| |
Waarheid in Liefde, een Godgeleerd Tijdschrift voor beschaafde Christenen. Onder medewerking van een Godgeleerd Gezelschap, tot zinspreuk hebbende: Gods Woord is de Waarheid, uitgegeven door J.F. van Oordt, J.W.Z., P. Hofstede de Groot, L.G. Pareau, J.J. Swiers, J. Sonius Swaagman. Jaargang 1837, Iste en IIde Stuk. Te Groningen, bij J. Oomkens, In gr. 8vo. 476 Bl. f 4-: bij Inteek.
Zoodra het eerste Stuk van dit nieuwe Godgeleerde Tijdschrift het licht zag, hebben de Nederlandsche Stemmen zich over hetzelve laten hooren. Het is, in vergelijking met de Godgeleerde Bijdragen, naar het oordeel dier roepers, nog al ernstiger, inniger. Och ja! men kan zich er beter bij neêrleggen; (het echte woord voor hen, die in het Christendom liever liggen dan werken.) Maar Christelijk is het Tijdschrift daarom nog niet. De Redactiën van beide deze Godgeleerde Tijdschriften mogen, indien dit noodig geoordeeld wordt, over dit Christelijke (?) oordeel, zich verklaren; wij zwijgen op dit geroep, en zeggen, dat zulke voorproevers meer willen dan kunnen. Deze is de eenige kennis, welke wij van de Nederlandsche Stemmen op dit punt meenen te moeten nemen.
De Verzamelaars van dit Tijdschrift zijn van oordeel, ‘dat een naauwkeurig en duidelijk onderzoek, wat in het Christendom voor hoofdzaak, voor begin, midden en einde, voor doel en strekking te houden zij, en wel zulk een onderzoek, uit belangstelling in de waarheid en ter opbouwing der gemeente in geloof en liefde ondernomen, meer dan ooit dringende behoefte in de Nederlandsche Kerk is. Om dit doel te
| |
| |
bereiken, hebben zij een Tijdschrift geopend, om eene geheele reeks van onderzoekingen neder te leggen. Het middelpunt van dezelve zullen de gewijde bladen des Nieuwen Verbonds uitmaken, welker verklaring en opheldering zij, zoowel uit die bladen zelve, als ook uit hetgeen het Oude Verbond, en in het algemeen de Oudheid vroeger en de Christelijke Kerk later oplevert, zullen beproeven.’ Wetenschap en geleerdheid zullen evenwel geen doel maar middel zijn, om de Christelijke waarheid, ook ten dienste van niet-geleerde, maar beschaafde Christenen, zooveel mogelijk, te vinden en op te helderen.
De inrigting van dit Tijdschrift is dezelfde als van de Theologische Studiën und Kritiken van ullmann en umbreit. Van de twee Hoofdafdeelingen behelst de eerste Verhandelingen en Gedachten, de tweede Beoordeelingen en Berigten. Van hetgeen in de twee eerste stukken, die voor ons liggen, vervat is, moge een beknopt verslag volstaan.
