kan, dat een Dr. Woordkramer enz. in het geheel niet bestaan. Zeker weet men niets van dezen, noch heeft men van hen iets gehoord of gelezen; maar daaruit volgt geenszins, dat zij niet werkelijk zouden bestaan; en ook omgekeerd, wanneer men ook nog zooveel van den eerwaardigen Dr. Woordkramer enz. gehoord en gelezen had - en gewis heeft men reeds zeer veel van deze beroemde en buitengewone mannen gehoord en gelezen - zoo zoude daaruit geenszins het gevolg te trekken zijn, dat zij noodzakelijk werkelijk moesten bestaan. De stelling derhalve, welke schrijver dezes hiermede wil beweren, is: men heeft in den jongstverloopen tijd veel van Dr. strauss gehoord, gelezen, gesproken. Hieruit nogtans volgt niet, dat er werkelijk een Dr. strauss bestaat; even zoo min, als omgekeerd daaruit, dat men kort te voren niets van eenen Dr. strauss geweten of gehoord had, volgen zou, dat er in het geheel geen Dr. strauss bestond. Wij twijfelen derhalve in het geheel niet aan de mogelijkheid van het werkelijke bestaan van Dr. strauss, maar wij trekken de zekerheid van zijn werkelijk bestaan in twijfel; en dit is volkomen toereikend, om hem tot eenen fabelachtigen (sagenhaften) mythischen persoon te maken. Dat derhalve in Tübingen werkelijk een Dr. strauss bestaan mag hebben, en welligt nog ergens bestaat, geven wij als mogelijk, maar | |
[pagina 117]
| |
geenszins als zeker toe. Want zelfs wanneer eene menigte der geloofwaardigste getuigen eenstemmig plegtig verzekerden, ja met eede bezwoeren, dat zij in Tübingen werkelijk eenen Dr. strauss gekend, gezien, gesproken hadden; zoo zoude dit nog niets voor het werkelijke bestaan en de persoonlijkheid des genoemden of vermeenden Doctors strauss bewijzen. Konden zich toch deze mannen niet bedrogen hebben, of door den eenen of den anderen bedrogen en verschalkt geworden zijn, die zich wel Dr. strauss noemde en van een' ieder voor denzelven werd gehouden, ja zich wel zelf daarvoor tout bonnement kan gehouden hebben, maar die inderdaad een geheel ander iemand, welligt de wijdberoemde Dr. Woordkramer was? Maar gesteld ook, dat dáár zelfs werkelijk een Dr. strauss bestaat, zoo is het nog altijd de vraag, of dan deze het zoo veel geruchts makende boek werkelijk geschreven heeft; iets, dan dan nog weder eerst bewezen worden moet. Want vooreerst zijn er nog meerderen van den naam strauss, b.v. de Heer Dr. en Prof. strauss te Berlijn. Deze nu heeft het beruchte boek voorzeker niet geschreven. Maar kan er niet nog ergens anders een Dr. strauss wonen, die het heeft geschreven en uitgegeven, om daarin den, in de Theologie en Dogmatiek heerschenden, twijfelgeest onzer eeuw op eene fijne wijs te bespotten? De Tübinger strauss heeft misschien slechts de idée fixe van zulk een boek geschreven te hebben. Eens stond ook een waanzinnige in het begrip, dat hij de wereld had geschapen. Had hij dezelve daarom werkelijk geschapen? Ongelukkig kwam zijn waanbegrip, dat zich bij hem als waarheid en werkelijkheid had vastgezet, niet met de werkelijkheid overeen; en men sloot hem op. Bij onzen fabelachtigen Tübinger Dr. strauss, daarentegen, komt het wanbegrip, waardoor hij mag verbijsterd zijn, namelijk van het Leven van Jezus geschreven, en daarin de historische werkelijkheid van den persoon en de verschijning van jezus geloochend te hebben, overeen met de wer- | |
[pagina 118]
| |
