Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe moeder.Ga naar voetnoot(*)Eenzaam zat de droeve moeder
Bij haar kranken zuig'ling neêr;
Middernacht was reeds vervlogen,
Maar geen sluim'ring boeit hare oogen,
Want het teed're moederharte
Lijdt, bij 't zien dier felle smarte
Van haar' liev'ling, al te zeer.
Traan op traan ontrolt hare oogen,
Over 't wiegje heengebogen
Van het dra verengeld wicht,
Dat zijne oogjes, schoon reeds brekend,
Nog zoo vleijend en welsprekend
| |
[pagina 49]
| |
Op de droeve moeder rigt.
Biddend staart zij naar den hoogen;
En ziedaar, van 's Hemels bogen
Daalt een zaal'ge Seraphijn
Tot het stervend wichtje neder,
Lacht het toe, omhelst het teeder,
En beneemt het smart en pijn.
't Wichtje staakt nu 't angstig stenen,
Blikt naar 't Seraphijntje henen,
Strekt de bevende armpjes uit,
Wordt door hemellicht omgeven,
Is verengeld, en - daar zweven
Beide naar de Hemeldreven
Boven lucht en wolken heen.
Maar tot onder de Eng'lenscharen
Beide lang verdwenen waren,
Bleef de moeder opwaarts staren,
En haar felle smart verdween.
J.B.....
Dordrecht.
|
|