Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMarco Visconti. Eene Geschiedenis uit de veertiende Eeuw. Door T. Grossi. II Deelen. Naar het Italiaansch. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1837. In gr. 8vo. 623 Bl. f 6-:Het goede onthaal, dat ook in ons vaderland algemeen aan manzoni's Verloofden is te beurt gevallen, heeft, naar het schijnt, den Heer van boekeren aangespoord, om in den bovenstaanden roman eene tweede soortgelijke vrucht der Italiaansche letterkunde op onzen bodem over te planten. Hij heeft in beide deze stukken eene gelukkige keuze gedaan. Bij den vloed van geschiedkundige romans, waarmede Italië in de laatste jaren, even als de meeste andere landen, is overstroomd, verdienen beide deze werken, dat van grossi zoowel, als dat van manzoni, eene gunstige onderscheiding. Het romanschrijven is een vak van hedendaagsche Letterkunde, welks moeijelijkheid en verdienstelijkheid geheel afhangt van de wijze, waarop de bewerking geschiedt. Hoe vele romans zijn er in de laatste vijftig à zestig jaren in het licht verschenen! Hoe vele schrijvers hebben bijna in alle landen daaraan hunne krachten beproefd; een bewijs misschien, dat de proeve op zichzelve niet zeer ongemakkelijk moet gerekend worden: maar hoe weinigen hebben zich daardoor eenen blijvenden roem verzekerd; een blijk, dat tot het gelukkig slagen veel behoort. Grossi, wiens marco visconti, in een net gewaad gestoken en vertaald, gelijk men behoort te vertalen,Ga naar voetnoot(*) hier aan het Nederlandsche publiek wordt aangeboden, is | |
[pagina 313]
| |
blijkbaar een navolger van manzoni, in den goeden zin des woords, geen copiist, maar die poogt in denzelfden geest en smaak te schrijven. De toestand van het Milanesche gebied in een gedeelte van de veertiende eeuw, zuchtende onder een pauselijk interdict, terwijl een tegenpaus het wettige opperhoofd der kerk van het gezag had beroofd, leende hem de kleuren tot zijn tafereel; terwijl marco visconti en zijn trotsch, eerzuchtig, maar in vele opzigten edel karakter door hem op eene treffende wijze worden geteekend. Misschien ware het voor sommige lezers niet ongevallig geweest, indien de Vertaler, hetzij bij wijze van voorberigt, hetzij in eene noot, eenige geschiedkundige ophelderingen had gegeven, die den onbedrevéne ten aanzien van sommige punten nog meer hadden kunnen toelichten, dan grossi, in Italië schrijvende, noodig vond opzettelijk te doen. Het boek levert eene aangename en onderhoudende lectuur op. Verschillende der karakters zijn goed en fiksch geteekend; de voordragt is levendig, en de geschiedenis boeijende. Ofschoon Rec., met den Vertaler, manzoni's Verloofden hooger schat, zoo zal misschien het groote publiek der Romanlezers daarmede niet instemmen. Rec. hoorde wel eens klagen, dat sommige gedeelten van manzoni, b.v. de beschrijving van de pest te Milaan, te lang waren. Dergelijke aanmerkingen zal men op grossi niet maken; en toch zal ook hij, die in eenen geschiedkundigen roman de kleur des tijds, het karakter van volken of menschen wenscht op te merken, of het menschelijke hart in deszelfs verschillende aandoeningen en werkingen wenscht gade te slaan, dit boek niet onvoldaan terzijde leggen. Tot staving van een en ander zou Rec. wijzen op de hier treffend beschrevene gevolgen van het interdict; op de beschrijving der woeste huurbenden, zoowel bij de verwoesting van Limonta, als bij de belegering van Milaan; op het karakter van visconti zelven, van lupo, trimacoldo, den Graaf delbalzo enz.; op de beschrijving van het tooneel tusschen marco en ermelinda enz. Dat grossi een meester is in het schilderen van de werkingen der menschelijke hartstogten, en daartoe partij weet te trekken van de situatiën, waarin hij zijne personen doet optreden, bewijst onder anderen de aandoenlijke teekening van ouderlijke droefheid bij eenen schipper en zijne vrouw, die hunnen eenigen zoon hebben verloren. Wie die tooneelen zonder aandoening kan lezen, diens | |
[pagina 314]
| |
gevoel moet wel zeer verstompt zijn. De oude vrouw, in hare gedachteloosheid de tafel ook voor den verdronken lieveling dekkende, en vervolgens de hem toegedachte spijze aan zijnen hond gevende, die met de ouders schijnt te treuren, haren echtgenoot tot den maaltijd dringende, opdat ook hij niet moge bezwijken, met moeite eenige lepels brij doorzwelgende, om hem tot eten aan te moedigen, en eindelijk in bittere tranen uitbarstende, en van den anderen kant de ruwere visscher in sprakelooze droefheid verzonken, van tijd tot tijd als ondanks zichzelven losbarstende met een mengsel van woestheid en teederheid, en dat alles bij beiden opgelost in hun eenvoudig godsdienstig gevoel, het is in waarheid een tafereel, dat ons het harte boeit en treft. Rec. onthoudt zich van de mededeeling eener dorre schets van het verhaal. Zij dient nergens toe, dan om het genoegen der verrassing weg te nemen. Hij eindigt liever met den wensch, dat ook deze Italiaansche roman den bijval moge vinden, dien hij boven vele soortgelijke werken van smaak verdient. |
|