van dit woord in werken van kunst, en over het onderscheid van hetzelve met scherts, ironie en satyre, te breed zou moeten uitweiden. Onder de beste van den geheel ernstigen trant zijn hem bijzonder de volgende voorgekomen: Elize, eene Vertelling van eene hulpbehoevende moeder, die met haar kind door eenen boer en zijne vrouw in huis genomen wordt, welke haar voor het oogenblik verzorgen, en, op het hooren van hare geschiedenis, gelegenheid zoeken en vinden, om haar met haren vader te verzoenen en met haren beminde te vereenigen; dit stuk, het uitgebreidste van dit bundeltje, (bl. 5-25) ware het hier en daar niet wat keuvelend en lang, zou reeds hieronder te rekenen zijn, wegens het eenvoudig lieve, waardoor men eenige plaatsen van hetzelve met genoegen en deelneming leest. Maar althans behoort hiertoe het Lied der Armen, wegens den eenvoudig godsdienstigen toon, die er, overeenkomstig het onderwerp, in heerscht. - Het stukje, getiteld de Slaap, bevat eene aardige toespeling op de ruste des doods en het herleven. Alleen zou men mogen vragen, of het kinderlijk onnoozele knaapje, dat vraagt: ‘O zeg mij, moeder! zeg, wat is de slaap?’ enz. zulk een antwoord der moeder wel verstaan en voldoende vinden zal. - Eenvoudig hartelijk is het stukje, dat Ouderlijk Geluk ten onderwerpe heeft. - Schoon en statig is de Avond, waarin verhevenheid en zachtheid, naar het onderwerp gepast, elkander afwisselen.
Onder de meer geestige stukjes munten uit: Levensvreugde, Levenswijsheid, Winterlied, Kinderspel, grootendeels ook de oude Zeeman en de oude Krijgsman; doch wij kunnen er geene proeve van geven, daar zij in hun geheel willen gelezen zijn. Hetzelfde zou men misschien kunnen zeggen van het Jagen, hetwelk op het bejagen van voordeel, hetzij met regt of met onregt, schijnt te doelen, maar bij de aardigheid toch hier en daar wat duister is. Behalve eenige drukfouten, trek vr. voor m., schondt voor schond, lachtte voor lachte, leest men hier, bl. 61: ‘Het kruid, dat meenig (l. menig) een verspildheid, wijkt voor mijn pulver ver in kracht’: wat dit woord verspildheid beteekenen moet, is duister; of is het ook voor het platte verspild heit, voor verspild heeft, om te rijmen op mildheid? maar!....? - In het volgende Danklied, dat ook over 't geheel niet onaardig is, vindt men ‘zich naar de wrongen van 't opgelegde wigt voegen’: is dit niet gewrongen zamengevoegd? In