ste over het vaderland der Maïs, het tweede over hare soorten en bijsoorten, het derde over hare kultuur, het vierde over den oogst en de bewaring derzelve, het vijfde over hare ziekten, het zesde over haar nut handelt. Omtrent het vaderland van dit gewas bestaan, gelijk bekend is, vele twijfelingen; de Schrijver lost de bedenkingen niet op, maar neemt aan, dat de Maïs in de oude wereld bekend was vóór de ontdekking der nieuwe, en dat dezelve, omgekeerd, volgens getuigenis van humboldt, reeds in Amerika door de inboorlingen gecultiveerd werd, tijdens de ontdekking van dat werelddeel door de Europeanen. Deze plant zoude dus aan beide halfronden oorspronkelijk gemeen zijn, of althans reeds vóór de ontdekking der nieuwe wereld van het eene halfrond naar het andere zijn overgebragt, 't geen ons niet zeer aannemelijk voorkomt. Berust het vinden van zaden der Maïs in eene sarkophaag te Thebe op geen ander gezag dan dat van rifaud? In dat geval zouden wij met
humboldt liever aannemen, dat de Maïs eene Amerikaansche koornsoort is.