kelijkheid, dat er namelijk zulk een boek, waarin dit ultra-sceptische begrip vastgehouden en ontwikkeld wordt, bestaat, of liever slechts aan het werkelijke bestaan van een zoodanig boek algemeen geloofd wordt; en men zet den geheel onschuldigen Dr. strauss af. Hoe onregtvaardig! Want gesteld, het meergenoemde boek bestaat werkelijk, zoo blijft nog altijd de vraag: heeft dan werkelijk een Dr. strauss, of ook bepaaldelijk Dr. strauss te Tübingen, dat boek geschreven? Dat hij zichzelven voor den schrijver houdt en daarvoor uitgegeven heeft, bewijst niet, dat hij werkelijk de schrijver is. Een geheel andere, ook wel Dr. Woordkramer of Vliegenvanger, kan de schrijver daarvan zijn, en zich, of uit luim, of om niet bekend te worden, of ook om aan Dr. strauss eenen kwaden trek te spelen en hem tegen wil en dank beroemd te maken, Dr. strauss genoemd hebben. Het van den eenen kant zoo heftig bestredene en van de andere zijde zoo hoog geprezene en bewonderde boek kan ook wel door meerdere opstellers vervaardigd zijn, die slechts den gemeenschappelijken naam van Dr. strauss hebben aangenomen. Het kan verder allengskens, op verscheidene tijden ontstaan en geschreven geworden zijn, en de voorgewende of werkelijke Dr. strauss heeft gelijke inzigten en gedachten, als het boek van den mythischen Dr. strauss bevat, en houdt zich nu in alle opregtheid voor deszelfs schrijver, schoon hij het niet is. Aan iedere vertelling (Sage) ligt noodzakelijk eene geschiedkundige werkelijkheid ten grond. Anders ware het geene vertelling (Sage), maar een sprookje (Mährchen.) Van daar zijn ook de verhalen van Dr. strauss en diens boek, het Leven van Jezus, geen sprookje, maar eene vertelling, vermits aan dezelve eene geschiedkundige werkelijkheid ten grondslag ligt, waaruit zij is ontstaan. Deze geschiedkundige werkelijkheid is de rationalistische leer en meening en de aanwezigheid eener rationalistische sekte of partij, zoo men wil. Iedere | |
[pagina 119]
| |
leer en meening moet noodzakelijk haar uiterste toppunt hebben, en sedert overouden tijd beweegt zich en arbeidt iedere sekte of partij om dit te bereiken en in eene uitwendig-levende werkelijkheid te doen overgaan; met één woord, om zich te personificeren of eene ligchamelijke gestalte te bekomen. Derhalve pleit alles daarvoor, dat Dr. strauss en zijn Leven van Jezus slechts de personificering of verligchamelijking der rationalistische idee, leere en meening is, of dat het de rationalistische sekte en partij, als zoodanige, onder de Theologanten is geweest, die zich in het Leven van Jezus door Dr. strauss heeft gemanifesteerd en geëxpectoreerd. Het is uit dien hoofde ook waarschijnlijk, dat het meergenoemde boek van zeer vele schrijvers en uit zeer verscheidene tijden afkomstig is. Wanneer en waar het wel eerst ontstaan mag zijn, laat zich even zoo min met eenige zekerheid aanwijzen, als het zich laat bepalen, wie het eerst de vertelling (Sage) van het Leven van Jezus door Dr. strauss schriftelijk heeft vermeld. Het is daarmede juist eveneens gelegen als met munchhausen's Leugenpraat. Iedereen kent gewis dit zeldzame boek, en heeft het of gelezen, of daarvan gehoord. Maar niemand weet, wanneer of waar het is ontstaan; het is eene Allegorie van de Leugen. Zoo heeft de, in het gebied der Godgeleerdheid, reeds sedert ouden tijd in stilte voortkruipende, maar in latere dagen openbaar en stout optredende rationalistische leer van de menschelijke persoonlijkheid van jezus, van het natuurlijke der wonderen, allengs de meening van het niet geschiedkundige, ja fabelachtige dezer persoonlijkheid verwekt; waaruit zich daarna weder de vertelling van het Leven van Jezus door Dr. strauss heeft ontwikkeld. Maar inderdaad is dit niet anders, dan het Rationalismus in zijne hoogste magt (Potenz), waarin het zich tot de dunste scepsis - men leze maar niet domste, hoewel beide naauw en innig met elkander zijn verwant - heeft verheven en verfijnd. Maar juist daarom, dat deze hoogst verhevene scepsis zoo dun als | |
