| |
H.A. Hamelberg, Hoogduitsche Spraakleer voor Nederlanders, met raadpleging van de beste en nieuwste taalkundige Werken, ten gebruike bij het bijzonder onderwijs, en voor zelfoefenaren bewerkt. Te Zutphen, bij W.J. Thieme. In gr. 8vo. 650 Bl. f 2-:
Reeds bij het inzien van het Voorberigt voor deze Spraakkunst werden wij gunstig voor dezelve ingenomen, daar de Schrijver regt laat wedervaren aan hetgeen zijne voorgangers in dezen geleverd hebben. Met dat al hoopt hij, dat men, zijn werk met dat van anderen vergelijkende, de uitgave deszelven niet als nutteloos en overtollig zal afkeuren en veroordeelen. Wat ons betreft, heeft hij geene beschaming dezer hoop te vreezen; want wij moeten erkennen, dat hij iets degelijks geleverd heeft, dat zich zelf aanprijst, zoodat hij ook geenszins zijne toevlugt behoefde te nemen tot het verguizen en verlagen van anderen, ten einde daarop zichzelven te verheffen, gelijk wij daarvan dezer dagen een veel geruchtmakend voorbeeld zagen. Wij hebben deze Spraakkunst met belangstelling en opmerkzaamheid doorbladerd, en kunnen, ook na de vergelijking met andere bij ons bekende, niet anders, dan den Onderwijzeren en Leerlingen der Hoogduitsche sprake gelukwenschen met dit geschenk, hetwelk overal de duidelijkste sporen draagt van met lust en kennis van zaken bewerkt te zijn.
De gang, dien de Schrijver gehouden heeft, is, zegt hij, over het geheel de bij ons gebruikelijke, en wij moeten zulks volkomen goedkeuren, daar dit niet alleen het gemak van den Onderwijzer bevordert, maar ook voor den Leerling van wezenlijk belang is, die dus op den weg, bij het onderwijs in zijne moedertaal ingeslagen, slechts behoeft voort te gaan, bij de beoefening van andere talen voor verwarring bewaard blijft, en niet weder genoodzaakt wordt, een ander
| |
| |
veld te betreden. - De Syntaxis is hier met de Etymologie verbonden, zoodat bij de behandeling van ieder taal- of rededeel alles wordt bijeengesteld, wat daaromtrent aan te merken valt.
Nadat eerst over de letters en de uitspraak op eene allezins voldoende wijze gehandeld is, wordt een overzigt van de onderscheidene soorten van woorden of taaldeelen gegeven, waarbij de noodige verklaringen van zaken en benamingen voorkomen, om den leerling in staat te stellen, de daarop volgende nadere en gebijzonderde beschouwing van elke soort of klasse van woorden behoorlijk te kunnen nagaan en verstaan. De Schrijver neemt vier declinatiën aan, welke door den uitgang der woorden in het meervoud bepaald worden, en hij stemt dus hierin overeen met meidinger, schoon hij, meer consequent dan deze, ook de vrouwelijke woorden op el en er tot de derde declinatie gebragt heeft. In de bepaling en opgave der woorden, die tot elke declinatie behooren, heerscht, naar ons oordeel, de meestmogelijke naauwkeurigheid en volledigheid; want ons kwam geen woord voor den geest, omtrent welks verbuiging wij in het onzekere bleven. Vooral behaagde het ons ook, dat ten aanzien van de verandering van a, o, u in ä, ö, ü de regelen en opgaven zoo voldoende zijn, en men te dezen niet, gelijk in andere leerboeken plaats heeft, op het gebruik gewezen of met onvolledige aanwijzingen afgescheept wordt. Ook de regelen voor de geslachtsbepaling vinden wij met zorg opgegeven, en, zoo het ons voorkomt, zullen zij ten aanzien der volledigheid wel weinig of niets te wenschen overlaten. Het aangemerkte over de onderscheidene betrekkingen, waarin de zelfstandige naamwoorden kunnen voorkomen, achten wij ten hoogste belangrijk, daar het eene duidelijke en allezins bevattelijke voorstelling oplevert van de verschillende naamvallen, aan welker grondige kennis zoo veel gelegen ligt. Het voorgedragene over het gebruik en de uitlating van het lidwoord, welks verbuiging vroeger opgegeven is, doet het afwijkende en
overeenstemmende in het Hoog- en Nederduitsch naar behooren kennen. Bij de adjectiven wordt met klaarheid en de vereischte uitvoerigheid over de afleidingslettergrepen en derzelver beteekenis gesproken. Even zoo voldoende wordt over de trappen van vergelijking, de verbuiging en de regering dezer soort van woorden gehandeld; vele opmerkelijke bijzonderheden komen hier voor. Hierop wor- | |
| |
den de onderscheidene voornaamwoorden beschouwd, waarbij overal de noodige aanwijzingen tot het regt gebruik derzelven, en de bijzonderheden, welke zij opleveren, voorkomen. Desgelijks worden de telwoorden in al derzelver eigenheden behandeld, met invlechting van vele belangrijke en ter zake dienende aanmerkingen.