De volgende Verhandelingen komen hier voor: 1. van Prof. pareau, over Waarheid in Liefde, bl. 11-79. a, wordt over de Waarheid in het algemeen gehandeld, om des te duidelijker in te zien, wat Waarheid en Liefde zij in het Christendom; b, wordt aangetoond, dat Waarheid en Liefde onmisbaar tot het wezen des Christendoms behooren; c, wordt aangewezen den wederkeerigen invloed van Waarheid en Liefde. Hier doet zich tweederlei vraag op: wat is Waarheid in Liefde? en: wat is Liefde in Waarheid? d, wordt de vraag beantwoord: van waar is Waarheid in Liefde te verkrijgen? e, hoe de verkrijgbare Waarheid in Liefde ons zelve toe te eigenen? Deze Verhandeling, welker lezing en herlezing wij ten hoogste aanbevelen, opent zeer gepast dit Tijdschrift. - 2. van Prof. hofstede de groot, over het onderscheid tusschen de voorstelling en uitdrukking van Jezus en van Johannes, in het Evangelie van Johannes op te merken, bl. 80-110. Voor beschaafde Christenen, nog iets anders dan Chris- | |
| |
tenen van den beschaafden stand, eene hoogstbelangrijke proeve van de naauwkeurigheid van Johannes, en tevens eene bijdrage tot de geloofwaardigheid van zijn Evangelie. Ook geleerden zullen dit stuk op zijnen regten prijs stellen, al stemmen zij niet in met 's mans gevoelen over hetgeen door den Evangelist bij de woorden van jezus of van den Dooper zal gevoegd zijn, bl. 86 volgg. 3. van Ds. j. sonius swaagman, Beschouwing van Jacobus, bijzonder met betrekking tot zijn denkbeeld van Geloof, bl. 111-130. ‘Zoo onveranderlijk het Christendom in zijn wezen is, zoo zeker is het ook, dat de vormen, waarin menschen het opvatten en aan anderen
mededeelen, van elkander kunnen verschillen.’ - Het Geloof is bij jacobus van dien aard, dat men vooral moet letten op 's mans eigendommelijke geaardheid en bijzondere omstandigheden, als waaruit die eigene denkwijze is ontsproten en dus ook verklaard moet worden. Daartoe wordt men, a, gewezen op jacobus en het standpunt, waarop hij zich bevond, b, op de daarmede overeenkomstige, hem eigene beschouwing van het Geloof. Rec. meent, dat men het oog evenzeer moet vestigen op de menschen, aan wie die Brief geschreven werd. Volgt men b.v. bij paulus die verklaringwijze, welke hier aanbevolen wordt, dan verschilt paulus in den eenen Brief merkelijk van paulus in eenen anderen. Men onthoude zich toch van alles, wat eenzijdig is!
Het tweede Stuk behelst drie Verhandelingen en twee opstellen onder de Rubriek Gedachten. - 1. Over het verband tusschen vergeving van zonden en de heiliging des menschen. Een belangrijk stuk van Prof. van oordt, bl. 239-293. ‘Is de bekeering door de vergeving der zonden, of de vergeving der zonden door de bekeering?’ Een beslissend antwoord op deze vraag is niet gemakkelijk te geven. Welk gedeelte dier vraag men toestemmend beantwoorde, men heeft dan wel ééne waarheid: de waarheid vindt men daar, waar beide de gedeelten afzonderlijk beantwoord worden.
| |
| |
Het geheele stuk is eene gewigtige bijdrage, en meer dan poging, om tegen het eenzijdige in de beschouwing te waken, en bij het opnemen en vereenigen van de onderscheidene zijden eenheid te bewaren, en helderheid, zuiverheid en bestemdheid van begrippen te bevorderen. - 2. Ds. j.j. swiers deelt, bl. 294-328, mede zijn Onderzoek, wat het zij: In God zijn - Christus, God in ons - één zijn met Christus en God. ‘Wij wenschen (bl. 298.) daarbij eenvoudig het Evangelie zelf te laten spreken, en te geven, wat eene beschouwing en onderlinge vergelijking der plaatsen, hiertoe betrekkelijk, oplevert. Zoo hopen wij tot een resultaat te komen, hetwelk de diepte, welke men van de eene zijde zoekt, met de verstaanbaarheid, die men van de andere zijde wenscht, vereenigt. Slechts in de schriften des Nieuwen Verbonds willen wij bij ons voorgesteld onderzoek opheldering zoeken. Want, ofschoon ook bij sommige ongewijde Schrijvers der oudheid de uitdrukkingen worden aangetroffen: in iemand zijn, één zijn met iemand, zoo behoeven wij hunne schriften hier veelligt minder, dan ergens elders, tot opheldering der gewijde bladen. De schriften des Nieuwen Testaments verklaren hier genoegzaam zich zelve. Ja wij zouden bijna kunnen zeggen, dat het den geheelen inhoud der Evangelieschriften uitmaakt, te ontvouwen, wat het zij: in Christus en God zijn, Christus en God in ons, één zijn met Christus en God. Hetgene door deze uitdrukkingen wordt bedoeld, is, als 't ware, het brandpunt, waarin alle stralen van het Christelijk leven zich vereenigen, en van waar zij ook alle wederom uitgaan.’ Rec. gelooft niet, dat deze de regte manier is, om deze spreekwijzen naar behooren op te helderen. Het moet ons niet om diepte te doen zijn, maar om de eenige ware
beteekenis der woorden en spreekwijzen. Hiertoe is vooral vergelijking der onderscheidene plaatsen dienstig en noodig. Als dit goed en rigtig geschiedt, zal op elke plaats verband en zamenhang het overige wel aan- | |
| |
wijzen. - 3. De Leer van den Apostel Paulus in eenige van hare Hoofddenkbeelden voorgesteld, bl 329-350. Dit stuk, geteekend T., behelst opmerkingen en wenken. Over hetzelve wordt men verzocht, zijn oordeel op te schorten, bl. 335. Wij beschouwen deze eerste proeve als eene Inleiding voor de volgende, ‘die veel zullen ontwikkelen en nader aanwijzen, wat hier slechts wordt aangestipt.’
