zwakst voor. De Heer melas (of schwarz, of wie ook onder dezen hoogstwaarschijnlijk verdichten naam schuilt) verplaatst zijne Lezers in de Middeleeuwen; maar Rec. vond den geest en de kleur van dien tijd niet overal in de geschetste tooneelen en karakters. Het pantheïsmus, door een ondergeschikt persoon aan den dag gelegd, (D. II. bl. 136 env.) was, althans in den vorm, waarin het daar verschijnt, destijds onbekend, en doet veeleer aan onze dagen denken; zelfs leest men er van hedendaagsche uitvindingen, zoo als van de kunst, om, door middel van metalen pijpen, de vertrekken met heete lucht te verwarmen.
Voor zoo veel Rec. uit de twee eerste deelen kan opmaken, zou hij den hoofdinhoud van dit boek noemen eene voorstelling van de zoogenoemde Gothische bouwkunst in haar ontstaan, en in hare tegenstelling en haren strijd met den heerschenden smaak in de Middeleeuwen, d.i. met de Grieksche, Romeinsche en Byzantijnsche bouwkunst. Daartoe heeft de Schrijver den beroemden Stichter van de hoofdkerk van Straatsburg, den vermaarden erwin van steinbach, tot den held van zijnen Roman gekozen. Hij laat hem als jongeling, brandende van liefde voor zijne kunst, naar Keulen reizen, waar de destijds beroemde Meester diederik met het bouwen van den Dom bezig was. Nadat erwin hier eenigen tijd vertoefd heeft, gaat hij op reis naar het Noorden, waarop hij ook de Nederlanden aandoet. Het tweede deel is geheel en al toegewijd aan het verblijf van den kunstenaar, die van twee vrienden, een' portret- en een' landschapschilder, vergezeld is, in Zweden, alwaar hij met personen uit de hoogste kringen in aanraking komt. Het ontbreekt in het eerste zoowel als in het tweede deel niet aan belangrijke ontmoetingen, schoone karakters, fraaije schilderingen; terwijl alles door een' godsdienstigen geest bezield is. Het geheel deed Rec. denken aan vroegere geschriften van dien aard, door tiek, de schlegels en anderen uitgegeven. De Vertaler heeft zijne taak doorgaans wèl volvoerd, en de hier en daar voorkomende verzen zijn gelukkig overgebragt.