Drietal Verhalen, op Godsdienst en Deugd gegrond. Niet vertaald. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. 1837. In gr. 8vo. 198 Bl. f 2-20.
Dat van een eenvoudig drietal zedelijke verhalen het: niet vertaald, op den titel tot aanprijzing moet wezen, strekt onze Letterkunde juist niet tot eer. Het drietal is in den smaak der zedelijke Verhalen van loosjes. Wij lazen ze met genoegen. Het eerste, de Vondeling op het slagveld van Waterloo genoemd, is de geschiedenis van een' vondeling, niet, zoo als men denken zou, op dat slagveld gevonden, maar wiens afkomst daar aan het licht komt. Het laat zich lezen, maar is het minste der drie. Veel beter is het tweede: henriette, of de edele stiefdochter. Zij handelde edel, in den volsten zin des woords, en werd door een gelukkig huwelijk beloond. De verhaler bedenke echter, dat niet de toeziende voogd, maar vondels zelf het beheer over het landgoed der minderjarige henriette moest hebben. Hij was haar eigen vader. Ook draagt men in den zwaarsten rouw geene zijde. Zie bladz. 60. Het derde verhaal: charlotte estendorp en sara ter walde, schetst hoofdzakelijk de rampen, die een edel Joodsch meisje ondervond ten gevolge van hare overhelling tot het Christendom. Het is, dunkt ons, het beste van alle. De reis naar Engeland en de ontmoetingen aldaar zijn wat boven het waarschijnlijke. Maar het moet ook niet al te dagelijksch zijn. Ook hier eindigt - even als in de beide vorige - alles met een gelukkig huwelijk. Zoo klapt de zweep gewoonlijk. Wij beamen ten volle een gezegde van saartje: ‘Indien slechts ieder Jood, elke Jodin, eens bij het afsterven eens vromen Christens tegenwoordig ware; inderdaad, ik geloof, dat dan allen overtuigd zouden zijn, dat in jezus de gelofte, (belofte) door jehova aan
israël gedaan, vervuld is geworden.’ Of nog liever: dat het Christendom alleen onder alle levensomstandigheden en bij het naderen van den dood ware gemoedsrust schenkt en schenken kan. Dat is overal in dit bundeltje de hoofdwaarheid.