Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Matigheidsgezelschappen in de Vereenigde Staten van Amerika, met eenige bijzonderheden over die van Engeland, Zweden en andere landen, door R. Baird. Naar het Fransch gevolgd. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1837. In gr. 8vo. 135 bl. f 1-25.Welk menschenvriend treurt niet, als hij de ellende indenkt, die, onder de mindere standen vooral, door het misbruik van zoogenoemde sterke dranken veroorzaakt wordt? Hoe veel gebrek in de huisgezinnen; hoe veel twist onder de huisgenooten; hoe vele levens tot een' onzaligen last gemaakt, gekrenkt en verkort; hoe vele misdrijven en snoode gruwelen heeft dit misbruik niet voortgebragt! O thou invisible spirit of wine, if thou hast no name to be known by, let us call thee - devil! | |
[pagina 252]
| |
Kan dit misbruik geweerd worden? Kan de handwerksman worden teruggebragt van een' noodlottigen drank, die, zelfs met mate gebruikt, noch voor zijne gezondheid noch voor zijne krachten noodzakelijk is, en een aanmerkelijk gedeelte zijns loons nutteloos doet verloren gaan? Kan het ergerlijk gezigt geweerd worden van langs onze straten zwierende ongelukkigen, die zich van hunne rede beroofd hebben, om zich aan het vee gelijk te stellen en aan de bespotting en beschimping prijs te geven? Kan het getal der kroegen, dat in onze steden schrikbarend groot is, niet langzamerhand verminderen?.... Wat de Regering des lands in dezen doen kan en zal, weten wij niet. Door de staande legers en het sedert napoleon ingevoerde stelsel van ConscriptieGa naar voetnoot(*) is in de meeste landen van Europa het getal van uit hunnen kring gerukte, drinkende en liederlijke burgers, die voor Bedelaarsgestichten en Hospitalen rijpen, jammerlijk vermeerderd, en in ons Vaderland is, sinds de afscheuring der ons vroeger opgedrongene Belgische gewesten, dit kwaad, door het in dienst blijven van vele achtereenvolgende ligtingen, nog verergerd. Maar, is er van regeringswege vooralsnog niet veel te wachten, - Menschenvrienden, Burgers, slaat de handen ineen! Ziet op het groote voorbeeld, door Amerika's Vereenigde Staten gegeven! De zaak is mogelijk. Ook daar was dat jammerlijk misbruik tot eene ontzettende hoogte geklommen. Men heeft er het jaarlijksch verbruik van sterken drank in 1828 op 273½ millioen Nederlandsche kannen geschat; anderen bepalen hetzelve op 327 millioen kannen. De bevolking der Vereenigde Staten bedroeg toen nagenoeg 12 millioen zielen, hetgeen, volgens de laagste opgaaf, 27 kannen per hoofd geeft. Indien men van die 12 millioen de vrouwen en kinderen aftrekt, die steeds het grootste gedeelte der bevolking uitmaken, is het duidelijk, dat de hoeveelheid, | |
[pagina 253]
| |
door de volwassene mannen en de jongelingen verbruikt, verbazend was, en een schrikbarend aantal dronkaards moest voortbrengen. In het verslag van het Matigheidsgezelschap over 1830 leest men, (bl. 53) dat er toen reeds, door den invloed dezer vereeniging, meer dan 2000 stokerijen opgehouden hadden te bestaan. In 1834 bestonden er in Amerika ten minste 1¼ millioen leden van Matigheidsgezelschappen, en bevoeren meer dan duizend schepen, op welke het gebruik van sterken drank verboden is, alle zeeën in koude en heete luchtstreken. Tegen zulke daadzaken is het laag, laffe spotternij over te stellen. Maar waarom, vraagt men veelligt, is volstrekte onthouding noodig; waarom is matigheid in het gebruik niet voldoende? Zoo hebben wij zelve gemeend; maar de ondervinding schijnt in Amerika de ongenoegzaamheid van eenen halven maatregel aangetoond te hebben. Men verbinde zich dan, om geenen sterken drank ooit of immer te drinken, en toone door zijn voorbeeld, dat dit voor de gezondheid niet schadelijk is (het vooroordeel, dat in koude streken geestrijke dranken tot vermeerdering der levenswarmte noodzakelijk zijn, is door het gezag van Engelsche zeereizigers wederlegd); men vermane zijne onderhoorigen, en trachte hen tot dezelfde verbindtenis te brengen: en waarom zou dan, 't geen in Amerika is tot stand gebragt, in Nederland onuitvoerbaar zijn? Het boekje, dat wij aankondigen, en dat ons aanleiding gaf om over de Matigheidsgezelfschappen in Noord-Amerika te spreken, levert belangrijke daadzaken, zonder daarom op den roem eener aangename lectuur aanspraak te kunnen maken. De gekozen vorm eener geschiedenis naar jaren geeft aanleiding tot vele herhalingen. In 1826 werd het Amerikaansche Matigheidsgezelschap opgerigt, en dit boekje schetst den voortgang der hervorming van de onmatigheid tot aan het einde van 1835, met uittreksels uit de jaarlijksche verslagen van het gezelschap. De Vertaler geeft hier en daar blijken, niet genoegzaam voor zijne taak berekend geweest te zijn. Zoo b.v. lezen wij bl. 86: ‘Een arm man uit den Staat van Massachusetts, die wel geen dronkaard was, maar die voor zijn ongeluk en dat van zijn huisgezin een dagelijksch gebruik van sterken drank maakte;’ 't geen de woordelijke vertaling van het Fransch verraadt, en waarvoor men tot zijn ongeluk had moeten schrijven. Even weinig | |
[pagina 254]
| |
Hollandsch is de constructie op bl. 100: ‘Toen hij hersteld was, de regter, die hem verhoorde, hem vragende of de aanvallers dronken waren, antwoordde hij neen,’ en dergelijke voorbeelden zouden wij nog meer kunnen aanhalen. Maar om de nuttige strekking van het geschrift zien wij deze gebreken gaarne over 't hoofd, en prijzen het boekje ter lezing, overdenking en behartiging van ware vrienden van het Vaderland en van het Volksgeluk ruimschoots aan. |
|