veel geloof hebben gevonden. Op hoe vele zoogenoemde horoscoop-blaadjes leest men: gij zult wel in het een en ander tegenspoed hebben, maar alles zal teregt komen; of: gij zult zien, dat gij menschen hebt miskend, die uwe ware vrienden zijn, en het bedrog uwer schijnvrienden zal eenmaal aan het licht komen, en derg. Men denke ook aan het opzettelijk dubbelzinnige van de orakelen der oudheid, b.v.
Ajo te AEacida Romanos vincere posse.
en meerdere voorbeelden, elders genoeg te vinden.
Bladz. 182. De uitval tegen het kaartspel, als veel gebezigd ter waarzeggerij, heeft geenen grond. Als men wigchelen wil, kan men daartoe duizend dingen bezigen, al waren er geene kaarten in de wereld; maar wie zal op koffijdik enz. smalen, omdat het wel eens tot waarzeggerij gebruikt wordt?
Bladz. 183: ‘De verbeelding heeft dikwerf vroegere en latere dichters tot den waan gebragt, waardoor zij hun dichterlijk vuur eene Muze of Zanggodin noemden, en hun Enthusiasmus voor het werk van eenen vreemden geest, dien zij genius heetten, hielden.’ Staat dat hier, gelijk het al het voorkomen heeft, ter goeder trouw? Maar, timmer! gelooft gij dan niet met Rec. en elk' mensch van gezonde zinnen, dat de Heeren Poëten dat geenszins aldus in ernst zeggen? Het is meer eene dichterlijke fictie, dan een eigenlijk geloof, zoo als gij het doet voorkomen.
Bladz. 187. Geestigheid, zoo als timmer die omschrijft, dunkt ons niet datgene te zijn, wat men daardoor gewoonlijk verstaat. Indien geestvolheid een geijkt woord ware, het zou 's mans meening beter uitdrukken. Bij geestigheid denken wij meestal aan luimig vernuft, aardigheid, gevatheid.
Bladz. 236. Is het van den man van genie niet wat al te sterk gezegd, dat hij ‘weigert, zich aan de regelen, die de kunst aan de hand geeft, te binden?’ Op bladz. 238 althans drukt de Schrijver het beter uit: ‘een volkomen vrij gebruik van hunne krachten, dat hen onafhankelijk van de voorschriften der kunst maakt,’ gelijk ook in het geheele daarop volgende Hoofdstuk.
Bladz. 240. not. wordt erasmus aangehaald als voorbeeld van genie, ‘die onder den dwang der scholen geheel onvatbaar scheen, hoewel hij naderhand de roem der ge-