Heer Archivarius de jonge, in een' deftigen historischen stijl, zijne Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen voort. Het tijdvak, in dit stuk behandeld, vindt men op den titel aangewezen; maar op welk eene bedaarde, doch mannelijke wijze de geachte Schrijver zulks verrigt heeft, moet door den lezer zelven worden onderzocht. Zoo uit dit eerste stuk van het derde, als uit de beide vorige deelen dezes werks, ziet men telkens, in weerwil van al het lofwaardige en groote, hoe veel kleins en verkeerds er ook bij onze Vaderen plaats had, waartoe de gebrekkige en onzekere vorm van 's Lands Bestuur, ja de ontstentenis eener vaste Staatsregeling, niet weinig medewerkte.
Niet ongeschikt schijnt het ons daarom, de nu volgende vlugschriften hier tevens aan te kondigen.
Mr. D.... geeft een overzigt van de Belastingen, het beheer der Geldmiddelen, de Staatsonkosten, en de bezoldiging der Ambtenaren, staande de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Telkens staaft hij zijne beweringen door afdoende bescheiden, staten en tabellen. Men ziet, dat de hooggeroemde zuinigheid onzer Vaderen in het uitschrijven van belastingen dikwijls niet meer was dan verkeerd berekende karigheid, of ook wel aan partijdig voorstaan van eigene Stad of eigene Provincie moet geweten worden; dat echter in 't algemeen de belastingen zoo gering, de bezoldigingen zoo laag niet waren; dat sommige lasten op de schouderen der gemeente geweldig drukten, en dat men, hoe zuinig op het eene, weder verkwistende was op het andere. Ook ontmoet men hier eenige wenken voor de toekomstige regeling der belastingen; wenken, die ten minste overweging verdienen.
Trouwens, indien het in de Republiek der Vereenigde Nederlanden nimmer volmaakt was, tegenwoordig is het zulks even weinig. Men leze slechts de hier boven aangekondigde stukjes, getiteld: Iets over de kleine gebreken in ons Staatsbestuur. In den vorm eener briefwisseling, deelt de vaderlandlievende, doch jeugdige, door staatkundige droombeelden wel eens weggesleepte, en daardoor veelal ontevredene Sophron, aan den bejaarden en bezadigden Charicles, zijne aanmerkingen op Staatsbestuur, beheer der Geldmiddelen en dergelijke mede. Charicles zoekt hem telkens neder te zetten, hem meer te bepalen tot getrouwe pligtsbetrachting in eigenen kring, verspreiding van geluk onmiddellijk om hem henen, vertrouwen op Gods voorzienig Bestuur, en toege-