Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Amor door Bagchus ontwapend. 't Is vruchtloos, aan de maan, de kuische maan te klagen, Wat Amor ons misdeed: Steeds van zijn schot gewis, gereed ons uit te dagen, Brouwt hij ons enkel leed. Hij kreunt zich aan beleid noch stugheids palissade: 't Getroffen harte beeft; Tot wakkerheid en moed in 't einde, op lijfsgenade, Zich krijgsgevangen geeft. Het garnizoen, dat dan de vesting komt bezetten, Is dolle jaloezij; Een wangedrogt, in staat om zwaard en dolk te wetten, In blinde razernij. Voor ons, wien 't lusten moge op Amor's wenk te draven, Spijt zoo veel onbescheid, We erkennen slechts de wet, wij eeren slechts de gaven Der tonnenmajesteit. Doch de afgeregte guit, gevreesd bij klein' en grooten, Wint immer kracht en klem. Op, op, wie vrijheid mint! op, wakkre Bagchusloten! Vangt en ontwapent hem! De lauwer kroont den moed; en, zoo wij zegepralen, Bij Bagchus! dan, ja dan Wacht ons een feest, waarbij de buit, dien wij behalen, Den disch versieren kan. De schalksche vijand draagt, gelijk wij allen weten, Een' blinddoek - maar in schijn; Dien nemen wij het eerst; hij zal ons, bij het eten, Ten tafellaken zijn. De gouden koker op zijn' schouder stelt ons zeker, Als geldgebrek ons prangt; - [pagina 48] [p. 48] Voorloopig dien' hij ons, bij 't feestgeregt, als beker, Die ons den nektar langt. Cupido's pijl, die, als de gloed der zonnestralen, Heel de aarde blaken doet, Is zachts (want Bagchus' kroost laat nooit het nat verschalen) Voor kurkentrekker goed. Wie onzer, bij geval, ten steun van zijne treden, Een' staf behoeven moog, Hij schraagt zijn duizlend brein en waggelende schreden, Met d'uitgedienden boog. De vleugeltjes, die wij den sluwen vijand fnuiken, Opdat hij niet ontsnapp', Zijn, ter verkoeling, ook als waaijers te gebruiken Voor 't gistend druivensap. Dus magt- en wapenloos zal 't magtigste aller wichten Den disch ter zijde staan, Ons dienen, en, per slot, ons met zijn fakkel lichten, Bij 't zalig huiswaarts gaan. j.w. ijntema. Naar het Hoogduitsch. Vorige Volgende