Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 331]
| |
Dit werk kan in twee deelen verdeeld worden: aanteekeningen van den Hoogl. wendt, bl. 1-122; resultaten der ervaring van den Hoogl. van der breggen, bl. 122 tot het einde. Uit het Voorberigt verneemt men, dat, ondanks de belangrijkheid van een werk van Prof. wendt, die Kinderkrankheiten, de vertaling daarvan Prof. van der breggen minder geschikt en noodzakelijk voorkwam. Hij dacht echter den Uitgever eene afzonderlijke uitgave der aanteekeningen over de Scarlatina te mogen aanraden, waartoe hij te meer aandrang gevoelde, omdat eene dertigjarige praktische loopbaan hem tevens in de gelegenheid stelde, uit eigene ervaring een en ander daarbij te kunnen voegen. Wij zullen dus eerst de aanteekeningen van den Hoogl. wendt overwegen, en daarna de ervaring van den Hoogl. van der breggen beschouwen. De aanteekeningen over de roodvonk behelzen niets nieuws; maar de beschouwing en behandeling der ziekte wordt in eene geleidelijke orde voorgesteld. Ervaring en rede bieden elkander getrouw de hand. De ervaring is zuiver; de redeneringen, op haar gegrond, zijn juist; geen stelsel wordt bij uitsluiting hulde gedaan. Deze aanteekeningen zijn dus wel waardig gelezen te worden, en menig jong Arts zal er nut mede kunnen stichten. Het ontbreekt tusschenbeiden niet aan nuttige wenken, zoo als onder anderen die over de versterkende geneeswijze in het algemeen bij herstellende lijders, bl. 89 en verv. Eene aanteekening heeft onze aandacht, om eenige tegenstrijdigheid, bijzonder tot zich getrokken. Over de voorbehoedingsmiddelen sprekende, bl. 117, wordt ook van de bekende toediening der Belladonna gewag gemaakt. Bl. 118 zegt de Schrijver: ‘In lateren tijd heeft berndt dit voorbehoedingsmiddel weder aangewend, en roemde hetzelve algemeen; waarop het ook bij ons weder meermalen is beproefd geworden, en na eenige waarnemingen zich ook scheen te bevestigen; bij- | |
[pagina 332]
| |
zonder schijnt een geval zeer beslissend; waar in een weeshuis in onze stad (Breslau) drie kinderen spoedig na elkander aan Scarlatina ziek werden, en aan de overigen het Belladonna-middel gegeven werd. Slechts één knaapje werd nog ziek; de overigen bleven van de besmetting verschoond.’ En onmiddellijk daarna, bl. 119: ‘Thans zijn de Geneesheeren grootendeels van de werkeloosheid en het krachtelooze van de Belladonna tot verhoeding van de Scarlatina overtuigd, en wordt aan de aanwending van dit middel niet meer gedacht.’ In het bijvoegsel doorloopt de Hoogl. van der breggen de aanteekeningen van zijnen ambtgenoot, vereenigt zich grootendeels met dezelve, en is somwijlen van een ander gevoelen. Op grond van eigene ervaring, meent hij over deze ziekte, na eene dertigjarige praktische loopbaan, meer beslissend voor zijn gevoelen, dan voorheen, te mogen uitkomen. (Voorr. bl. VI.) Daar de roodvonk niet overal dezelfde is, noch kan wezen, door de invloeden, welke hare ontwikkeling wijzigen, zoo zal er steeds verschil in de behandeling blijven bestaan. Dit zal echter minder groot zijn, wanneer men de ziekte naar de natuur behandelt, en niet uit het gezigtpunt van een of ander heerschend stelsel. Zoo zouden wij uit onze ervaring het voorschrift van joseph frankGa naar voetnoot(*) aanprijzen: Vis scarlatinae simplicis curam feliciter absolvere? Committe morbum naturae. (Laat de genezing der eenvoudige roodvonk aan de natuur over.) In elk geval, bij den aanvang der ziekte, zouden wij de aanwending der antiphlogistische geneeswijze aanprijzen; echter in derzelver ruimen omvang, niet slechts bepaald bij bloedonttrekkingen, steeds een waakzaam oog houden op den aandrang van het bloed naar de hersenen, (onder welke omstandigheden de aanzetting van bloedzuigers langs den hals de aandacht verdient) koude fomentatiën over het hoofd daarbij | |
[pagina 333]
| |
voegen, de algemeene aanwending van koude wasschingen alleen met de meeste omzigtigheid gedoogen, en slechts onder een geneeskundig toezigt. Over het braakmiddel zouden wij wederom minder eenstemmig met den Hoogl. van der breggen denken, vooral wanneer dit met geen antigastrisch doel wordt voorgeschreven. Geene nadeelige gevolgen te zien (bl. 153) strekt nog niet tot aanprijzing. Is de antiphlogistische behandeling die, welke de Scarlatina vereischt, bl. 153, dan komt de werking van het braakmiddel op het zenuwstelsel minder te pas, juist om de beide redenen, ontstekingstoestand en congestiën, (bl. 152) hoe gering die mogen zijn. Van der breggen beaamt ook, bl. 138, het gevoelen van wendt (bl. 14): ‘De voorwaardelijke oorzaak van de Scarlatina is en heet ontsteking, niet van een' roosachtigen maar van een' eigenaardigen aard.’ In deze gevallen, zegt j. frank, zijn de twee voornaamste hulpmiddelen bloed- en warmte-onttrekking en zorg voor open lijf, (lenis alvi purgatio.) Het komt veeltijds in de roodvonk het meest op eene zorgvuldige behandeling aan van alles, wat tot den lijder betrekking heeft; en wanneer wij sydenham niet geheel kunnen toestemmen, dat niemand aan deze ziekte sterft dan door te groote drukte van den Arts of door te veel hulp van den Apotheker, zijn wij hier vooral van het gevoelen van storch: quod potest fieri per pauca, non debet fieri per multa. (Gebruik nooit veel, waar gij met weinig kunt toekomen.) |
|