Alleen in het IIde Stuk vindt men de Rubriek Gedachten, bl. 351-368. Men treft daar aan, 1o. van Prof. pareau een opstel, ten titel hebbende: de aard van het Evangelie, volgens den Apostel Johannes, 1 Br. I:1-3a. 2o drie opstellen van Ds. swiers. Vrijheid, Afhankelijkheid. Het slot van beide bijeenhoorende stukjes is: ‘Volkomen afhankelijk van God, en overeenstemmende met God zijn, - dit is de heerlijke vrijheid van Gods kinderen (Rom. VIII:12).’ Hoe is het vaak met der menschen verschillen? Tegen de eenzijdigheid in het oordeel over de waarheid eener zaak. Met geringe verandering hebben wij over dezelfde zaak bijna dezelfde vertelling elders gelezen. Doch dit schaadt niet. Gaarne hadden wij evenwel de laatste regels op bl. 368 weggelaten gezien: ‘Zouden paulus en jacobus ook zulke bittere twisten over het geloof hebben gevoerd, hetwelk zij zoo verschillend en schijnbaar regtstreeks strijdig voorstellen?’ Die vraag kan ook, en misschien beter, dan hier de bedoeling schijnt te zijn, ontkend worden op grond, dat beide Apostelen, over Geloof voor zichzelven eenstemmig, naar de verschillende behoeften van onderscheidene lezers, hetzelfde Geloof van eene andere zijde voorstellen. Nog eens, men drijve geene subjectiviteit, waarbij het objective, zoo niet alles, dan toch zeer veel zou verliezen!
De tweede Hoofdafdeeling van dit Tijdschrift behelst, onder de Rubriek Beoordeelingen, 1, Verslag, door Ds. swiers gegeven, van twee geschriften, door den Berlijnschen Hofprediker theremin vervaardigd, en
| |
| |
in onze taal uitgekomen te Groningen, namelijk over het wezen der mystieke Godgeleerdheid, eene Proeve uit theremin's Avondstonden, en adalbert's Bekentenissen. Voor Geschiedenis van eenig belang, maar daarom ook voor beschaafde Christenen?.... 2. Voor hen achten wij veel belangrijker hetgeen van de hand van Prof. van oordt voorkomt, ter mededeeling van den hoofdinhoud eener belangrijke Latijnsche Verhandeling, door Doctor j.h. scholten, Onderzoek getiteld: omtrent Gods liefde jegens de menschen, als de hoofdleer van de Christelijke Godsdienst. - 3. wordt door Prof. pareau verslag geleverd van de Leerredenen van samuel muller. Men vindt dit in het 1ste Stuk, bl. 132-223; voortzetting hiervan treft men aan IIde Stuk, bl. 371-439. - 4. Verslag van het werk van d.f. strauss, Dr. der Philosophie: Das Leben Jesu kritisch bearbeitet. Dit verslag is gedaan door Ds. busch keiser. - 5. worden eindelijk beschouwd de Leerredenen nagelaten door l. egeling; zoodat eerst de inhoud wordt opgegeven, en dan derzelver geest en strekking eenigzins nader aangewezen. Steller hiervan is Ds. j.j. metzlar.