[pagina 120]
| |
spinrag is, bekoort en sleept zij mede. De goede lieden verwarren en verwisselen altijd twee gansch verschillende vragen met elkander, namelijk wat geweest en gebeurd kan zijn, en wat geweest is en gebeurd. Zoo wordt ons dan nu in alle Bladen en kritische Tijdschriften verhaald: te Tübingen leeft een Dr. strauss, die het Leven van Jezus heeft geschreven. Maar wie nu wil en kan met grond beweren, dat hij daar werkelijk leeft en dat Leven van Jezus werkelijk heeft geschreven? Reeds hebben wij de klare en krachtige bewijzen, die daartegen en voor het fabelachtige der geheele geschiedenis van Dr. strauss en diens Leven pleiten, voldoende in het licht gesteld. Wie wil en kan daarentegen ook beweren: hij woont niet te Tübingen en heeft het Leven van Jezus niet geschreven? Men moet en kan het derhalve in het midden laten, of Dr. strauss zich werkelijk te Tübingen al of niet bevindt; hij kan zich daar bevonden hebben. En even zoo moet en kan men de vraag, of de mogelijk werkelijk bestaande Dr. strauss werkelijk het Leven van Jezus heeft geschreven, in het midden laten; hij kan het geschreven hebben. Maar juist deze omstandigheid is volkomen toereikende, om Dr. strauss tot eenen mythischen persoon te maken, en aan de geheele geschiedenis van diens boek het karakter eener vertelling (Sage) te geven. Want toch zooveel weet men alleen met zekerheid, dat van eenen Dr. strauss en diens Leven van Jezus gesproken, dat hetzelve beoordeeld, geprezen of gelaakt geworden is. Dat deze man werkelijk bestaan en het veel geruchts makende boek werkelijk geschreven hebben kan, bevat even zoo weinig in zich eene strijdigheid, als dat hij niet bestaan en het meergenoemde boek niet geschreven heeft. Het eene kan derhalve even zoo goed zijn als niet zijn. Want dat alleen kan algemeen niet bestaan, wat eene volkomene strijdigheid in de uitspraak bevat, als b.v. een vierkante cirkel. Alzoo meenen wij allezins voldoende te hebben aan- | |
[pagina 121]
| |
gewezen, dat het Leven van Jezus door Dr. strauss eene vertelling (Sage) der negentiende eeuw is, juist daarom, wijl daaraan in het algemeen eene geschiedkundige werkelijkheid ten grond ligt; terwijl de geschiedkundige werkelijkheid des persoons van Dr. strauss, en zijn vermeend of werkelijk schrijven van gezegde boek, als twijfelachtig, in het midden moet gelaten worden. Maar hetgene nog meer gewigts in de schaal der voor het fabelachtige dezes persoons aangevoerde gronden legt, zijn de nieuwste, onbepaalde, wankelende en zeldzame narigten en verhalen van hem en zijne togten naar Zwitserland. Welligt hooren wij nog wel van zijn verblijf in een onderaardsch hol, of van zijn geheel verdwijnen. Ontwijfelbaar is de vertelling van het Leven van Jezus door Dr. strauss eene der merkwaardigste vertellingen. Zij ontstond in de negentiende eeuw; in eene eeuw, waarin schrikkelijk veel gedrukt en gelezen wordt, en vertoont eene zoodanige schijnbare waarheid en werkelijkheid, dat men bijna niet anders schijnt te kunnen besluiten, dan om haar voor eene waarheid en werkelijkheid te houden; niet anders alzoo dan om te gelooven, dat toch noodzakelijk een werkelijke Dr. strauss