welks kennis verdere aanbeveling verdient, wegens de voordeelen, zoowel voor de critische verbetering en het regt verstand der gedenkstukken, als voor den uitlegger zelven. In het tweede deel der Verhandeling (p. 82-151) wordt in het eerste Hoofdstuk aangetoond, dat er onder de schrijvers van het N.V. verschillende karakters zijn, zoo als blijkt uit de getuigenissen van anderen, en uit hunne eigene geschiedenis, gezegden en schriften; en in het tweede, dat deze verschillende karakters in het N.V., hoewel er door vele uitleggers en uitlegkundigen zonder billijke reden weinig of geen acht op geslagen is, echter door den uitlegger deszelven noodzakelijk gekend moeten worden.
Zietdaar het korte beloop dezer Verhandeling, waarin de schrijver goede en belangrijke opmerkingen over zijn onderwerp heeft bijeengebragt; zoo als b.v. bl. 46-59, over het kennen van eens schrijvers karakter uit zijne geschiedenis; bl. 92-97, over het verschil in stijl bij de schrijvers van het N.V., en zoo over het geheel in het laatste gedeelte van het 1ste Hoofdstuk des tweeden deels, hoewel sommige dingen nog voor meer bewerking en uitbreiding vatbaar waren. - De bedenkingen of aanmerkingen, die Rec. in het algemeen op deze Verhandeling zou te maken hebben, zouden deze zijn: 1. Dat het eerste gedeelte wel zoo volledig bearbeid is als het tweede; en dat het echter deze betrekkelijk meerdere uitvoerigheid, ook volgens de Groningsche Prijsvraag, niet schijnt noodig te hebben, maar de schriften des N.V. meer het hoofdonderwerp der Verhandeling hadden moeten zijn. 2. Dat de schrijver zich van zijn geliefd onderwerp wel eens te veel voor de uitlegging, wanneer het in toepassing op het N.V. komt, voorstelt. Immers hoe weinig weten wij b.v. uit de historie van het karakter van mattheus, marcus, lucas, jacobus! Ja maar, zal hij zeggen, dit moeten wij uit hunne schriften leeren. Doch loopt men dan geen gevaar van in eenen cirkel te loopen, hunne schriften uit hun karakter op te helderen,