Onder de Rubriek Berigten ontmoet men, bl. 224-233; 1. Wenken van eenen Roomsch-Katholijke en van eenen Jood ter verbetering van hunne Kerk. Beide erkennen de behoefte aan verbetering in hunne Kerk. De Steller heeft het oog op: De Roomsch-Katholijke Kerk in Oud-Nederland gelijk zij is, zijn kon en zijn moest. Amst. 1833, en: Der Jude. Gezeichnet und gestochen von einem Juden. Marburg, 1834. Dit stukje behelst berigt over De openlijke Geloofsbelijdenis van de nieuwe Ledematen der Gemeente, nu ook in de Israëlitische Kerk ingevoerd. Darmstadt, den 13 Mei 1836, en over een' herderlijken Brief van den Bisschop van Trier, jozef von hommer, sedert overleden, van den 11 Jan. 1836; 2, bl. 233, 4, Regtvaardiging en Heiliging, betreft een naïf gezegde van den Predikant rowland hill. - Het tweede Stuk deelt, bl. 440- | |
| |
476, iets uitvoeriger berigten mede; 3, Bijdrage tot de kennis van het wezen van het Rationalismus en van deszelfs tegenwoordig verval in Duitschland. ‘Twee bijdragen uit den laatsten tijd worden bijgebragt, waardoor zoo wel de eigenaardigheid, als de spoedig op handen zijnde ondergang dezer denkwijze, te weten in zoo verre zij een uitsluitend stelsel is, duidelijk wordt aangewezen.’ a, een opstel, uit de Allg. Kirchenzeitung April 1836 ontleend, en getiteld: De bekeeringen onder de Godgeleerden van onzen tijd, levert een geschiedkundig getuigenis, dat en waarom zoovele Predikanten in Duitschland de Rationalistische denkwijze laten varen. Bretschneider, hoewel voorstander en verdediger van dat stelsel, erkent in de Allg. Kirchenzeitung Oct. No.
171, de boven vermelde daadzaak. b, behelst eene ‘Oorlogsverklaring tegen het gewone Rationalismus van den Jenaschen Hoogleeraar karl hase.’ Zoo wordt diens geschrijf genoemd bl. 458. Gewigtiger zouden dergelijke begrippen zijn, indien tevens naar waarheid kon worden getuigd, dat men in Duitschland tot de eenige kenbron der waarheid was wedergekeerd. Of het beter zij, dat het gevoel-vermogen dan het ken-vermogen zegeviere, zal de tijd leeren. Met het veranderen van stelsel is de zaak niet aanstonds geholpen. God verschoone ons land van de eene kwaal zoo wel, als van de andere! Meer zeggen wij thans niet. - 4, wordt eene geschiedkundige schets medegedeeld omtrent den voortgang van het onderscheid tusschen Roomsche en Katholijke Kerk. In deze schets zijn de sprongen wat groot. Paolosarpi, 1605-1607 - Gallikaansche geestelijkheid, 1682 - johannes nicolaus von hontheim, 1763- de woelingen in het Roomsche Europa sedert 1830 - Doctor crosby, wiens misse-lezen in de landtaal tot dit opstel aanleiding heeft gegeven. Als men op het oog houdt, hoeveel de Politiek aan dit roepen deel hebbe tegen de magt des Pausen, en hoe ligt die roepers het zwijgen aannemen, dan loont het de moeite niet, iets
| |
| |
daaromtrent op te teekenen, al ware er nog meer van te zeggen. Dit zal aan ieder blijken, die het laatste stukje (5) leest, getiteld: Eenige blikken in de Christelijke denkwijze en Kerk van Italië, ontleend uit f.f. fleck's wissenschaftliche Reise durch das südliche Deutschland, Italien, Sicilien und Frankreich. Leipsig, 1835.
Hiermede leggen wij de pen neder. Ons verslag is uitvoeriger geworden, dan wij ons hadden voorgesteld. Wij hebben het min voegzaam geacht, over geest en strekking van dit Tijdschrift in het onze uit te weiden, dat nu ook den verderen gang van hetzelve niet vermag te volgen, veel min Recensiën van Recensiën te geven. |
|