Amsterdam, bij W. Brave, Jr. In gr. 8vo. 453 Bl. f 4-40.
De Bijbeloefening van den Eerw. van heyningen heeft ook bij Buitenlanders eenige bekendheid verkregen. Prof. beckhaus, te Marburg, maakte in de Allgemeine Kirchenzeitung, IItes Heft, Febr. 1837, van 's mans arbeid eenige melding. Dit werk is van uitgever veranderd. Dit gaf misschien aanleiding, dat bovengenoemde stukken ons later ter hand zijn gekomen, dan anders welligt het geval zou zijn geweest. Vroeger hebben wij onze aanmerkingen op dit werk medegedeeld sine ira et studio. Bezitters van de vorige stukken hebben zich ook dit gedeelte reeds aangeschaft. In denzelfden geest en op dezelfde wijze is hier alles behandeld, zoo als bij de vorige stukken is aangewezen. Het zou post festum zijn, in eenige bijzonderheden bepaaldelijk te treden. Ongepast is het echter niet, in den tegenwoordigen tijd, nu formulierregtzinnigheid het hoofd opsteekt, Bijbelregtzinnigheid aan te bevelen. Deze vindt men bij van heyningen alleen en onverdeeld. Bedienaars van het Evangelie, die Gods woord boven alles, wat menschelijke wijsheid leert, blijven stellen, kunnen zich met hetgeen hier voorkomt van harte vereenigen, en Christenen, die dit zoeken te zijn, vinden licht en onderwijs in overvloed, om zich niet te laten overschreeuwen door hen, die den schijn van Godzaligheid vertoonen, maar hare kracht verzaken. Gods woord toch, zoo als luther reeds schreef, moet bepalen, wat men te gelooven heeft.