Bundel van Feestzangen, bij de viering van het tweede Eeuwgetijde der stichting van de Hoogeschool te Utrecht, enz. aan welke door het Provinciaal Utrechtsche Genootschap, op den 16 Junij 1836, de Eereprijzen zijn toegewezen. Te Utrecht, bij J. Altheer. 1836. In gr. 8vo. 44 Bl. f :-60.
Aan de twee eerste dezer Feestzangen is door het Provinciaal Utrechtsche Genootschap de gouden, en aan den derden de zilveren eereprijs toegewezen. Daar alleen de eerste op het Utrechtsche Akademiefeest publiek voorgelezen is, heeft het Genootschap wèl gedaan met dezelve allen uit te geven; en dit zoo veel te meer, daar zij elk in zijne soort waardig zijn gelezen te worden. Over zulke Gelegenheidsdichtstukken, die daarenboven reeds door een wetenschappelijk Ligchaam met goedkeurende onderscheiding beoordeeld en bekroond zijn, veel te zeggen, vindt Ref. onnoodig en bijkans onvoegzaam. In allen is wel het een of ander, waarop eenige aanmerking zou te maken zijn; maar niet belangrijk of nuttig genoeg, om er in stukken van dezen aard bij stil te staan: doch zij hebben ook elk in zijne soort hunne waarde, hunne eigenaardige schoonheden, waardoor zij zich zullen aanbevelen aan de Utrechtsche Feestgenooten en aan allen, die den roem van ons Vaderland en van onze nuttige vaderlandsche Stichtingen door vaderlandlievende Dichters gaarne bezongen zien.