De bekeerde Zondaar, of Proeve van Satyre, door A.G.H. Te Leyden, bij de Wed. D. du Saar. 1837. In gr. 8vo. 64 Bl.
‘Er is onlangs een geschrift van de pers gekomen, waarvan de schrijver, zoo als naderhand tot beschaming mijner vijanden overtuigend is gebleken, een jong mensch was, die zeer wijs zijnen naam had verzwegen. Driemaal heb ik met de grootste inspanning hetzelve gelezen, en driemaal moeten zeggen: zoo onduidelijk, zoo onverstaanbaar als dit boek, is geen boek ooit geschreven.’ Bladz. 24. Deze woorden toe te passen op het geschriftje, uit hetwelk wij ze overschrijven, zou in sommige opzigten niet juist, in andere wat al te streng geoordeeld zijn. De satyre is ons al te scherp; de scherts maakt op aardigheden wat veel parforce-jagt. De schrijver heeft wèl gedaan, zich niet te noemen. Wij zeggen alleen nog, dat, als de titel eene aardigheid wil verbeelden, wij het eene zeer onaardige aardigheid vinden. Voorts, manum de tabula; wij laten ons liefst niet met zulke vinnige satyrici in.
No. IX, Boekbesch. bl. 385. reg. 18. leze men: voortzette.
No. X. bl. 433. reg. 16: regeringsvorm, en had die dan.