Honesta. Victorine. De Doop, enz. Drie Verhalen, door A. Schoppe, geb. Weise, A. van Schonen en David Russa. Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1836. In gr. 8vo. 303 Bl. f 2-75.
Deze bundel behelst drie fraai en belangwekkend geschrevene, zelfs in vele opzigten leerzame, maar tevens treurige verhalen, die den lezer in eene weemoedige stemming brengen. Als wij toch verdichte of grootelijks opgesierde geschiedenissen doorbladeren, behagen ons altijd de zoodanige meer, die door eene gelukkige uitkomst ons verrassen. Een fraai vignet versiert het titelblad. Jammer slechts, dat alles, zoo wel kamer en meubelering, als het lezende meisje, Victorine zelve, er zoo modern uitziet. Men zou wanen iets uit het jaar 1836 te zien voorgesteld, en het verbeeldt eene dame en eene kamer uit den tijd van lodewijk den XV! - David russa's verhaal: de Doop, is in zijne gewone manier; maar wij hopen niet, dat de scheidsmuur tusschen Christenen en Joden op die wijze zal instorten, als de Schrijver schijnt te wenschen, zoodat beide partijen, met verzaking van het geloof, zoo wel aan de oudere als aan de Christelijke Openbaring, eindigden met in het Deïsme te berusten. En waarlijk, zoo zij dan gelijk wierden aan den als Deïst afgeteekenden Jood, den ouden Hirschman, dan zouden de Christenen er veel bij verliezen, en de Joden er niet beter op worden: want hatelijker, onverzoenlijker en wraakzuchtiger, dan die zoogenaamd verlichte Jood wordt afgeschilderd, om nu nog van zijne geldzucht te zwijgen; onchristelijker, in één woord, kan naauwelijks de dweependste aanhanger van den Talmud zijn. Dit laatste verhaal beviel ons dan ook het minste.