Bij de werkwoorden wordt eerst over derzelver oorsprong en vorming, dan over derzelver vervoeging, en eindelijk over derzelver gebruik en beheersching gehandeld. Het is ons ondoenlijk, al de kenmerkende bijzonderheden op te geven, waardoor zich deze behandeling onderscheidt. Wij kunnen echter niet af zijn, hoogen lof te geven aan de naauwkeurigheid en volledigheid, waarmede de vervoeging der ongelijkvloeijende werkwoorden is opgegeven, en met welke over het gebruik der tijden en wijzen zoowel, als over de regering der werkwoorden in het algemeen gehandeld is. Daarbij is de regel, welke gewoonlijk tot onderkenning van de echtheid of onechtheid der zamenstelling in sommige zamengestelde werkwoorden gegeven wordt, zoo practisch verklaard, en door een zoo groot aantal voorbeelden opgehelderd, dat, naar ons gevoelen, de Leerling niet ligt in de toepassing deszelven zal dwalen. Ook de gevallen, waarin de vorming der zamengestelde tijden door het hulpwerkwoord hebben of zijn moet plaats hebben, vonden wij met juistheid aangewezen. In 't kort, de geheele behandeling van het werkwoord, aan hetwelk ruim 170 bladzijden gewijd zijn, achten wij geheel overeenkomstig met de waarde van dit belangrijk rededeel, hetwelk niet ten onregte le mot par excellence genoemd wordt, en wij gelooven, dat ook Nederduitsche Taaloefenaars hieruit nog al iets kunnen leeren.
In de beschouwing der bijwoorden vinden wij al de bijzonderheden, die op het wél gebruiken derzelven betrekking hebben, opgegeven, en tevens het noodige aangemerkt over de zamengestelde bijwoorden of zoogenoemde bijwoordelijke uitdrukkingen. Daar de beheersching der voorzetsels eene der grootste moeijelijkheden en een gedurig struikelblok is voor den Leerling der Hoogduitsche spraak, en de vraag waar of waarheen, welke gewoonlijk ter onderscheiding van den derden en vierden naamval gegeven wordt, hem weinig of geen hulp verschaft bij het oneigenlijk gebruik der voorzetsels, zoo zagen wij met een bijzonder genoegen, dat de Heer hamelberg, na reeds bij de werkwoorden vele derzelven
| |
| |
met de voorzetsels, die zij vereischen, en den naamval, dien deze vorderen, aangevoerd te hebben, bij de opzettelijke behandeling van de genoemde soort van woorden dezelve zooveel mogelijk ten aanzien van de beteekenis en beheersching bepaalt, maar vooral zoo vele voorbeelden geeft, dat hij zijn onderwijs als 't ware erschöpft - gelijk de Duitschers zeggen, en dat letterlijk in het Nederduitsch uitgeput beteekent - heeft, zoodat men in een twijfelachtig geval wel niet ligt vruchteloos naar een gelijksoortig voorbeeld zal zoeken, om zich daarnaar te regelen. Ook de voegwoorden zijn met zorg behandeld. Wij vinden hier geene weinig nut aanbrengende onderscheiding of klassisicatie dezer woorden, maar daarentegen zooveel te meer gepaste regelen, die in de keuze en het goed gebruik derzelven kunnen geleiden. Het gezegde van de tusschenwerpsels achten wij insgelijks ten volle geschikt, om deze soort van woorden, in derzelver aanwending te leeren kennen.
Overal vinden wij de goed en bepaald voorgedragene regels door vele welgekozene voorbeelden, met bijgevoegde Nederduitsche vertaling, opgehelderd, en de 236 allezins doelmatige opstellen, welke hier voorkomen, geven den Leerling overvloedige stof, om die regels toe te passen en tot een' eigendom van zijnen geest te maken. In de opstellen zelve, zoowel als in de onder dezelve geplaatste noten, hebben herhaalde aanwijzingen op de voorstaande regels plaats, en, deze, overeenkomstig de bedoeling des Schrijvers, naslaande, zal men volkomen in staat zijn, eene zuivere en van fouten vrije overzetting te leveren. Deze inrigting bevalt ons, gelijk wij vertrouwen dat zij het elken Onderwijzer zal doen, wien er aan gelegen is, dat zijne Leerlingen met oordeel en bewustzijn leeren werken; terwijl het boek hierdoor ook eene bijzondere geschiktheid gekregen heeft voor het gebruik van diegenen, die zich door eigene oefening met de Hoogduitsche taal willen of moeten bekend maken.
Van harte wenschen wij dus den Schrijver geluk met zijne welvolbragte taak, waardoor hij in eene tot dusverre nog altijd bestaande en wezenlijke behoeste op eene hoogst loffelijke wijze voorzien heeft. Wij vertrouwen dan ook, dat zijn werk, tot welks bekendmaking en behoorlijke schatting wij hopen door dit verslag iets bij te dragen, algemeen zal ingevoerd worden op de scholen, waar goed onderwijs gegeven wordt. Mogt het gebruik, dat wij voornemens zijn van
| |
| |
hetzelve te maken, ons aanleiding geven tot eenige aanmerkingen, dan zullen wij dezelve gaarne, met een paar aanteekeningen, die wij onder het doorlezen gemaakt hebben, aan den Schrijver mededeelen en aan zijn oordeel onderwerpen, opdat hij bij eene tweede oplage, die wij verwachten dat spoedig noodig zal zijn, er gebruik van kunne maken, wanneer en voor zoo verre hij dezelve zal bevinden gegrond te wezen.
Druk en papier zijn zeer goed, en de prijs van het werk, deszelfs omvang in aanmerking genomen, is ten hoogste billijk gesteld. |
|