overgegaan, alsnu slechts de volgende punten zoekt te betoogen: 1o. De vereeniging der gescheidene Gereformeerden is niet strafbaar, volgens Art. 291 en volg. van het Strafwetboek. 2. Vrijheid van Godsdienst is aan de afgescheidene Geresormeerden door de Grondwet gewaarborgd. 3. De gescheidenen kunnen geene vergunning vragen, om gemeenten op te rigten. De toepassing der strafwet is rustverstorende.
Bij de behandeling van het eerste punt hinderde ons de vergelijking tusschen de godsdienstige bijeenkomsten met meer dan 20 personen en die van meer dan 20 arbeiders tot het opbouwen van een huis. Immers die arbeiders zijn geene bouwlieden; zij komen niet bijeen, om zich bezig te houden met onderwerpen der bouwkunst, maar werken op last van hunnen meester. Wel zegt de bekwame Pleiter: dit is ook ons geval; wij komen op last van den Opperbouwmeester des Heelals bijeen, enz. Doch nergens heeft de Zaligmaker bevolen, om met meer dan 20 personen bijeen te komen. Men kan zeer wel in kringen van niet meer dan 20 lieden, behalve de leden des huisgezins, in wier woning het gezelschap gehouden wordt, vergaderen. Dat men daar dan ook doop en avondmaal kan bedienen, spreekt van zelf, en elke verhindering, aan zulk eene vergadering in kleinen getale toegebragt, zou, naar Recensent's gevoelen, een misbruik en eene overtreding der wet zijn, waarover de afgescheidenen zich met regt zouden kunnen beklagen. Dat men zich overigens in de vergaderingen der Christenen met godsdienstige onderwerpen bezig houdt, of s'occupe, lijdt geenen twijfel: men houdt zich met een onderwerp bezig, als men er over nadenkt; en met aandacht de godsdienstoefening bij te wonen, is een pligt, zoodra men dus, tot zijne stichting, zich in eene kerk of in een godsdienstig gezelschap begeeft, houdt men zijnen geest bezig; men is werkzaam met hetgene aldaar gesproken en verrigt wordt.
2o. Bij het tweede punt wordt beweerd, dat de afgescheidenen geene nieuwe gezindheid zijn. Maar ten opzigte van den Staat is alle gezindheid nieuw, die in dien Staat zelven, vóór de oprigting of herstelling, niet bestaan heeft; b.v. de Protestantsche Godsdienst, ofschoon, naar het gevoelen harer oprigters of herstellers, luther, calvijn, zwingli enz., eigenlijk de oudste, ja die der eerste Christenen, was echter, ten opzigte van de in 1517 en vervolgens be-