Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRelands Galatéa. Eene dichterlijke speling. Uit het Latijn in dichtmaat overgebragt en met eenige Aanteekeningen door R.H. Graadt Jonckers. Te Utrecht, bij van Paddenburg en Comp. 1837. In gr. 8vo. 68 Bl. f :-80.Rec. moet erkennen, dat hij in zeker opzigt den Heere graadt jonckers dank verschuldigd is voor het genot, dat hij door de Galatéa mogt smaken. Hij twijfelt intusschen, of het gesmaakte genoegen wel datgene is geweest, dat door den Dichter werd bedoeld. Het lezen van dit boeksken, namelijk, verplaatste hem, in zijne verbeelding, in zijne kindsche jaren en de zorgelooze dagen van zijnen schooltijd. Hij herinnerde zich levendig, hoe hij dikwijls had zitten blokken en zwoegen, als hij voor zijne schooltaak uit de Tristia van ovidius moest vertalen, en, gewapend met het lexicon, uit de half begrepene woorden eenen zin zocht zamen te flansen, en hij glimlachte nog bij de herdenking van de onbevallige, stijve en letterlijke vertalingen, waarin hij den zoetvloeijenden Romein zoo dikwijls had overgebragt. Onwederstaanbaar rezen die denkbeelden onder het voortlezen op, omdat - reland's Galatéa hem schier op eene soortgelijke wijze scheen overgezet. Rec. verbeeldt zich den Heer jonckers met het oorspronkelijke naast hem, regel voor regel met moeite in eenen Hollandschen alexandrijn, of liever distichon voor distichon in twee alexandrijnen wringende, meer op de woorden, dan op den zin lettende, dikwijls schrijvende, wat alleen kan worden verstaan door hem, die het Latijn er bij leest, niet zelden deerlijk de plank misslaande en als een schooljongen fouten makende. Waarlijk, werd deze Galatéa eens als een thema gecorrigeerd, hoe groot zou het getal dier fouten zijn! Hoe weinig kans zou den Vertaler op de eer van primus of zelfs secundus overblijven! Rec. wil de taak van den Rector of Conrector niet ge- | |
[pagina 698]
| |
heel vervullen; hij zou zichzelven en anderen vervelen. Maar hij moet zijn zeer ongunstig oordeel met eenige bewijzen staven. Toen hij van tijd tot tijd het Hollandsch van den Heer graadt jonckers niet verstond, nam hij reland's Galatéa ter hand, en vergeleek eenige der Elegiën met het oorspronkelijke. Veel werd hem daardoor helder, wat duister was; veel kreeg een' zin, wat er geen' had, en hij vond zoetvloeijendheid, waar hij in de vertaling slechts stroefheid en stijfheid had aangetroffen. Inderdaad, het laat zich moeijelijk begrijpen, hoe iemand, die niet beter Latijn verstaat, dan de Heer graadt jonckers schijnt te doen, het durft wagen, om vertalingen uit het Latijn uit te geven. Rec. vergeleek de twee eerste en de twee laatste zangen geheel met het oorspronkelijke, en geeft hier eenige staaltjes, die 's mans ongeschiktheid tot het door hem ondernomene werk genoegzaam aantoonen. El. I. vs. 25, 26:
Ingenii quod adhuc superest, audacia vota
Culpat et insani ridet amoris opus.
bij den Heer graadt jonckers: De stoutheid van mijn geest, die nog mag ovrig wezen,
Beschuldigt, wat ik wensch, belacht mijn dwaze min.
Misschien zou deze of gene schoolknaap eene betere constructie maken, en gevoelen, dat audacia een adject. neutr. plural. is en bij vota behoort. Vs. 33, 34:
Quae Venerem, quae tela Dei narrata cachinno
Excipis, ardores num paterere meos?
Die Venus en haar zoon luidlagchend aan kunt staren
Kunt ge evenwel ook aan mijn driften weerstand biên?