en wel te Tübingen bestaat, en deze het Leven van Jezus zeker moet geschreven hebben. En evenwel is inderdaad deze gevolgtrekking en vooronderstelling overijld; is zij een ware logische sprong. Want daaruit, dat in het algemeen van en over dat boek gesproken, geoordeeld, geschreven is en wordt, volgt niet, dat Dr. strauss en zijn boek noodzakelijk werkelijk moeten bestaan, maar slechts, dat het wel mogelijk is, dat zij bestaan. Hoe! - wordt nu welligt van alle kanten gevraagd - men zou er zoo zelfs aan kunnen twijfelen, of het boek werkelijk besta? Dit heet toch de twijfeling te verre trekken! Maar dit is het voorzeker niet. Want stelt, er zijn honderd menschen. Vijftig van dezelve zijn Theologanten; de vijftig anderen zijn dit niet. Nu durf ik honderd tegen één wedden, dat van de vijftig Theologanten ten hoogste | |
[pagina 122]
| |
vijf, en van de vijftig, die geene Theologanten zijn, ten hoogste één een boek met den titel, Leven van Jezus door Dr. strauss kunnen verklaren in handen gehad te hebben. Of zij het ook gelezen hebben, is eene andere, hier in het geheel niet te huis behoorende vraag. Maar kunnen deze zes zich niet bedrogen, niet verzien, niet vlugtig en oppervlakkig, in de schemering iets gelezen, en kan niet het boek, dat zij werkelijk in handen hadden, eenen gansch anderen titel, als b.v. ‘het Leven een Droom,’ gehad hebben? Er wordt nu overal en algemeen van het Leven van Jezus door Dr. strauss gesproken. Het is bijna onvoegelijk daarvan niet te spreken, of in opregtheid te bekennen, dat men het niet gezien, ik laat staan gelezen heeft. Dit toch zoude van gebrek aan beschaving, van geen' tred houden met den tijd getuigen. En wie wil gaarne in zulk een licht verschijnen? De menschelijke zwakheid en ijdelheid kant zich daartegen, en van honderd zeggen negenennegentig liever eene onwaarheid, dan dat zij in de oogen van anderen als onwetend of onbeschaafd zouden willen verschijnen. Wanneer alzoo in ons geval ook honderd of duizend eveneens zeiden: ja, wij hebben het Leven van Jezus van Dr. strauss gelezen, zoo beslist dit blijkbaar voor de waarheid en werkelijkheid der zake niets. Zij kunnen het gelezen hebben. Wie wil en kan dat tegenspreken? Maar of zij het werkelijk gelezen, of ook slechts in handen gehad hebben, is eene geheel andere vraag, die door de verklaring en betuiging van de honderd of duizend menschen, dat zij het in handen gehad en gelezen hebben, nog in het geheel niet bewezen en boven allen twijfel gesteld is. Omgekeerd zou ook daaruit, dat honderd, duizend, tienduizend, ja honderdduizend menschen verklaarden en betuigden, dat zij het gelezen noch gezien hadden, niet volgen, dat zij het werkelijk gelezen noch in handen gehad hadden. Alzoo bewijst de eenparige getuigenis aller menschen voor het werkelijke bestaan van het Leven van Jezus door Dr. strauss even zoo weinig | |
[pagina 123]
| |
iets voor deszelfs werkelijk bestaan, als de eenparige getuigenis aller menschen tegen deszelfs werkelijk bestaan ook slechts het geringste tegen deszelfs werkelijk bestaan bewijzen zou. Vermits alzoo het werkelijke bestaan van Dr. strauss en diens Leven van Jezus niet bewezen kan worden, maar als eene bloote mogelijkheid in het midden moet gelaten worden, van welke intusschen de geheele wereld als van eenen werkelijk bestaanden persoon en een werkelijk bestaand boek spreekt, zoo is Dr. strauss en diens Leven van Jezus eene vertelling (Sage) uit de negentiende eeuw. Quod erat demonstrandum.
Dr. von keyserlingk. |
|