Iets over het Levend-begraven en de Lijkenhuizen, als middel ter voorkoming van hetzelve, door eene Geneeskundige Vereeniging te Haarlem. Met eene Plaat. Te Haarlem, bij J.B. van Loghem. 1837. In gr. 8vo. 48 Bl. f :-60.
De vrees om levend voor dood gehouden en aldus begraven te worden, is vrij algemeen en, blijkens eenige voorbeelden, niet ongegrond. Al mogen dan die voorbeelden zeldzaam zijn, zulks neemt het verschrikkelijke daarvan niet weg, evenmin als de verpligting om het levend-begraven te voorkomen. Het lang bewaren en bewaken der lijken in de bijzondere woningen is ook niet altijd doenlijk, en somtijds zou het voor de gezondheid der levenden nadeelig kunnen zijn. Het is daarom goed te keuren, dat men in verscheidene steden afzonderlijke lijkenhuizen heeft opgerigt, waar de lijken zoo lang bewaard blijven, tot dat de rotting, het eenige zekere teeken des doods, zich vertoont. Als aanprijzing van dergelijke inrigtingen schreven de Heeren koene, egeling, coelen, beeke en waardenburg, allen Med. Doctoren te Haarlem, dit beknopte werkje, 't welk wij wenschen, dat deszelfs nuttig doel bereiken zal. Behalve voorbeelden van opgewekte schijndooden, die men reeds als lijken beschouwd had, en van werkelijk levend-begravenen, tot staving der nuttigheid van het oprigten van lijkenhuizen, als het doelmatigste middel om dit gevaar te voorkomen, behelst het werkje berigten van 't geen elders gedaan is, wederlegging van tegenbedenkingen, en een ontwerp van een tot het voorgestelde einde dienstig gebouw voor eene stad van den tweeden rang, gelijk Haarlem; welk ontwerp door afbeeldingen en een' platten grond is opgehelderd.