Het vervolg leert van neen. Maar zoo ver was het nog niet; de Dichter is hier nog beangst, dat zij zijne liefde niet eens zal dulden, ardores num pateretur suos. El. II. vs. 7 sqq. is geheel mis; maar vs. 27, 28 wordt het wat heel erg. Er staat: | |
[pagina 699]
| |
Te quoties monui, ne quo capereris amore,
Haec aninum teneat, non nego, forma tuum.
waarvoor de Heer graadt jonckers vertaalt: Wat dacht ik vaak: ‘ontvlied de min op snelle vleugels,
Al heeft die vorm, 't is waar, zich in uw ziel gezet.’
Vooreerst spreekt hier nog de mens bona, zeer poëtisch door den Vertaler het regt verstand genoemd, maar ten andere zegt de tweede regel geheel iets anders. De zin komt hierop neder: Hoe vaak ik u vermaande, om liefdes band te ontvlieden, Deez' schoonheid boeije uw hart; ik sta het gaarne toe. Maar, gaan wij tot de beide laatste zangen over. Wat zal men zeggen van iemand, die gestudeerd heeft en Latijn heet te verstaan, wanneer wij deze regels: (El. XII. 5, 6.)
Quum nobis aderat Galatea, urebat amantem,
Nunc absens geminat, quas tulit ante faces.
vertaald vinden: Toen Galatea in ons bijzijn mogt verkeeren
Heeft zij hem eerst gezocht, waarover zij nu zucht.
Als de Heer graadt jonckers deze eenvoudige woorden niet verstond, had hij dan geen lexicon, om ze op te zoeken? Hij zou dan gezien hebben, dat geminare niet zuchten, maar verdubbelen beteekent. (Dacht hij misschien ook aan het Fransche gémir?) Maar, al had hij dit opgezocht, wij zouden schier twijfelen, of hij dan nog den zin beter zou hebben geraden. Althans de eenvoudigste dingen worden geheel verkeerd opgevat, en wij kunnen kwalijk veel goeds verwachten, als El. XIII. vs. 13 sqq. (NB. eene Elegie op den dood van Galatéa.)
Illa, mihi toties reliquis praelata puellis
Et Veneri forma par Galatea, fuit.
Nostra fuit, nigrisque indigna reconditur umbris.
Hei mihi, quod possim dicere: Nostra fuit!
wordt vertaald: | |
[pagina 700]
| |
Ja boven andren koos ik haar zoo menigmalen,
Want Galaté geleek aan Venus door haar leest.
Die de onze was, zij zal in graauwe schaduw dwalen,
Helaas! nu 'k zeggen moet: die de onze zijt geweest!
Wist dan de Heer graadt jonckers niet, dat fuit beteekent: zij is geweest, d.i. zij is gestorven? Rec. had uit deze zelfde zangen nog meer dergelijke domheden opgeteekend; maar hij wil van het geduld zijner lezers niet meer vergen. Men zal het hem ten goede houden, dat hij niet alle zangen aldus heeft nagegaan. Ex ungue leonem! Om der onpartijdigheids wille koos hij de beide eersten en de beide laatsten. Daar het bovendien schier overal aan zoetvloeijendheid en gemakkelijkheid ontbreekt, daar de Latijnsche woorden bijna overal letterlijk vertaald zijn, zonder te vragen, of zij aldus ook in het Hollandsch gebezigd wordenGa naar voetnoot(*), is de lezing van dit boekje eene zeer onaangename taak. Rec. gevoelt, dat hij aan het verzoek van den Heer graadt jonckers niet heeft voldaan, als deze in zijne Voorrede hoopt, dat eenigen zijner lezers, die het oorspronkelijke kennen, de moeijelijkheid van zulk eene vertaling begrijpende, niet te streng mogen besluiten, als had hij Galatéa willen mishandelen, of hem tot een autodafé veroordeelen. Maar hij mag niet anders spreken. Niemand dwong den Heer graadt jonckers, om de Galatéa, die hij niet verstond. te vertalen, - te mishandelen, het woord moet er uit. Het wordt tijd, dat men hem, die onze Letterkunde reeds met eene even mislukte overzetting van tasso's meesterstuk heeft bezwaard, doe gevoelen, dat hij beter deed, zijne vertalingen, indien hij met geweld vertalen wil, in zijnen lessenaar te houden. De eer onzer Literatuur, de achting voor ons lezend publiek vorderden eene regtvaardige, maar strenge beoordeeling. Tantum! |
|