de verdeeling der bloedvaten en zenuwen in dezelve, schijnt zij door de nasporingen van lauth ook nog niet geheel opgehelderd te zijn.
Met opzigt tot derzelver zamenstelling hebben wij ons verwonderd bl. 190 geen gewag te zien maken van het Osmazome, terwijl de gelei volgens anderen meer aan het celachtig weefsel zoude toe te schrijven zijn.
Bij de opgaaf van de algemeene bereiding der spieren trekken wij in twijfel, of men ook bij het microscopisch onderzoek van spieren, aan geene bijzondere bereiding onderworpen, de laatste verdeeling der zenuwen in de breede halsspier van den mensch of in de regte buikspier van den kikvorsch zal kunnen waarnemen.
Behoudens eenige zoo aanstonds te vermelden aanmerkingen, die wij hier en daar al lezende hebben aangeteekend, is de vertaling wel volgehouden, en de uitvoering blijft welgevallig. Zoude echter een gelijktijdige druk op geringer papier, tot eene minder kostbare uitgaaf, niet aan de behoeften van velen te gemoet komen?
Op het leerstuk der ingewanden, met welks begin deze aflevering besloten wordt, zullen wij bij de volgende terugkomen.
Onze aanteekeningen zijn de volgende:
Bl. 192. fascia saperficialis, lees superficialis. Bl. 16. bekomen, lees ontvangen verlengsels. Ald. bemerkt, lees waarneemt. Bl. 195. aangegeven, lees aangewezen. Bl. 196. uit, lees van de ribben. Wij geven ook in bedenking, of het niet beter ware geweest, van sommige deelen de Latijnsche kunstnamen te gebruiken, of er althans nevens te voegen, zoo als b.v. voor spierhuid-zenuw N. musculo-cutaneus, bl. 261. Bl. 280. de huid insnijden, beter doorklieven. Ald. eene huidsnede voeren, beter maken, enz.